Op 1 juli 2002 trad het in Den Haag gevestigde Internationaal Strafhof in werking, nadat vier jaar eerder het Statuut van Rome was aangenomen, het oprichtingsstatuut van het hof. Daarmee ging een binnen de VN lang gekoesterde wens in vervulling voor het instellen van een internationaal hof ter vervolging van ernstige schendingen van het internationaal recht, waaronder oorlogsmisdaden. Het hof kan individuele plegers van genocide, misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en agressie vervolgen.
Het hof kan alleen in actie komen als de staat waar de vermeende misdaad plaatsvond, of waarvan de vermoedelijke dader onderdaan is, niet zelf tot berechting in staat is. Daarnaast moet de staat in kwestie zich bij het hof hebben aangesloten (momenteel geldt dat voor 124 landen) en moet de daad hebben plaatsgevonden na de oprichtingsdatum 1 juli 2002. Diezelfde voorwaarden gelden als de aanklager van het hof uit eigen beweging besluit een onderzoek in te stellen. Ook de VN-Veiligheidsraad kan zaken naar het hof verwijzen. Dan geldt de staatgebondenheid niet.
Voor de Palestijnen gaf de oprichting van het hof uitzicht op gerechtigheid naarmate het ‘vredesproces’ langer zonder resultaat bleef en Israël zijn eerdergenoemde schendingen van het recht ongestoord voortzette. Een concreet aanknopingspunt voor het aanpakken van Israëls nederzettingenbeleid bood het Statuut van Rome, waarin het koloniseren van bezet gebied onder de oorlogsmisdaden valt:
For the purpose of this Statute, ‘war crimes’ means: […] The transfer, directly or indirectly, by the Occupying Power of parts of its own civilian population into the territory it occupies […].
Op 22 januari 2009 diende de Palestijnse Autoriteit (PA) een verklaring bij het hof in waarmee ze de rechtsmacht van het hof erkende voor ‘daden gepleegd op Palestijns grondgebied’. Ze hoopte het hof tot onderzoek te kunnen bewegen naar mogelijke oorlogsmisdaden, begaan door Israël (en Hamas) tijdens het enkele dagen eerder beëindigde Israëlische offensief tegen de Gazastrook. Onderzoek bleef echter uit, en op 3 april 2012 liet het hof weten dat Palestina niet kon toetreden omdat het nog niet door de VN als staat was erkend.
Daar kwam verandering in op 29 november 2012. Toen besloot de Algemene Vergadering van de VN de status van Palestina te verhogen van ‘waarnemende entiteit’ tot non-member observer state: waarnemerstaat die (nog) geen volwaardig VN-lid is − een status die ook het Vaticaan heeft. Van de 193 VN-landen stemden 138 (72 procent) vóór en negen (5 procent) tegen, terwijl 41 landen (21 procent), waaronder Nederland, zich van stemming onthielden.
In augustus 2014 verklaarde de hoofdaanklager van het hof dat de weg voor Palestina nu vrij was, en begin januari 2015 diende de PA opnieuw een verklaring in waarmee ze de rechtsmacht van het hof erkende. Tegelijkertijd diende ze bij de VN aanvragen in voor toetreding tot 22 internationale verdragen, waaronder het Statuut van Rome. Na de gebruikelijke negentig dagen wachttijd trad Palestina op 1 april 2015 als 123e lidstaat tot het Strafhof toe.
In plaats van de toetreding toe te juichen − waarmee de Palestijnen immers ook de rechtsmacht van het hof accepteerden voor vervolging van eventuele Palestijnse oorlogsmisdaden − stelde Israël alles in het werk om de toetreding te voorkomen. In een oproep aan het hof om het ‘hypocriete verzoek van de PA ondubbelzinnig af te wijzen’, besmeurde het de PA en prees het zichzelf als voorbeeldig handhaver van het recht. Palestina zou geen staat zijn, betoogde het, en bovendien waren het juist de leiders van de PA die zich zorgen moesten maken om vervolging. Binnen de Palestijnse regering werkten zij immers samen met Hamas, en dat kwam neer op ‘collaboratie met een erkende terreurorganisatie die, net als Islamitische Staat, oorlogsmisdaden pleegde’. Israël en zijn ‘morele leger’ daarentegen hielden zich voorbeeldig aan het internationaal recht en waren uitstekend in staat het eigen handelen ‘volgens de hoogste standaarden’ te beoordelen:
The ones who should be afraid of legal proceedings are the leaders of the PA who, in the framework of the unity government with Hamas, are collaborating with a professed terrorist organization. Hamas, like the Islamic State, commits war crimes such as shooting at civilians from within population centers. […] Israel is a law-abiding state with a moral army that upholds international law and knows how to check itself in accordance with the highest standards.
Israël concludeerde dat de PA, door een eenheidsregering met Hamas te vormen, aantoonde dat ze ‘is inclined towards continuing the conflict and not negotiating with Israel’. En dan was er nog iets: de PA schond volgens Israël ook de afspraken die beide partijen in het kader van de Oslo-akkoorden hadden gemaakt: vrede kon alleen tot stand komen door directe onderhandelingen tussen de twee partijen, ‘not by unilateral dictates’. Om de Palestijnen verder onder druk te zetten staakte Israël de afdrachten aan belastinginkomsten aan de PA; Israël int nog altijd de invoerbelasting op goederen die in Palestina worden geïmporteerd.
De obstructie van Israël is een schoolvoorbeeld van de wijze waarop het land opereert om de Palestijnen af te houden van stappen die de bezetting en kolonisering zouden kunnen schaden − in dit geval: die ertoe zouden kunnen leiden dat Israëlische bewindspersonen of militairen voor het Strafhof worden gedaagd. Wenden de Palestijnen zich tot instellingen als het Strafhof of de Veiligeidsraad, dan heten dat ‘eenzijdige stappen’ die tot ‘unilaterale dictaten’ leiden die Israël niet zal accepteren, en kunnen de Palestijnen rekenen op Israëlische strafmaatregelen. Alles is erop gericht de Palestijnen gevangen te houden binnen het ‘vredesproces’ dat hen sinds 1993 van de regen in de drup heeft gebracht.
Israël, dat zelf niet bij het Strafhof is aangesloten, kreeg zoals vaker, steun van de VS en de Europese Unie (EU). Hoewel alle EU-lidstaten bij het Strafhof zijn aangesloten en Europa landen die nog geen lid zijn onder druk zet om toe te treden, maakte het voor Palestina een uitzondering; enkele EU-landen probeerden de PA zelfs actief van toetreding af te houden.
Maar de obstructie mocht ditmaal niet baten. De PA verzocht het Strafhof begin 2015 een vooronderzoek in te stellen naar mogelijke Israëlische oorlogsmisdaden tijdens het Israëlische offensief tegen Gaza in 2014, later gevolgd door het verzoek te onderzoeken of Israël zich met zijn nederzettingenpolitiek aan oorlogsmisdaden bezondigt. Israël riep daarop de donoren van het Strafhof op hun bijdragen aan het hof te staken, en volgens mediaberichten probeerden ook westerse landen de hoofdaanklager van het hof te ontmoedigen onderzoeken in te stellen. Een in Nederland woonachtige juriste van de Palestijnse mensenrechtenorganisatie Al-Haq, die het Strafhof van documentatie voorzag, ontving zelfs doodsbedreigingen.
De vooronderzoeken van het Strafhof zijn nog altijd gaande. Daarin worden aanwijzingen voor mogelijke oorlogsmisdaden verzameld. Aan de hand daarvan beoordeelt de aanklager of er voldoende grond is om daadwerkelijke onderzoeken in te stellen.