Met onder andere: Israël gebruikt kolonistengeweld als middel om Palestijns land in beslag te nemen, Israëlische advocaat vraagt om strafrechtelijk onderzoek naar minister van Defensie Gantz en Brits bedrijf deed onvoldoende om mogelijke mensenrechtenschendingen te onderzoeken.
De Israëlische regering maakt gebruik van kolonistengeweld als een ‘belangrijk informeel middel’ om Palestijns land op de bezette Westelijke Jordaanoever in beslag te nemen. Dat concludeert de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem in een afgelopen week verschenen rapport. Volgens B’Tselem ondersteunt de Israëlische staat het kolonistengeweld door de kolonisten ongestoord hun gang te laten gaan en door zelf actief deel te nemen aan de aanvallen op Palestijnen en hun bezittingen. Kolonistengeweld is daarmee een vorm van overheidsbeleid, zo beargumenteert de organisatie, dat in samenhang functioneert met de ‘officiële’ annexatie van Palestijns gebied via Israëls juridische systeem.
In de getuigenissen die als onderdeel van het onderzoek zijn verzameld, beschrijven Palestijnen hoe het geweld het fundament van het leven van Palestijnse gemeenschappen ondermijnt en hun inkomen onder druk zet. Zij vertellen hoe de gemeenschappen zonder bescherming en onder druk van geweld en angst gedwongen zijn traditionele beroepen zoals het hoeden van schapen en geiten op te geven, en bepaalde weilanden en waterbronnen niet langer kunnen gebruiken. De Israëlische staat kan hun land vervolgens voor eigen doeleinden overnemen en daar nieuwe illegale kolonisten vestigen.
De Israëlische advocaat Eitan Mack heeft de openbaar aanklager gevraagd om een strafrechtelijk onderzoek te openen naar de bestempeling van zes Palestijnse ngo’s als ‘terroristisch’ door minister van Defensie Benny Gantz. Mack, werkzaam voor de Israëlische organisatie Combatants for Peace, riep de openbaar aanklager op de maatregel van Gantz tijdelijk terug te draaien totdat het onderzoek is afgerond.
In zijn oproep verwijst Mack naar artikel 281 van het Israëlische strafwetboek dat het mogelijk maakt om een gevangenisstraf van vier jaar op te leggen aan iemand die opzettelijk valse informatie verstrekt die leidt tot het ontnemen van rechten. De advocaat beargumenteert dat de maatregel van Gantz de rechten van de medewerkers van de organisaties, waaronder de vrijheid van beweging en meningsuiting, ernstig heeft aangetast. Dat gebeurde niet op basis van geloofwaardig bewijs, maar omdat de organisaties kritiek uitten op Israël en informatie over Israëlische misdaden aan het Internationaal Strafhof hadden verstrekt, zo suggereert Mack.
BDS Nederland is op 10 november een mailactie gestart om het kabinet en de Tweede Kamer op te roepen om mensenrechtenverdedigers in Palestina te verdedigen. Aanleiding is de Israëlische beslissing om zes Palestijnse ngo’s op de nationale terrorismelijst te plaatsen. De Palestijnse organisaties lopen nu het risico dat hun kantoren gesloten en hun activiteiten verboden worden. BDS Nederland heeft op zijn website een standaardbrief opgesteld die gemakkelijk ondertekend en verstuurd kan worden. In de brief wordt de Nederlandse regering onder andere opgeroepen om er bij Israël op aan te dringen de maatregel terug te draaien, en banken en andere financiële instellingen te informeren over de onrechtmatigheid van het Israëlische besluit.
Vorige maand schreven wij over vijf Palestijnse gevangenen die middels een hongerstaking protesteerden tegen hun detentie. Eén van hen, Miqdad al-Qawasmeh, heeft zijn hongerstaking na 113 dagen stopgezet nadat hij een overeenkomst bereikte met de Israëlische autoriteiten. De 24-jarige student uit Hebron zal in februari 2022 worden vrijgelaten. Al-Qawasmeh zit sinds januari van dit jaar in administratieve detentie zonder dat er een aanklacht tegen hem was ingediend. De vier andere Palestijnse gevangenen weigeren nog altijd te eten. De 32-jarige Kayed al-Fasfous is inmiddels al 120 dagen in hongerstaking en verkeert in kritieke toestand. Zijn administratieve detentie werd in oktober verlengd, waardoor hij tenminste tot halverwege december vastzit.
Een waakhond van de Britse regering heeft vastgesteld dat de tractorfabrikant JCB niet voldoende heeft getoetst of producten van het bedrijf gebruikt zijn bij het slopen van huizen in de bezette Palestijnse gebieden. In zijn oordeel zei de waakhond: ‘Het is jammer dat JCB […] geen enkele stap heeft ondernomen om due diligence op het gebied van mensenrechten uit te voeren, ondanks het feit dat het zich bewust was van vermeende nadelige gevolgen voor de mensenrechten en dat de producten [van JCB] mogelijk bijdragen aan die gevolgen.’ De schaal van de mensenrechtenschendingen en het bewijs dat JCB-producten waren gebruikt bij de sloop van Palestijnse huizen zijn volgens de waakhond voldoende reden voor JCB om grondig onderzoek te doen naar de mogelijke impact van zijn verkoopbeleid op de mensenrechten.
Tegelijkertijd verwierp de waakhond een beschuldiging tegen JCB dat het bedrijf zijn invloed niet had gebruikt om de exclusieve Israëlische distributeur van zijn tractoren, Comasco, ervan te overtuigen de apparatuur niet te gebruiken om Palestijnse huizen te slopen. Volgens de waakhond was er onvoldoende bewijs om vast te stellen dat Comasco de tractoren had geleverd waarvan bekend zijn dat ze zijn gebruikt bij de sloopwerkzaamheden op de Westelijke Jordaanoever. Ook is onvoldoende duidelijk wat JCB had kunnen doen om Comasco’s beleid te beïnvloeden.
De zaak tegen JCB werd in december 2019 aangespannen door Lawyers for Palestinian Human Rights (LPHR). De organisatie beweerde dat JCB-producten betrokken waren geweest bij een groot deel van de Israëlische sloopwerkzaamheden dat jaar.
De waakhond die het onderzoek uitvoerde is het UK National Contact Point, een door de regering opgezet instituut dat belast is met het beoordelen of bedrijven voldoen aan de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen op het gebied van mensenrechten. Volgens deze richtlijnen dienen bedrijven en financiële instellingen de internationaal erkende mensenrechten te respecteren en inbreuken daarop van partijen waarmee zij zaken doen, waaronder overheden en andere bedrijven, te helpen voorkomen of aan te pakken als zij zich voordoen. In Nederland heeft The Rights Forum verschillende instellingen en bedrijven, waaronder de Vervoerregio Amsterdam en pensioenfondsen, herhaaldelijk gewezen op hun plicht onder de OESO-richtlijnen om hun invloed aan te wenden om bijdragen aan mensenrechtenschendingen te stoppen.
Israëlische militairen hebben op 9 november een Palestijnse olijfboomgaard in Battir, ten westen van Bethlehem, besproeid met een giftig middel. Ruim zeventig jonge olijfbomen werden op deze manier vernietigd. Volgens Zaki al-Batma, een plaatselijke activist, stonden de jonge boompjes op land dat privébezit is van een Palestijnse boer, maar beweerde het leger dat de boer illegaal gebruik had gemaakt van Israëlisch ‘staatsland’.
Enkele dagen later was het Israëlische leger opnieuw betrokken bij de vernietiging van Palestijnse gewassen. Op 12 november ontwortelden militairen, in samenwerking met illegale kolonisten, ruim 130 amandelbomen en ploegden zij een stuk landbouwgrond om in Beit Ummar, in het zuiden van de Westoever. De boomgaard en landbouwgrond, samen goed voor zo’n vijf vierkante kilometer, zijn het eigendom van twee Palestijnse families. Het stuk grond ligt echter binnen de omheining van de illegale kolonie Karmie Tzur, die op gestolen Palestijns grondgebied werd opgericht. De families wordt de toegang tot hun land ontzegd.
Tenminste drie Palestijnse boeren en Israëlische activisten zijn gewond geraakt bij een aanval van illegale Israëlische kolonisten tijdens de olijvenoogst in het dorp Surif op de Westoever. Dat blijkt uit foto’s van Shai Kendler, die door de Israëlische journalist Oren Ziv op Twitter zijn gedeeld. Het leger was aanwezig, maar deed zoals gebruikelijk niets om de aanval te stoppen. Op de afbeeldingen is te zien hoe gemaskerde en met stokken gewapende kolonisten met stenen gooien en de Palestijnse boeren en Israëlische activisten belagen.
Ook in Oost-Jeruzalem voerden kolonisten afgelopen weekend een gewelddadige aanval uit. Volgens een ooggetuige schoot een kolonist op een jonge Palestijnse man in de wijk Ras al-Amoud, en raakte hij hem daarbij in zijn arm. De jongeman werd naar een Palestijns ziekenhuis overgebracht om behandeld te worden aan zijn verwondingen. Eerder in de week maakten kolonisten op de Westelijke Jordaanoever ook al gebruik van vuurwapens om Palestijnen aan te vallen. In Masafer Yatta, ten zuiden van de stad Hebron, raakten op 10 november drie Palestijnen gewond nadat zij met scherpe munitie waren geraakt. De kolonisten schoten volgens ooggetuigen daarnaast willekeurig om zich heen en staken zij een tent in brand.
Twee Palestijnse families in bezet Oost-Jeruzalem zijn op 9 november gedwongen hun huizen te slopen. In beide gevallen beschikten de families volgens de Israëlische autoriteiten niet over de benodigde vergunningen. Eén van de families, woonachtig in de wijk Jabal al-Mokabber, was eerder al een boete van 32.000 Israëlische sjekel (ruim €9000) opgelegd voor het bouwen zonder vergunning. Als de familie hun eigen huis niet had gesloopt dan zouden daar nog sloopkosten bovenop zijn gekomen.
In totaal zijn er dit jaar 768 Palestijnse gebouwen gesloopt door of op last van de Israëlische autoriteiten. Daardoor raakten meer dan duizend Palestijnen dakloos. Het grootste deel van de sloopwerkzaamheden vond plaats in het C-gebied van de Westelijke Jordaanoever.