Jos van Noord is een halve eeuw journalist, was jarenlang Midden-Oosten correspondent, thans columnist bij Omroep Zilt (Friesland).
4 April 2024 Lees meer overWie zich kritisch uitlaat over Israëls misdaden wordt direct uitgemaakt voor antisemiet, weet journalist Jos van Noord. ‘Ik ken mensen die dat CIDI-mantra inmiddels als een eretitel zien.’
Ben ik antisemiet? Dacht van niet: ik heb aan niemand een hekel, zeker niet aan ‘groepen’ of ‘volksstammen’. Bij voetbalwedstrijden kom ik nooit. Toch ben ik al bij herhaling van antisemitisme beticht.
Jarenlang was ik Midden-Oosten-correspondent van de grootste krant van het land. Ik ken de regio, spreek de taal een beetje, maar ik voel me geen deskundige.
Ervaring leerde mij dat degene die een kritisch woord laat horen over Israël meteen emmers drek over zich uitgestort krijgt. Zo iemand wordt gelijk als verachtelijke antisemiet weggezet. Het propagandabureau van Israël in Nederland heeft daar een handje van, heeft er dikwijls ook de hand in. Ik ken deze pappenheimers, sommigen werkten eerder ook op mijn redactie.
Mijn opvolger in het Midden-Oosten werd ook dikwijls antisemiet genoemd. Hij grapte dan steevast: ‘Nee hoor, ik heb helemaal geen hekel aan Arabieren!’
Semieten zijn alle semitisch sprekende volkeren in het Midden-Oosten. De merendeels Amerikaanse kolonisten met hun nederzettingen in de bezette Palestijnse gebieden (oorspronkelijke bewoners worden er stelselmatig met geweld uit hun huizen verdreven) zijn dus al geen semieten. Zij hebben meer gemeen met cowboys en gedragen zich ook zo.
Helen Thomas, de vaste Witte Huis-verslaggever van persbureau UPI die vanwege haar anciënniteit bij elke persconferentie van de Amerikaanse president de eerste vraag mocht stellen, herinnerde er al eens aan. Ook zij werd ervan beschuldigd antisemiet te zijn. ‘Een absurd verwijt’, zei Thomas, van Libanese afkomst: ‘Ik ben nota bene zelf semiet!’
Daar moest ik aan denken, toen ik voor de zoveelste keer van antisemitisme werd beschuldigd nadat ik er in de krant aan herinnerde hoe het Joodse kookboek begint: ‘Men lene een ei.’
Woedend waren de Israël-agenten van het CIDI. Tot ik erop wees dat het een mop was van Max Tailleur. Daarna hoorde ik niks meer.
Let wel: ik ben een fan van Israël. Een veilige haven voor bedreigde Joden. Maar wel binnen de eigen grenzen, zoals die internationaal zijn vastgesteld. Lekker bekvechten in de Knesset, maar niet donderjagen bij de buren. Zo simpel.
Dat begreep ook Hosni Mubarak, de oude president van Egypte. Zijn voorganger Anwar Sadat sloot vrede met Israël, onder Amerikaanse druk. Nog bestaat er geen enkele Egyptenaar die van Israël houdt. De al decennia voortdurende bezetting en onderdrukking van de Palestijnen weerhoudt alle Arabieren van een oprechte vriendschap met hun semitische broeders in de Joodse staat. Sadat werd in 1981 tijdens een parade vermoord om het vredesakkoord en Mubarak stond daar op de tribune bij, zag de aanslag gebeuren. Dus toen ik Mubarak een vraag mocht stellen, bij een bezoek van de president aan de buitenlandse persvereniging in Cairo, vroeg ik hem waarom er maar geen vooruitgang werd geboekt in het vredesproces met de Palestijnen. Mubaraks antwoord weet ik nog bijna letterlijk: ‘Als een dakloze naar jouw huis komt, dan gun je hem allicht onderdak. Een kamer. Maar als die gast andere daklozen ronselt die vervolgens jouw complete huis bezetten, de oorspronkelijke bewoners eruit gooien en dan zeggen over vrede te willen praten, dan zal iedereen met gezonde hersens zeggen: ga eerst eens mijn huis uit, dan kunnen we daarna over vrede praten!’
Beetje dom en als zodanig ook doorzichtig om iedereen met terechte kritiek op Israël antisemiet te noemen. Dat CIDI-mantra, daar trapt toch niemand meer in…
Ik ken mensen die het inmiddels als een eretitel zien. Zij worden antisemiet genoemd, enkel omdat zij de vinger op zere plekken durven te leggen.
Israël raakt steeds verder van het padje. Vol haat tegen iedereen. Een wantrouwig volk dat zich ook daarom van niemand iets aantrekt.
In Gaza (waar Israël niets te zeggen heeft, maar er de bevolking al jaren in gijzeling houdt) heeft Israël een slachting aangericht die zijn weerga in de moderne geschiedenis nauwelijks kent. Tienduizenden burgerdoden, meest kinderen en hun moeders. Gaza is verwoest.
Intussen plunderen die voorbeeldige Israëlische soldaten de verwoeste huizen van verdreven Palestijnen en worden er door de zionistische krijgsmacht aan de lopende band gruweldaden begaan.
De media lopen Israël alleen maar voor de voeten, zij onthullen de dagelijkse Israëlische misdaden tegen de menselijkheid. Daarom moeten ook journalisten uit de weg geruimd worden. Ruim honderd collega’s zijn in Gaza doelgericht door Israël vermoord.
De meest leugenachtige CIDI-tactiek: aldoor doen alsof het drama begon op 7 oktober. Terwijl dit nu juist de dag was dat in Gaza opgesloten Palestijnen hun jarenlange gijzeling niet langer konden verdragen, hun woede daarover ontplofte en zij zich verschrikkelijk te buiten gingen in een gruwelijke tegenactie. Wat had Israël verwacht, na al die jaren van tenminste even gruwelijke bezetting en onderdrukking, het voortdurende tergen van het Palestijnse volk? Champagne?
Als ik zelf weer eens word beschuldigd van antisemitisme, omdat ik schrijf dat Israël al decennia z’n boekje ver te buiten gaat, z’n buren dag-in dag-uit terroriseert, gijzelt, onderdrukt, vernedert en recent zelfs het verwijt over zich afriep van volkerenmoord, ook door uithongering van de Palestijnen, dan moet ik opeens denken aan mijn voorganger in Beiroet. Die sprak ooit luidkeels schande van de door Israël gefaciliteerde moordpartijen in de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Chatilla, ten zuiden van de Libanese hoofdstad, waarop de eindredacteur in Amsterdam hem verbouwereerd toebeet: ‘Sta je dan niet meer achter Israël?’
‘Tuurlijk sta ik achter Israël!’ schoot de correspondent boos terug. ‘Want als ik voor ze ga staan, kan ik niet zien wat ze achter mijn rug uitspoken!’