The Rights Forum interviewde hem over zijn beweegredenen, zijn geloof, zijn emoties, en over het jochie van 7 in Bagdad dat hij ooit was. ‘Dit verwerk je later, dit verwerk je later’, zei hij in Gaza tegen zichzelf.
Afgelopen weekend kwam de Rotterdammer Salih el Saddy (37) terug uit Gaza, waar hij een maand werkte als arts. Hij wilde, vertelt hij aan The Rights Forum, eigenlijk in stilte gaan en in stilte terugkomen, maar eenmaal daar, besloot hij na een paar dagen toch zijn Insta-account in te zetten om de situatie in Gaza te laten zien. Terug in Nederland, voelt hij zich leeg en nutteloos: ‘Maar dat wordt elke dag een beetje minder.’
In welk ziekenhuis werkte je?
El Saddy: ‘Het Al Shifa Ziekenhuis, het grootste ziekenhuis in Gaza. Tenminste, dat was het. Bijna alle gebouwen zijn verwoest. In wat er nog overeind staat zijn twee kleine operatiekamers gemaakt, waarmee je onmogelijk de massa van gewonden kunt opvangen. Er zijn te weinig bedden, er is chaos, geschreeuw. Familieleden houden zakken bloed vast van patiënten in de rij op de gang, tot ze aan de beurt zijn, of sterven.’
Waarom besloot je naar Gaza te gaan?
‘Hét moment dat ik wist dat ik moest gaan, was toen ik een filmpje zag van een kind, drie of vier jaar oud, dat met brandwonden op de intensive care lag en in een roes van half-bewustzijn zei dat hij zijn parkiet nog eten moest geven. Zo onschuldig… En Nederland doet niets. Toen dacht ik, nú moet ik iets gaan doen.
‘Ik zag ook de beelden voor me van de Golfoorlog, die ik me herinner uit mijn kindertijd. Ik ben geboren in Irak, we hebben daar gewoond tot ik zeven jaar was. Ik heb mijn CV opgestuurd naar verschillende organisaties die artsen uitzenden naar Gaza. Een organisatie uit Australië en Nieuw-Zeeland nam contact op: of ik over twee weken kon vertrekken. Ze hadden behoefte aan een orthopedisch chirurg. Die opleiding heb ik op een half jaar na niet afgemaakt, maar de kennis en ervaring konden ze goed gebruiken. Toen ik “Ja”, zei, moest ik binnen twee dagen definitief bevestigen.
‘Dat was nog een heel gedoe. Ik werk twee dagen per week als cosmetisch arts en vier dagen per week als huisarts-in-opleiding. De kliniek ging snel akkoord, die zeiden: “Prima, maar zorg goed voor jezelf en kom heelhuids terug.” Bij het Erasmus MC, waar ik de opleiding doe, was het wat meer heisa want daar stonden bijvoorbeeld ook stages gepland. Maar toch, in twee dagen ging het van “nee”, naar een “voorzichtig ja” naar een “ja”.’
En toen was het dus ineens definitief. Werd je toen niet ineens ook bang om te gaan?
‘Natuurlijk had ik allerlei emoties, maar wat me rust en steun geeft is mijn geloof. Ik geloof dat alles is voorbestemd. Ik moet mijn best doen en de rest aan God laten.
‘Mijn geloof heeft me ook tijdens het werk daar geholpen. Je slaapt en eet weinig, je werkt aan één stuk door, je bent moe en hebt moeite je te concentreren, maar je moet doorzetten, je best doen. Een paar nachten moesten we naar een safehouse omdat er zware bombardementen waren. De grond dreunde, we roken het kruit want de deur moet open blijven omdat anders de ramen kapot geblazen worden, en ik dacht de hele tijd: “Dit is voorbestemd, hier moet ik doorheen, of ik het nou haal of niet”.’
Had je je van tevoren een voorstelling kunnen maken van hoe het echt zou zijn om in een ziekenhuis in Gaza te werken?
‘Deels wel, want er komen natuurlijk veel foto’s en filmpjes naar buiten. Maar als je er middenin zit, is het vele malen indrukwekkender. Je hoort geschreeuw, je voelt verdriet, je ruikt verbrande ledematen. Vooral de weeskinderen hebben me geraakt. Een kleuter, onder het puin vandaan gehaald als enige overlevende, die met een lege blik op de operatietafel ligt… Die kids zijn voor de rest van hun leven getekend door verlies, door wat ze zien, de ledematen, het bloed.
‘Je emoties moet je wegstoppen. Er gebeurt elke vijf minuten iets en om dat bij te houden en de juiste beslissingen te nemen, moet je professioneel blijven en je emoties wegstoppen. Ik zei het ook tegen mezelf: “Dit verwerk je later, dit verwerk je later”. Na de operatie van een weesje heb ik wel even een rustig plekje opgezocht om tot mezelf te komen. “Nu niet breken”, zei ik tegen mezelf, “want dan kun je de anderen niet helpen”. Als je je emoties laat gaan, ben je zo een half uur verder, en in dat halve uur kun je geen patiënten behandelen. Soms belde ik even met thuis, om mijn verhaal te doen. Dat helpt.’
Hoe was de praktische situatie eigenlijk? Sliep je ergens in een gebouw, of in een tent? En was er elke dag te eten?
‘Naast de entree van wat er over was van het ziekenhuis, was nog een gebouwtje, waar een grote kamer was met twaalf bedden. In het begin van de maand was dat vol met artsen uit verschillende landen, de laatste week waren we met de vier artsen van de organisatie waar ik mee was. Ik heb geen één nacht redelijk kunnen slapen. Soms word je wakker gemaakt om te helpen, soms houden de bombardementen je uit je slaap. Ik sliep altijd met mijn operatiepak aan. Als er dan een noodsituatie was waarbij ik meteen moest helpen, hoefde ik alleen maar snel m’n schoenen aan te doen en hup, aan de slag.
‘Van het ziekenhuis kregen we elke dag om twee uur ‘s middags een portie rijst. In onze bagage mochten we per persoon drie kilo eten meenemen – dat is natuurlijk niks voor een hele maand. Soms, als ik honger had, ging ik naar onze kamer om wat van mijn voorraadje te eten, maar ik kon het niet. Ik gaf het eten dan toch weg aan een uitgehongerd kind dat ik buiten had gezien. Want weet je, ik zou toch na een maand weer weg zijn, maar zij blijven en er is niks.
‘We mochten ook 1000 shekel meenemen, dat is ongeveer 240 euro. Eén ui kost 30 euro. Aan het eind heb ik mijn geld ingewisseld voor kleinere briefjes en het aan kind-patiënten en hun families gegeven. Zij hebben er meer aan dan ik.
‘Ik ben zeven kilo afgevallen. Vooral de laatste week was ik erg moe. In de tweede week had ik bloed gedoneerd, dat hielp ook niet echt tegen de moeheid.’
Hoe was het afscheid?
‘Verdrietig. En ik had een gevoel van verlies. Er was nog zoveel werk te doen. Dat verlies voel ik nu nog. Je moet realistisch zijn, ik moest na een maand gewoon weer weg. Als ik zelf had mogen kiezen, was ik gebleven, maar toch, ik had het gevoel dat ik patiënten en collega’s in de steek liet, ook al weet je dat dat niet waar is.’
‘Mooier dan ik had durven dromen. Mijn familie en vrienden waren er, maar ik heb ook zoveel liefde gekregen van mensen die ik helemaal niet ken! Dat is onwerkelijk. Zij hebben mij leren kennen door mijn Insta, maar ik ken hen niet. Waarom zien ze mij als held? Ik ben niet voor mezelf gegaan maar om mensen te helpen.
‘Ik wilde eigenlijk in stilte gaan en in stilte terugkomen. Maar toen hoorde ik dat Palestijnen zich ongezien en ongehoord voelen, en toen besloot ik te helpen de situatie zichtbaarder te maken. Daarom ben ik toch weer gaan posten op Insta. Sommige posts gingen viral. Dat heeft hoop ik geholpen om het taboe te doorbreken om je over Gaza uit te spreken. Steeds meer mensen spreken zich uit, en dat is goed.’
Ben je zelf politiek ingesteld?
‘Ik ben in de eerste plaats medicus. Ik doneer en ik teken petities, maar verder hou ik het bij de operatiekamer. Daar weet ik wat ik moet doen.’
Hoe voel je je nu, een paar dagen na je thuiskomst?
‘Ik heb moeite met de stilte. De voldoening van eten is weg. Het lukt me slecht om te slapen. Vooral de eerste dag voelde ik me heel leeg en nutteloos. Dat wordt nu langzaam beter. Ik heb nog contact met collega’s en met sommige patiënten, en iedereen leeft nog. Dat stelt me dan een beetje gerust.’
Is er nazorg geweest van de organisatie die je uitzond?
‘Nee. Er is wel een psycholoog beschikbaar maar daar heb ik geen contact mee opgenomen. Ik praat veel met vrienden. Die vragen wat ik heb gezien, wat ik heb meegemaakt, wat het meeste indruk heeft gemaakt. Ik merk dat dat helpt. Het wordt elke dag wat minder met het lege, nutteloze gevoel. Als ik merk dat het niet meer verbetert, zoek ik misschien hulp, maar dan bij het Erasmus MC, waar ze goede mensen hebben.’
Ik vraag het omdat je zei dat je, toen je in Gaza aan het werk was, je gevoel steeds wegstopte. Is dat eruit gekomen? Heb je keihard gehuild?
‘Dat laatste niet. Zo uit ik mijn emoties niet. Ik praat.’
Eerder in dit interview zei je dat je tot je zevende in Bagdad bent opgegroeid, tijdens de Golfoorlog. Zag je jezelf als jochie in de oorlog terug in de kinderen die je in Gaza behandelde?
‘Ik weet nog dat mijn familie in Bagdad altijd de gordijnen dicht deed als het donker was en er werd gebombardeerd, zodat vanaf buiten niet te zien was dat er iemand thuis was en je geen doelwit zou worden. Dat zit blijkbaar heel diep in me, want in het safehouse was ik degene die opstond om de gordijnen dicht te doen als het donker werd. De Golfoorlog is meer dan dertig jaar geleden, de maatregelen die toen logisch waren, gelden al lang niet meer, maar toch.
‘De vernietiging in Gaza is zoveel groter dan in Bagdad. De bommen waren toen ook minder zwaar. In Gaza is de vernietiging totaal. We reden langs Rafah, en dat is volledig verwoest.
‘Je vraag raakt me wel. Ik zag zeker mezelf als kind als ik in Gaza een kind behandelde. We hebben alle foto’s nog van toen, ik weet hoe mijn familieleden eruit zagen. Als ik een 80-jarige man in Gaza behandel, zie ik mijn opa. Als ik in Gaza een vrouw van middelbare leeftijd behandel, is dat mijn moeder of mijn tante. Dan is het niet, kom, ik zet je been weer recht en dat is dat. Het gaat verder. Het raakt dieper.’