Daan de Grefte, Floor Knoote, Lydia de Leeuw & Ron Rosenhart

Daan de Grefte is senior juridisch medewerker verbonden aan het European Legal support Center
Floor Knoote is onafhankelijk onderzoeker mensenrechten en extern ondersteuner van het juridisch team
Lydia de Leeuw is strategic litigation lead bij de Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO)
Ron Rosenhart biedt externe juridische ondersteuning aan het juridisch team

3 September 2025 Lees meer over
Klik hier voor Nederlandse versie

Daan de Grefte, Floor Knoote, Lydia de Leeuw & Ron RosenhartNationale rechtbanken zijn laatste bastion ter voorkoming van genocide: overwegingen bij de Nederlandse zaak

Vandaag dient de beroepszaak van zeven Nederlandse en drie Palestijnse organisaties tegen de Nederlandse staat om een eind te maken aan zijn rol in Israëls genocide, bezetting en kolonisatie van Palestina. Betekent het Genocideverdrag in de praktijk iets en draagt het daadwerkelijk bij aan het voorkomen en tegengaan van genocide, of is het niets dan een dode letter?

2WJ0B7J THE HAGUE - Protest prior to the verdict. The court in The Hague will decide on appeal whether the Netherlands can continue to export spare parts for F-35 fighter planes to Israel. The case was brought by Oxfam Novib, PAX and The Rights Forum who believe that the F35 contributes to violations in Gaza. ANP LEX VAN LIESHOUT netherlands out - belgium out

Vandaag, woensdag 3 september, is de dag waar we de afgelopen twintig maanden naartoe hebben gewerkt. Het is de dag waarop we namens een coalitie van drie Palestijnse (Al-Haq, Al Mezan Center for Human Rights en PCHR) en zeven Nederlandse organisaties tegenover de Nederlandse staat staan in de beroepszaak voor het gerechtshof in Den Haag. Onze inzet is een eind te maken aan de rol van de Nederlandse staat in de door Israël gepleegde genocide, illegale bezetting en kolonisatie van Palestina.

Wat Israël met Gaza van plan was is nooit geheim geweest. De verstikkende blokkade die het gebied al sinds 2007 was opgelegd, veranderde in de loop van 2023 in een regelrecht genocidaal beleg. Op 9 oktober 2023 verklaarde de Israëlische minister van Defensie Yoav Gallant, tegen wie inmiddels door het Internationaal Strafhof een arrestatiebevel is uitgevaardigd: ‘Er komt geen elektriciteit, geen voedsel, geen water, geen brandstof… We zijn in gevecht met menselijke beesten.

In dezelfde periode is de Israëlische kolonisatie van de Westelijke Jordaanoever verder opgevoerd met de vernietiging van recordaantallen woningen, geëscaleerd geweld van kolonisten en de inname van meer gebied dan ooit om de illegale nederzettingen uit te breiden.

Het vizier op degenen die de genocide mogelijk maken

De Israëlische genocide in Gaza wordt zonder twijfel mede gepleegd door Westerse landen. Israël had de verwoesting in Gaza niet kunnen uitvoeren zonder aanhoudende Westerse steun, bij elke stap van het proces.

Tal van Israëlische overheidsfunctionarissen erkennen openlijk dat Israël ongehinderd te werk gaat en zich niets aan het internationaal recht gelegen laat liggen. Daarbij is al spoedig op pijnlijke wijze duidelijk geworden dat de traditionele bondgenoten van Israël op geen enkel moment de intentie hebben gehad tussenbeide te komen en de voortgang van de genocide te stoppen.

Dit totale gebrek aan politieke wil om vast te houden en uitvoering te geven aan het internationaal recht en recht te doen aan het Palestijnse volk is de reden waarom het in deze rechtszaak altijd om meer is gegaan dan ‘simpelweg’ de beëindiging van wapenhandel die oorlogsmisdaden mogelijk maakt, of het verbieden van handel met illegale nederzettingen. Die beide activiteiten zijn in feite altijd al onwettig geweest. Waar het in deze zaak vooral ook om gaat is: van de Nederlandse rechterlijke macht een antwoord te vragen op de fundamentele vraag: wat zijn staten wettelijk verplicht te doen als hun nauwe bondgenoot genocide pleegt?

Onvoldoende kennis in parlement

Gedurende het verloop van deze genocide is de Nederlandse staat, in plaats van te voldoen aan zijn wettelijke plicht om ‘alle redelijkerwijs beschikbare middelen aan te grijpen om […] genocide te voorkomen’, voortgegaan met:

  • het goedkeuren van exportvergunningen voor wapens en dual-use-goederen aan Israël;
  • het toestaan van de uitvoer naar Israël van dienst- en politiehonden, die door het Israëlische leger kunnen worden ingezet om Palestijnen te terroriseren en te martelen;
  • het toestaan dat Nederlandse ondernemingen als Booking.com profiteren van handel met Israëlische nederzettingen;
  • het hosten van datacenters voor de opslag van Israëlische militaire surveillancedata die wordt gebruikt voor de onderdrukking en liquidatie van Palestijnen.

Hoewel sommige leden van de Tweede Kamer merkbaar meer druk op de regering zijn gaan uitoefenen door het indienen van moties, bestaat er in het parlement onvoldoende kennis van de feiten. Toen het Kamerlid Don Ceder bijvoorbeeld vorige week nog ten onrechte beweerde dat Nederland geen wapens meer uitvoert naar Israël, was er niet één parlementariër die hem tegensprak – ondanks het feit dat er nog altijd exportvergunningen worden verleend en de officiële lijsten van wapenexporten publiek beschikbaar zijn.

Helaas lijkt niemand bereid te zijn zulke documenten na te kijken. Hetzelfde geldt voor de VN-database van bedrijven die profiteren van de Israëlische bezetting. Die database bestaat, en bevat al jaren de gegevens van Nederlandse bedrijven, toch lijkt vrijwel niemand in het parlement ervan te weten, laat staan er actie op te ondernemen.

Heldere uitspraken Gerechtshof

Daar komt bij dat veel politici weinig besef hebben van de verantwoordelijkheden van de Staat in de context van genocide en illegale bezetting. Het Internationaal Gerechtshof (ICJ) oordeelde al eenentwintig jaar geleden dat de Israëlische nederzettingen illegaal zijn. In januari 2024 stelde het Hof vast dat er een plausibel gevaar bestond dat Israël in de Gazastrook genocide pleegt.

Vervolgens bestempelde het Hof in juli 2024 de aanwezigheid van Israëlische militairen en kolonisten in de door Israël bezette Palestijnse gebieden als illegaal en benoemde de wettelijke verantwoordelijkheden die daaruit voor derde staten voortvloeien, waaronder de plicht ‘stappen te nemen om handels- of investeringsrelaties tegen te gaan die bijdragen aan de instandhouding van de door Israël gecreëerde illegale situatie’ in de bezette gebieden.

Tot kort geleden kwamen noties als de voorkoming van genocide en illegale bezetting vrijwel niet ter sprake in het parlementaire debat. Pas na het rondetafelgesprek in de Tweede Kamer in mei 2025, waarin Marieke de Hoon, universitair hoofddocent Internationaal Strafrecht, toelichtte tot waar de verplichtingen van derde staten in de context van genocide reiken, begonnen Kamerleden te praten over de preventie van genocide. Niettemin bleven de wettelijke verplichtingen van de Nederlandse staat grotendeels ongenoemd in het politieke debat.

Ondanks de grote rode-lijndemonstraties, de sit-ins van ambtenaren, studentenprotesten, de peilingen die de mate van verontwaardiging onder het Nederlandse publiek aangeven, én het feit dat geen enkele verandering is gekomen in het genocidale beleid van Israël, is de Nederlandse regering niet van koers veranderd. Het is duidelijk: de Nederlandse politiek verzaakt aan zijn verplichtingen onder het internationaal recht.

Toetsing van het Genocideverdrag

Hebben we een bittere les geleerd? Wettelijke verplichtingen alleen zijn niet altijd genoeg om een staat te dwingen tot optreden tegen genocide. Zulke verplichtingen betekenen heel weinig als er door de rechterlijke macht niet adequaat wordt toegezien op de handhaving ervan.

Op 13 december 2024 wees de rechtbank van Den Haag ons verzoek om noodmaatregelen af. De rechtbank oordeelde op basis van het principe van de ‘trias politica’ (de scheiding van de uitvoerende, wetgevende en rechterlijke machten) dat buitenlands beleid en beslissingen over wapenhandel primair behoren tot het domein van de uitvoerende macht – en niet van de rechtbanken – tenzij er sprake is van evidente en specifieke onrechtmatigheden. De rechtbank liet de beslissingen op deze gebieden over aan het politieke oordeel van de Staat en stelde dat het niet aan de rechter was zich te mengen in beslissingen over defensie of diplomatie.

Een federale rechtbank in Californië in de Verenigde Staten ging in januari 2024 zelfs nog verder in zijn motivering toen hij een zaak verwierp die was aangespannen tegen toenmalig president Joe Biden en de Amerikaanse minister van Defensie en die erop was gericht een eind te maken aan verdere militaire en financiële steun van de VS aan Israël, met het oog op de aanhoudende wreedheden in Gaza.

De rechtbank erkende dat Biden zeer wel medeplichtig kon zijn aan genocide, maar beriep zich op de political question doctrine, een juridische formule die door Amerikaanse rechtbanken steeds vaker wordt gebruikt om politiek gevoelige kwesties uit de weg te gaan, ook als ze onmiskenbaar juridische vraagstukken oproepen. De rechtbank vond dat de zaak ontoelaatbaar was omdat ‘elke uitspraak over de beslissing van de uitvoerende macht tot steun aan Israël beladen is met ernstige politieke vragen’.

Scheiding der machten als excuus

De situatie in Palestina roept echter ook juridische kwesties op waarover een rechtbank een uitspraak kan doen. ‘Bepalen of een staat al of niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen voortvloeiend uit het verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide is zonder twijfel een kwestie van juridische aard,’ luidde de dwingende conclusie van juridische experts.

De scheiding der machten, die van onaanvechtbare waarde is voor een constitutionele democratie, kan met behulp van een middel als de political question doctrine tot een voorwendsel van passiviteit worden gemaakt. Staten kunnen op die manier dus verzaken aan hun verplichtingen onder het internationaal recht, zoals het voorkomen van genocide, door hun passiviteit in te kleden als een politieke keuze in plaats van een schending van hun verplichtingen.

Zich verschuilen achter de scheiding der machten ontkent in dit geval dat de nationale rechterlijke macht ook in politiek gevoelige aangelegenheden nog altijd verplicht is tot handhaving van de meest fundamentele principes van het internationaal recht. Zo niet, dan zou dat betekenen dat het internationaal recht in onbruik raakt, want het recht heeft geen waarde als het alleen selectief wordt toegepast.

Wat er nu op het spel staat

De geschiedenis leert ons dat genocides plaatsvinden terwijl politici debatteren over de vraag of er al dan niet een genocide gaande is. Srebrenica. Rwanda. En nu Gaza. Staten mogen niet wachten op het oordeel van een rechtbank, ze zijn wettelijk verplicht zo vroeg mogelijk in actie te komen en een genocide te voorkomen voordat er een begin mee wordt gemaakt.

Dat is precies de reden waarom de plicht tot preventie bindend is, en neergelegd in het eerste artikel van het Genocideverdrag, dat staten verplicht om in actie te komen vanaf het moment dat ze zich bewust worden van een serieus risico.

Het is pijnlijk ons te realiseren dat actie ter voorkoming of tegengaan van de ‘misdaad aller misdaden’ uit het maatschappelijk middenveld moet komen, die dan juridische middelen moet aangrijpen om hun overheid te dwingen tot ingrijpen. Tegelijkertijd geldt, dat het feit dat zo’n pad werkelijk bestaat een belangrijk element is van een functionerende democratie gebaseerd op het recht.

Onze eisen zijn eenvoudig en gestoeld op het recht:

  1. een eind aan Nederlandse export van wapens, dual-use goederen en diensthonden aan Israël;
  2. concrete maatregelen om een eind te maken aan economische banden met Israëlische nederzettingen op bezet gebied.

Dit zijn geen radicale eisen. Dit is het absolute wettelijke minimum wat de Nederlandse staat moet doen, het gaat om verplichtingen die hij middels democratische processen vrijwillig is aangegaan.

De rechters staan op 3 september voor een cruciale vraag: betekent het Genocideverdrag in de praktijk iets en draagt het daadwerkelijk bij aan het voorkomen en tegengaan van genocide, of is het niets dan een dode letter?

Dit is het eerste artikel in een serie over de genocide-zaak tegen de Staat der Nederlanden.

© 2007 - 2025 The Rights Forum