Buitenlandse medewerkers van de mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch komen niet meer in aanmerking voor een Israëlisch werkvisum.
De vooraanstaande NGO, met activiteiten in meer dan negentig landen, zou een vijandig werktuig van Palestijnse propaganda en geen echte mensenrechtenorganisatie zijn.
Het besluit past in het brede offensief van de regering-Netanyahu tegen organisaties die kritiek hebben op Israëls bezetting van Palestina.
Israël is niet langer gediend van de aanwezigheid van buitenlandse medewerkers van Human Rights Watch (HRW) in het land en in Palestina. Het wees een aanvraag voor een werkvisum voor de regionale directeur Israël/Palestina af, maakte de mensenrechtenorganisatie vandaag bekend. Reden daarvoor is volgens de door HRW gepubliceerde afwijzingsbrief dat “de activiteiten en berichtgeving van de organisatie al geruime tijd ten dienste staan van Palestijnse propaganda, en valselijk onder de vlag van mensenrechten worden uitgevoerd”.
Het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken bevestigde het besluit. Lokale medewerkers van HWR zouden volgens het ministerie hun werk kunnen blijven doen, maar buitenlandse medewerkers van de in New York gevestigde organisatie zijn niet langer welkom, aangezien “HRW keer op keer heeft aangetoond dat het een partijdige, anti-Israëlische organisatie met een vijandige agenda is”. HRW heeft zich geregeld kritisch uitgelaten over de mensenrechtensituatie in Israël en met name bezet Palestina, zoals vorig jaar in het rapport “Occupation, Inc.”, maar ook vaak harde kritiek geuit op de Palestijnse autoriteiten en Hamas.
HRW noemt het Israëlische besluit “een onheilspellende ontwikkeling”:
Dit besluit en de oneigenlijke redenering erachter zou iedereen die begaan is met Israëls toewijding aan elementaire democratische beginselen ernstig te denken moeten geven. Het is teleurstellend dat de Israëlische regering niet wil of kan inzien dat er een verschil bestaat tussen gerechtvaardigde kritiek en vijandige politieke propaganda.
In een gezamenlijke verklaring veroordelen zeventien lokale mensenrechtenorganisaties, waaronder B’Tselem, Yesh Din, Gisha, Adalah, Breaking the Silence en Amnesty International Israel, het Israëlische besluit op dezelfde gronden:
Israël presenteert zich als vooraanstaand lid van de club van democratische landen. Maar wat stelt democratie voor zonder vrijheid van meningsuiting, robuust openbaar debat en openlijke kritiek? Een staat die zich als democratisch definieert kan zijn grenscontrole niet het karakter van gedachtenpolitie geven.
Noch het sluiten van de grenzen voor mensenrechtenorganisaties en -activisten, noch andere maatregelen van de Israëlische regering tegen organisaties die de bezetting bekritiseren, zullen ons ervan weerhouden schendingen van de mensenrechten in bezet gebied te blijven rapporteren. Pogingen om de boodschapper het zwijgen op te leggen zullen onze boodschap niet doen verstommen.
HRW wijst erop dat het bijna dertig jaar tamelijk ongestoord in Israël en Palestina heeft kunnen werken, al heeft de organisatie sinds 2010 slechts éénmaal toestemming gekregen de Gazastrook te bezoeken. Medewerkers van HRW lieten op Twitter weten dat Israël zich met het besluit in het rijtje voegt van repressieve regimes als Cuba, Noord-Korea, Uzbekistan, Venezuela, Egypte en Sudan, landen waar mensenrechtenorganisaties ook worden voorgesteld als “vijanden van de staat”.
Het Israëlische besluit past in het beleid van de regering-Netanyahu om kritische stemmen de kop in te drukken. In december werd de vooraanstaande theologe Isabel Phiri van de Wereldraad van Kerken de toegang tot Israël ontzegd wegens vermeende sympathie met de “anti-Israëlische” Boycot, Desinvestering en Sancties (BDS)-beweging. Israël heeft wetgeving in voorbereiding waarmee alle BDS-sympathisanten uit het land kunnen worden geweerd. Vers in het geheugen liggen ook de beschuldigingen aan het adres van een medewerker van de christelijke hulporganisatie World Vision, die in Gaza 45 miljoen euro zou hebben doorgesluisd naar Hamas. En vorig jaar nam de Knesset een wet aan die Israëlische NGO’s die het merendeel van hun inkomsten van buitenlandse overheden ontvangen verplicht dat in al hun officiële rapportages te onderstrepen. De wet treft uitsluitend organisaties die kritisch staan tegenover de bezetting. NGO’s die de bezetting steunen leunen veelal op particuliere buitenlandse geldschieters en hoeven zich niet te verantwoorden.