Met de gederfde inkomsten had de Palestijnse Autoriteit sinds het jaar 2000 twee miljoen banen kunnen scheppen. De totale economische kosten van de bezetting voor de Palestijnen liggen nog veel hoger, waarschuwt de VN in een alarmerend rapport.
Onder Israëlische bezetting zal zich nooit een duurzame Palestijnse economie kunnen ontwikkelen. Die conclusie valt te trekken uit economische analyses van onder andere de Wereldbank die de afgelopen jaren het licht zagen. De bezetting drukt een wurgend stempel op de Palestijnse economie en maakt duurzame ontwikkeling onmogelijk.
In een deze maand verschenen rapport brengt het VN-orgaan voor handel en ontwikkeling (UNCTAD) een deel van de schade in kaart. Het becijfert dat de Palestijnse schatkist alleen al aan belastinginkomsten jaarlijks minstens 2,4 miljard euro misloopt. Met dat geld zouden ieder jaar 111 duizend banen kunnen worden gecreëerd.
In de onderzochte periode 2000-2017 bedroegen de gederfde belastinginkomsten volgens UNCTAD 43 miljard euro, gemiddeld 2,4 miljard per jaar. Ter vergelijking: die 43 miljard is meer dan drie maal zoveel als de totale Palestijnse economische productie in 2018; dat jaar bedroeg het Palestijnse Bruto Binnenlands Product (BBP) 13,1 miljard euro.
Nog veelzeggender is dat de 43 miljard overeenkomt met éénderde deel van het cumulatieve Palestijnse BBP in de hele onderzochte periode. Dat bedroeg circa 131 miljard euro. Zonder de ‘fiscale kosten van de bezetting’, zoals UNCTAD ze noemt, zou het Palestijnse BBP in de jaren 2000-2017 liefst 32 procent hoger zijn geweest.
In dat geval zou het chronische Palestijnse begrotingstekort – cumulatief een kleine 16 miljard euro in de onderzochte periode – niet als een molensteen om de Palestijnse nek hangen en zou er bovendien 27 miljard euro extra beschikbaar zijn geweest voor investeringen. Nu bleven die beperkt tot 4 miljard. Was het totale bedrag van 43 miljard besteed aan economische ontwikkeling, dan zou dat in de onderzochte periode twee miljoen banen hebben opgeleverd, concludeert UNCTAD.
UNCTAD waarschuwt dat de fiscale kosten van de bezetting zullen blijven oplopen als er niet wordt ingegrepen. Het zou betekenen dat de Palestijnse Autoriteit (PA) blijft kampen met een structureel begrotingstekort en afhankelijk blijft van buitenlandse humanitaire en economische hulp. Ruimte om een eigen beleid te ontwikkelen is er nauwelijks en de Palestijnse economie zal zwak en kwetsbaar blijven, met als belangrijk gevolg een verdere verslechtering van de toch al inadequate publieke voorzieningen.
UNCTAD beschrijft gedetailleerd hoe de fiscale kosten ontstaan. Een deel van de Palestijnse gederfde belastinginkomsten belandt in de Israëlische schatkist, als gevolg van niet-naleving van het verdrag dat de economische relaties tussen Israël en de PA regelt. Dit zogeheten Paris Protocol werd in april 1994 getekend in het kader van de Oslo-akkoorden, als een interim-regeling met een looptijd van vijf jaar. Het uitblijven van realisering van de Oslo-akkoorden betekent dat het twintig jaar na de voorziene einddatum nog altijd van kracht is.
Het protocol geeft Israël de controle over alle buitengrenzen van Israël/Palestina. Alle goederen uit derde landen die voor Palestina zijn bestemd gaan door Israëlische handen. Israël heft er invoerbelasting en BTW op en draagt de ingehouden bedragen volgens een vast schema af aan de PA. Goederen uit Israël zelf die naar Palestina worden geëxporteerd zijn vrijgesteld van importbelasting.
In de praktijk worden goederen uit derde landen echter veelvuldig als ‘Israëlische’ goederen naar Palestijns gebied doorgevoerd, schrijft UNCTAD. Op de bijbehorende documenten staat Israël als herkomstland vermeld. De ingehouden belastingen blijven in Israël achter.
Daarnaast is er sprake van belastingontduiking door een grootschalige smokkel van goederen vanuit Israël naar de Palestijnse markt, zowel direct als via de illegale Israëlische kolonies (‘nederzettingen’) in bezet Palestijns gebied. In wat het een ‘conservatieve schatting’ noemt schrijft UNCTAD dat dertig procent van de uit Israël afkomstige goederen buiten de officiële kanalen om de Palestijnse markt bereikt.
Een categorie belastinginkomsten die Israël direct in eigen zak steekt heeft betrekking op het zogenoemde C-gebied (‘Area C’) van de bezette Westelijke Jordaanoever. Het omvat zestig procent van de Westoever en kwam op basis van de Oslo-akkoorden voor maximaal vijf jaar onder ‘tijdelijk’ Israëlisch bestuur, maar staat dat twintig jaar later nog steeds.
Het is hier (en in Oost-Jeruzalem) dat Israël zijn nederzettingen bouwt. Volgens UNCTAD zijn in het C-gebied zo’n tweeduizend Israëlische bedrijven en individuele ondernemers actief. Op grond van het Paris Protocol dient Israël in het gebied onder meer inkomstenbelasting en BTW te heffen en die af te dragen aan de PA. Maar met de afdrachten is het in het jaar 2000 gestopt, schrijft UNCTAD.
Een andere belastingpost die Israël deels in eigen zak steekt is de vertrekbelasting voor reizigers die via de Karamah- of Allenby-brug van de Westoever naar Jordanië gaan. Aangezien Israël de grenspost beheerst, is het volgens het Paris Protocol verantwoordelijk voor inning en afdracht daarvan. Maar al vanaf 1994 vinden de afdrachten onregelmatig plaats en wordt slechts een deel van het verschuldigde bedrag voldaan, stelt UNCTAD.
Voor het innen en afdragen van de Palestijnse belastingen brengt Israël de PA drie procent administratiekosten in rekening. Dat leverde het land in 2015 bijvoorbeeld circa 65 miljoen euro op. Het percentage is in 1994 in het Paris Protocol overeengekomen, maar staat volgens de Wereldbank in geen verhouding tot de reële kosten. Verlaging naar 0,06 procent is geboden, citeert UNCTAD de bank.
Ook los van de niet-naleving van het Paris Protocol zijn de fiscale gevolgen van de bezetting voor de Palestijnse schatkist groot, schrijft UNCTAD. De schade die Israël de Palestijnen toebrengt door ‘onder andere militaire operaties en acties, de blokkade van de Gazastrook, de beperking van vrij verkeer naar en op de Westoever, de sloop van gebouwen en de ontworteling van bomen’ heeft tot gevolg dat de PA forse bedragen aan directe en indirecte belastingen misloopt.
UNCTAD wijst in dit verband op de wurgende restricties voor Palestijnen in het door Israël bestuurde C-gebied. Palestijnse ondernemers en boeren hebben daar voor iedere activiteit – zelfs voor het aanleggen van elektriciteit of de bouw van een schuur op hun eigen land – een door Israël verplicht gestelde vergunning nodig, die in de praktijk hoogst zelden wordt verstrekt. De Palestijnse bevolking wordt doelbewust uitgesloten van de mogelijkheden die het C-gebied biedt op het terrein van landbouw, toerisme, handel en de ontginning van natuurlijke hulpbronnen.
UNCTAD verwijst naar de geruchtmakende studie waarin de Wereldbank in 2013 vaststelde dat het Palestijnse BBP 35 procent hoger zou uitvallen als de Palestijnen de kans zouden krijgen het C-gebied economisch te ontwikkelen. Zonder opheffing van de Israëlische restricties is er geen uitzicht op duurzame economische ontwikkeling in Palestina, waarschuwde de bank destijds al, en zonder vitale economie geen sociale stabiliteit en geen vertrouwen in de toekomst.
Een laatste factor waarmee Israël de PA in grote problemen brengt is het vertragen van de belastingafdrachten. In plaats van de geïnde bedragen maandelijks over te maken houdt Israël de afdracht geregeld op, schrijft UNCTAD. Wie enigszins op de hoogte is van de kwestie-Palestina/Israël weet dat Israël de afdrachten als een politiek wapen gebruikt om de PA tot aanpassing van ongewenst beleid te dwingen. De vertragingen ondermijnen het vermogen van de PA om de eigen financiën te beheren en beleid te voeren, stelt UNCTAD.
In de periode 1997-2015 zijn volgens UNCTAD afdrachten ter waarde van meer dan twee miljard euro opgehouden, sommige zelfs gedurende twee jaar. Daardoor was de PA geregeld gedwongen tegen hoge rentes geld te lenen om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen. Israël inde intussen de rente op de bedragen die het vasthield.
UNCTAD onderstreept dat het in zijn rapport slechts een deel van de fiscale kosten van de bezetting in beeld heeft kunnen brengen. Toekomstig onderzoek moet duidelijkheid geven over de totale fiscale schade voor de Palestijnse schatkist. Die is op zijn beurt slechts een deel van de totale economische schade die de Palestijnen van de bezetting ondervinden, wordt in het rapport bij herhaling benadrukt.