De Balfourverklaring van 1917 luidde voor de Palestijnen honderd jaar onrecht in. In 2017 eisen zij excuses en erkenning van hun staat en hun rechten.
Vandaag is het precies honderd jaar geleden dat de Britse minister Arthur Balfour in een berucht geworden brief aan Lord Rothschild, vertegenwoordiger van de Britse Zionistische Federatie, de steun van zijn regering uitsprak voor een joods ‘nationaal tehuis’ in Palestina. Dit op voorwaarde dat de lokale bevolking niet in haar rechten gekrenkt zou worden. Die bevolking bestond in 1917 uit Palestijnse moslims, christenen en joden.
De Balfourverklaring vormde het startschot voor de kolonisering van Palestina, die honderd jaar later nog altijd voortduurt. De ‘non-jewish communities’, zoals Balfour de Palestijnse bevolking omschreef, verloren hun land, hun samenleving, hun rechten, hun bezittingen en meer dan eens hun leven. Een eeuw later is aan die onrechtvaardige situatie nog geen eind gemaakt.
Met de #MakeItRight-campagne eisen de Palestijnen dat de Britse regering verantwoording aanvaardt voor het onrecht dat hen als direct gevolg van ‘Balfour’ is overkomen. In een scherp betoog in de Britse krant The Guardian omschrijft Mahmud Abbas, president van de Palestijnse Autoriteit, die Britse plicht als volgt:
The physical act of the signing of the Balfour declaration is in the past – it is not something that can be changed. But it is something that can be made right. This will require humility and courage. It will require coming to terms with the past, recognising mistakes, and taking concrete steps to correct those mistakes.
Over die concrete stappen bestaat geen onduidelijkheid – noch voor de Palestijnen, noch voor de Britten. De Palestijnen stellen dat ‘honderd jaar Balfour’ bij uitstek het moment is voor formele excuses en voor erkenning van de staat Palestina, vitaal onderdeel van de ook door het Verenigd Koninkrijk nagestreefde tweestatenoplossing:
It is time for the British government to do its part. Concrete steps towards ending the occupation on the basis of international law and resolutions, including the most recent UN security council resolution 2334, and recognising the state of Palestine on the 1967 border, with East Jerusalem as its capital, can go some way towards fulfilling the political rights of the Palestinian people.
Ik koester een diepgewortelde hoop op vrede in het midden-oosten met gerechtigheid als basis.
Doekle Terpstra
Bestuurder