De Telegraaf verleent steun aan de Israëlische politiek om Palestijnse organisaties te belasteren en van hun Nederlandse financiering te ontdoen. Daartoe worden alle journalistieke normen overboord gezet.
Sinds enkele maanden vindt een intensivering plaats van aanvallen door Israël en pro-Israël-organisaties op Palestijnse maatschappelijke organisaties en hun financiers, waaronder de Nederlandse regering. Israël beschouwt die organisaties als sta-in-de-weg voor de kolonisering van Palestijns land en de onderdrukking van de Palestijnse bevolking.
Werknemers van de Palestijnse organisaties worden beschuldigd van banden met het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina (PFLP), dat in Europa als terroristische organisatie te boek staat. Op grond daarvan wordt opgeroepen de financiering van die organisaties te beëindigen. De aanvallen staan niet op zichzelf: de beschuldigingen van ‘terreurbanden’ worden al vele jaren geuit en zijn keer op keer ongegrond gebleken.
Eerste doelwit van de recente aanvallen was de Palestijnse landbouworganisatie UAWC. In een uitvoerige analyse beschreven wij de totstandkoming van de lastercampagne die UAWC kreeg te verduren, en de druk op de Nederlandse regering die daaruit voortkwam. In Nederland werd de campagne aangewakkerd door het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) en publicaties in onder meer de Telegraaf, het AD en het Parool – leidend tot series Kamervragen en bevriezing van de financiering van UAWC hangende nader onderzoek naar de beschuldigingen.
In onze analyse gingen wij al in op de rol van de drie genoemde media, die wij onzorgvuldige en suggestieve journalistiek verwijten. Hun artikelen zijn gebaseerd op door pro-Israëlische organisaties verspreide informatie, die door de redacties niet is gecheckt en van noodzakelijke context voorzien. The Rights Forum heeft de hoofdredacties van het AD en het Parool afgelopen week gevraagd na te gaan hoe hun berichtgeving tot stand is gekomen, en om die in een nieuwe publicatie recht te zetten. Tot op heden heeft geen van beide kranten gereageerd.
De Telegraaf heeft intussen de tanden gezet in een volgend slachtoffer. In een artikel van 2 september wordt, naast opnieuw UAWC, nu ook de Palestijnse mensenrechtenorganisatie Al-Mezan beschuldigd van banden met terreur. Net als van UAWC wordt ook van Al-Mezan de Nederlandse financiering ter discussie gesteld.
Voor de herkomst van de beschuldigingen aan het adres van UAWC en Al-Mezan verwijst de Telegraaf naar de Israëlische organisatie NGO Monitor, door de krant voorgesteld als ‘Israëlische organisatie die hulpgelden controleert’. Een blik op de website van NGO Monitor toont een andere realiteit: de organisatie keert zich tegen iedere organisatie, waar ook ter wereld, die opkomt voor de rechten en belangen van de Palestijnen, en vanuit dat perspectief kritiek heeft op de Israëlische bezetting en kolonisering.
De kwalijke reputatie van NGO Monitor kan ook de Telegraaf niet zijn ontgaan. In 2018 verscheen het Israëlische rapport Shrinking Space met de subtitel NGO Monitor: Defaming human rights organizations that criticize the Israeli occupation, waarin de missie en werkwijze van NGO Monitor worden beschreven. In oktober 2018 wijdden wij een uitvoerig artikel aan dit rapport, waarin wij onder meer schreven:
Op de site van NGO Monitor worden circa 250 Israëlische, Palestijnse, Europese en internationale organisaties als Israël-vijandig beschreven en aangesproken op vermeende tekortkomingen, vooringenomenheid, banden met terreur, of antisemitische tendensen. Voorbeelden zijn Al-Haq, Amnesty International, AVAAZ, B’Tselem, Breaking the Silence, Church of Sweden, Oxfam International en Save the Children, maar ook instellingen als de European Council on Foreign Relations. Ook The Rights Forum staat op de lijst.
Shrinking Space documenteert onder meer de innige verstrengeling van NGO Monitor met de Israëlische overheid. In ons artikel schreven wij daarover:
Uit jaarverslagen van de organisatie blijkt een intensieve samenwerking met de Israëlische ministeries van Strategische Zaken, Buitenlandse Zaken, Justitie en Defensie, het kantoor van premier Netanyahu, en met Israëlische ambassades in het buitenland.
Tussen NGO Monitor en de Israëlische overheid is sprake van coördinatie en een gezamenlijke agenda. Zo is het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken betrokken bij de organisatie van lobby-activiteiten van NGO Monitor in Europa. Anderzijds levert NGO Monitor informatie in de vorm van ‘onafhankelijk onderzoek’ waarmee vooral Europese regeringen door Israël onder druk worden gezet om de financiering van Israël-kritische NGO’s te beëindigen.
Dat ‘onafhankelijke onderzoek’ wordt vervolgens door pro-Israëlische organisaties verspreid naar welwillende media en politici, die er publicaties en Kamervragen op baseren. In Shrinking Space worden voorbeelden beschreven van zulk ‘onderzoek’. Een van die voorbeelden heeft betrekking op Al-Mezan, dat werd beschuldigd van een ondeugdelijke financiële huishouding – en dus gerommel met gelden van donoren, waaronder de Nederlandse regering. Van die beschuldiging bleek niets te kloppen:
Hoe absurd die beschuldiging is, blijkt uit het feit dat Al-Mezan voldoet aan de rigoureuze standaarden van de EU, en bovendien op eigen initiatief wordt gecontroleerd door de accountants van Ernst & Young. De rapporten van Ernst & Young worden gepubliceerd op de website van Transparency Palestine, waarvan Al-Mezan nota bene tot de oprichters behoort.
Behalve die voor NGO Monitor ontluisterende conclusie bleek bovendien dat de organisatie er zélf een ondeugdelijke financiële huishouding op nahoudt. In Shrinking Space wordt vastgesteld dat de inkomsten van NGO Monitor niet transparant zijn en dat de organisatie drijft op giften van buitenlandse donoren – precies de punten waarop NGO Monitor andere organisaties de maat neemt.
Als voorbeeld van de samenwerking tussen NGO Monitor en de Israëlische overheid wordt in Shrinking Space het door het Israëlische ministerie van Strategische Zaken gepubliceerde rapport The Money Trail beschreven, dat als veelzeggende subtitel kreeg: The millions given by EU institutions to NGOs with ties to terror and boycotts against Israel. De informatie waarop dat rapport is gebaseerd werd door NGO Monitor aangeleverd. Met behulp daarvan werden Palestijnse en Europese organisaties door de Israëlische regering onder meer beschuldigd van banden met terreurgroepen, en werd aangedrongen op hun defunding.
In een analyse beschreven wij The Money Trail als ‘lasterlijk en misleidend’. Toenmalig EU-buitenlandchef Federica Mogherini noemde de Israëlische beschuldigingen dat de EU terrorisme zou ondersteunen ‘ongefundeerd en onacceptabel’. ‘De vage en niet-onderbouwde beschuldigingen hebben slechts tot doel om bij te dragen aan desinformatie-campagnes’, voegde ze daaraan toe. De titel van het Israëlische rapport noemde ze ‘ongepast en misleidend’.
Mogherini was niet de enige die op de onbetrouwbaarheid van NGO Monitor wees. Ook de Nederlandse ministers Stef Blok en Halbe Zijlstra, alsmede tal van hun buitenlandse collega’s, deden dat. Wereldwijd verschenen artikelen met voorbeelden die de onbetrouwbaarheid en politieke agenda van NGO Monitor onderstrepen.
In Shrinking Space worden drie klassieke methoden beschreven waarmee Israël en de zogenoemde Israël-lobby onwelgevallige organisaties bestrijden: het delegitimeren van die organisaties door middel van lastercampagnes; het afsnijden van hun financiering en het aanvallen van hun financiers; en het aanvallen van derde organisaties, die hen uitnodigen of ruimte ter beschikking stellen, bijvoorbeeld voor spreekbeurten of debat.
Op UAWC en Al-Mezan – gerespecteerde organisaties die uit alle macht de levens van de miljoenen onder Israëlische onderdrukking levende Palestijnen trachten te beschermen – worden de eerste twee methoden losgelaten: delegitimering door lastercampagnes, gekoppeld aan defunding door druk op de financiers. De publicaties van de Telegraaf brengen die methoden scherp in beeld.
Op de tegen UAWC opgebrachte beschuldigingen zijn wij in onze bovengenoemde analyse gedetailleerd ingegaan. Samengevat bestaan die uit verdachtmakingen aan het adres van twee (voormalige) werknemers van UAWC, die banden zouden onderhouden met de PFLP en betrokken zouden zijn bij een aanslag in augustus 2019, waarbij een 17-jarige Israëlische vrouw om het leven kwam.
De twee staan, samen met vier andere verdachten, momenteel in Israël terecht. Terwijl het proces tegen de zes nog gaande is en er nog niemand is veroordeeld, wijst de Telegraaf alvast de daders aan: de twee (voormalige) medewerkers van UAWC. In een rechtsstaat zijn verdachten onschuldig tot hun schuld is bewezen, maar dat criterium wordt door de Telegraaf-journalisten overboord gezet.
Dat heeft een reden: zo kunnen zij met de beschuldigende vinger wijzen naar de Nederlandse regering en de subsidie voor UAWC. ‘Nederlandse hulpgelden naar club met terreurbanden’, luidt de misleidende kop boven hun artikel.
Dat is verre van de enige misleidende en suggestieve bewering van de krant: de Telegraaf-artikelen staan er bol van. Zo werd geschreven dat de twee voormalige UAWC-medewerkers ‘zelfs een pasje van de Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah’ kregen, suggererend dat daarmee mogelijk toegang tot het Nederlandse kantoor of andere faciliteiten konden worden verkregen.
In werkelijkheid betrof het een identificatie voor werknemers van UAWC voor gebruik tijdens hun veldwerk, waaraan was toegevoegd dat het betreffende project werd gesteund door de Nederlandse regering. Andere donorlanden gebruiken dezelfde methodiek. De pasjes waaraan de Telegraaf aanstoot nam verliepen overigens op 31 december 2017 – bijna twintig maanden voor de aanslag waarvan de krant de twee voormalige UAWC-medewerkers beschuldigt.
Even veelzeggend is wat de krant niet schrijft. Bijvoorbeeld dat beide mannen door de Israëlische veiligheidsdienst Shin Bet ernstig zijn gemarteld, zoals Amnesty International al vorig najaar bekendmaakte. NRC publiceerde er een schokkend artikel over, maar de Telegraaf hield de marteling buiten zijn artikelen – en daarmee ook de belangrijke notie dat door marteling verkregen bekentenissen niet rechtsgeldig zijn.
Zo bleef meer onbenoemd, zoals het feit dat de twee mannen geen kans hebben op een eerlijk proces: hun zaak wordt behandeld door een van de beruchte Israëlische militaire rechtbanken. Van de vier andere verdachten (en hun gezinnen) werden de woningen door de Israëlische autoriteiten gesloopt. Alle verdachten werden vanuit Palestijns gebied tegen hun wil overgebracht naar Israël. Marteling, het onthouden van een eerlijk proces, de sloop van woningen van verdachten, en het overbrengen van personen naar een andere staat gelden onder het oprichtingsstatuut van het Internationaal Strafhof stuk voor stuk als oorlogsmisdaden; niettemin gaat de Telegraaf er volledig aan voorbij.
Bovendien laat de krant na te vermelden dat eventuele betrokkenheid van de twee mannen bij de PFLP en/of de moordaanslag niets zegt over hun (voormalige) werkgever UAWC, en volgens Europese en Nederlandse regelgeving geen invloed heeft op subsidiëring van de organisatie. UAWC en ook Al-Mezan worden door hun financiers zeer streng gecontroleerd. Onderzoeken naar eerdere beschuldigingen hebben geen enkele onregelmatigheid aan het licht gebracht, maar hen juist vrijgepleit. Geen van beide staat op een lijst van terreurorganisaties. Dat zijn de feiten die ertoe doen.
Wat in de Telegraaf-artikelen ook ontbreekt is de context waarbinnen ze moeten worden gezien, en waarbinnen Nederland steun biedt aan Palestijnse organisaties. Die context wordt bepaald door de inmiddels 53 jaar durende Israëlische bezetting en illegale kolonisering van Palestijns land, die gepaard gaat met de onderdrukking van de lokale bevolking, de roof van Palestijns land, waterbronnen en grondstoffen, en met een waaier aan schendingen van de mensenrechten, waaronder buitengerechtelijke executies, kidnapping, marteling en oplsuiting zonder aanklacht of proces.
De Telegraaf vermijdt deze context volledig. Zelfs de Israëlische bezetting – een cruciaal gegeven voor begrip van de beschreven situatie – blijft onbenoemd. In het artikel van 2 september, waarvoor de vader van de omgekomen Israëlische vrouw werd geïnterviewd, ontbreekt zelfs de elementaire vraag waarom hij zijn dochter meenam voor een uitje in bezet Palestijns gebied, met alle risico’s van dien.
De Telegraaf toont zich met zijn inmiddels drie artikelen over UAWC en Al-Mezan een gewillig doorgeefluik van Israëlische propaganda. Met haar publicaties versterkt de krant de lastercampagnes tegen Palestijnse maatschappelijke organisaties die de Israëlische bezettings- en koloniseringspolitiek in de weg staan. De krant bedrijft politieke propaganda en diskwalificeert zichzelf daarmee als journalistiek medium.