Nederland krijgt de 96 zonnepanelen terug die Israël in een Palestijns dorp in beslag had genomen. Of ze in het dorp kunnen worden teruggeplaatst is nog de vraag, aldus de ministers Koenders en Ploumen. Zij benadrukken dat Israël als bezetter verplicht is in de basisbehoeften van de Palestijnse bevolking te voorzien.
De Israëlische premier Netanyahu heeft schriftelijk beloofd Nederland 96 zonnepanelen terug te geven die Israëlische bezettingstroepen eind juni in beslag namen in het Palestijnse dorp Jubbah al-Dhib. De door Nederland bekostigde panelen voorzagen het dorp van elektriciteit. Nederland is in gesprek met andere EU-lidstaten om gezamenlijk te proberen de panelen teruggeplaatst te krijgen in het dorp. Dat schrijven de ministers Koenders van Buitenlandse Zaken en Ploumen van Ontwikkelingssamenwerking in antwoord op Kamervragen van het CDA en de VVD.
Eind juni vielen Israëlische militairen het Palestijnse dorp op de bezette Westelijke Jordaanoever binnen en sloopten er een Nederlands ontwikkelingsproject, bestaande uit de zonnepanelen en bijbehorende apparatuur waarmee het dorp van stroom werd voorzien. De panelen werden door de militairen meegenomen. De overval leidde tot luid Nederlands protest – premier Rutte sprak er zelfs zijn collega Netanyahu persoonlijk op aan. Tijdens het mondelinge vragenuur van 4 juli jl. in de Tweede Kamer verwoordde minister Koenders de kritiek en de Nederlandse vastbeslotenheid om de panelen terug te krijgen in scherpe bewoordingen. De kwestie kreeg internationaal veel aandacht, onder meer in The Washington Post en het Israëlische Haaretz.
Israël betoogde dat het Nederlandse project ‘illegaal’ was, aangezien er geen vergunning voor was aangevraagd. Jubbah al-Dhib ligt in het zogeheten C-gebied (Area C) van de Westoever, dat als uitvloeisel van de Oslo-akkoorden tot eind jaren negentig onder ‘tijdelijk bestuur’ van Israël kwam, maar dat twee decennia later nog altijd staat. Israël stelt op grond daarvan dat voor hulp aan de Palestijnse bevolking een Israëlische vergunning vereist is.
In hun maandag gepubliceerde antwoorden onderstrepen Koenders en Ploumen eens temeer dat aanvragen voor een vergunning bijna per definitie tot ellenlange procedures en een afwijzing leiden, ongeacht of de aanvrager de EU, een individueel land, de VN of een ontwikkelingsorganisatie is. De praktijk leert dat ook Palestijnse ondernemers en boeren slechts bij uitzondering toestemming krijgen voor projecten. En ook zij krijgen de Israëlische slooptroepen op bezoek als ze zonder vergunning een schuur op hun eigen land neerzetten – met de rekening voor de sloop erbij.
Israëls beleid in het C-gebied, dat 60 procent van de Westoever omvat, is gericht op het verhinderen van iedere vorm van ontwikkeling van de Palestijnen, zodat steeds meer van hen gedwongen zijn hun heil buiten het gebied te zoeken. Tegelijkertijd blijft Israël in hoog tempo zijn kolonies (‘nederzettingen’) uitbreiden, waarvan de bulk in het C-gebied ligt (en de rest in Oost-Jeruzalem). De kolonisering is een ernstige schending van zowel de Palestijnse rechten als het internationaal recht, waarvoor Israël door de internationale gemeenschap veelvuldig is veroordeeld.
Jubbah al-Dhib vormt op microniveau een perfecte illustratie van dit proces. Terwijl in de illegale nederzettingen die in de omgeving verrijzen ’s avonds de lichten keurig aangaan, probeert de bevolking van het dorp al veertig jaar aansluiting te krijgen op het stroomnet. Alleen al in de afgelopen twintig jaar zijn minstens vier formele verzoeken door Israël afgewezen, schrijven Koenders en Ploumen. Gevolg: het dorp begon leeg te lopen. Het Nederlandse project was dus essentieel voor het voortbestaan van Jubbah al-Dhib, zoals andere Europese initiatieven van vitaal belang zijn voor andere Palestijnse gemeenschappen in het C-gebied.
Wezenlijker nog dan de kritiek op het vergunningensysteem is de vaststelling van de bewindslieden dat Israël krachtens het bezettingsrecht de plicht heeft in de basisbehoeften van de Palestijnse bevolking te voorzien. Volgens datzelfde recht is het slopen van eigendommen van wie dan ook (de EU, de VN, de Palestijnen zelf) verboden:
Israël heeft als bezettende mogendheid op basis van het bezettingsrecht een specifieke zorgplicht jegens de Palestijnse bevolking. Het gaat om humanitaire basisbehoeften als toegang tot (drink)water, medische zorg en levensonderhoud. Als bezettende mogendheid is het Israël op basis van het bezettingsrecht verboden roerende of onroerende goederen te vernielen, behoudens in de gevallen waarin militaire operaties een zodanige vernieling volstrekt noodzakelijk maken. Het is aan Israël om aan te tonen dat sprake is van een dergelijke uitzondering in elk concreet geval.
Op basis van het recht heeft Israël dus bovenal de plicht zelf in de basisbehoeften van de bevolking van bezet Palestina te voorzien. Dat laat het na. Vervolgens eist het dat donorlanden en -organisaties die op beperkte schaal in die behoeften proberen te voorzien vergunningen aanvragen, die zelden of nooit worden verstrekt. Gaan de donoren dan maar gewoon aan de slag, dan komen de slooptroepen langs.
Het laatste halfjaarlijkse overzicht van de EU maakt duidelijk dat het hier niet om incidenten gaat. In zes maanden tijd sloopte Israël 117 door de EU gefinancierde projecten en bouwwerken (gemiddeld bijna vijf per week), met een waarde van 312 duizend euro. Het ging om onder meer woningen, stallen, waterleidingen en landbouwprojecten. Het rapport laat ook duidelijk zien hoe de sloop en inbeslagname van door Palestijnen zelf aangelegde voorzieningen de bevolking tot vertrek dwingt.
Nederland zal doorgaan met het opzetten van projecten in Area C, bevestigen de bewindslieden in hun antwoorden. Het zal zich ook blijven inzetten voor het herstel van de stroomvoorziening in Jubbah al-Dhib, waar Israël zich klaarblijkelijk nog altijd tegen verzet.
Die strijdvaardigheid valt te prijzen, maar tegelijkertijd blijft het merkwaardig dat noch Nederland, noch andere landen van Israël vergoeding van vernielde projecten eisen. De zonnepanelen hadden een waarde van 40 duizend euro, schrijven Koenders en Ploumen, maar wat de vernietigde infrastructuur van het elektriciteitsproject heeft gekost en wie de schade vergoedt is nog onduidelijk. Het project maakte deel uit van een breder project in tien Palestijnse gemeenschappen waaraan Nederland 495 duizend euro bijdroeg. Hoe de stand van zaken in de andere negen gemeenschappen is, is eveneens onduidelijk. Zeker is wel dat Israël in de loop der jaren voor vele miljoenen internationale projecten heeft vernietigd, waarvoor geen cent schadevergoeding is betaald.
Fundamenteler nog is de vraag wanneer Brussel tot het besef komt dat een andere aanpak nodig is. Want hoe goed bedoeld de projecten en de inzet voor de teruggave van de zonnepanelen ook zijn, uit de eigen EU-rapporten blijkt zonneklaar dat Israël ieder jaar weer duizenden Palestijnen dupeert of zelfs tot vertrek dwingt, terwijl duizenden Israëlische kolonisten illegaal in het gebied worden ondergebracht. Koenders en Ploumen schrijven dat jarenlange pogingen van Nederland en de EU om Israël te bewegen tot het bieden van enige ruimte voor Palestijnse ontwikkeling niets hebben opgeleverd. Sterker nog: zij stellen dat nieuw Israëlisch beleid het de bezetter mogelijk maakt gebouwen en projecten binnen zestig dagen na de bouw te slopen zonder voorafgaande waarschuwing of een uitspraak van een (Israëlische) rechter.
Uit de Europese rapporten blijkt glashelder dat de Palestijnen in het C-gebied hooguit mogen hopen in de toekomst over een stukje van hun eigen grondgebied te kunnen beschikken. Het op z’n beloop laten van deze ontwikkeling is niet te rijmen met de humanitaire uitgangspunten die Nederland en de EU zeggen te hanteren. Nemen ze die principes serieus, dan zijn harde maatregelen tegen de bezetter nodig, zoals die in allerlei gevallen ook tegen andere landen worden getroffen. Geen woorden maar daden: het is de enige taal die Israël spreekt.
Naast het CDA en de VVD heeft ook GroenLinks schriftelijke vragen gesteld over de vernieling van het Nederlandse project. Zodra het kabinet die beantwoordt zullen wij er hier verslag van doen. The Rights Forum blijft de ontwikkelingen rond Jubbah al-Dhib volgen.
Het probleem is allang niet meer de bezetting. Het probleem is het gedogen ervan.
Ramsey Nasr Schrijver / dichter / acteur