De boycot is niet het werk van de pro-Palestijnse BDS-beweging, maar van ultra-orthodoxe joden. En dus blijven protesten van de Israëlische regering en pro-Israël-organisaties uit.
Het mag een opmerkelijk succes heten: een boycot van Israëlische wijn heeft een Israëlisch bedrijf aan de rand van de afgrond gebracht. Bijna driehonderd medewerkers dreigen hun baan te verliezen.
Even opmerkelijk is dat de boycot zich in stilte voltrekt. De Israëlische krant Haaretz (€) is een van de weinige media die aandacht besteedt aan de dreigende ondergang van de onderneming. Van protesten is geen sprake. De Israëlische regering, gewoonlijk als eerste op de barricaden als het om boycots van Israëlische producten gaat, haalt de schouders op. Ook de zogenoemde internationale Israël-lobby houdt zich gedeisd. De gebruikelijke luidkeelse beschuldigingen van antisemitisme en joodse zelfhaat aan het adres van boycotters blijven uit.
De verklaring daarvoor is simpel. De boycot wordt niet gevoerd door de internationale BDS-beweging, maar door ultra-orthodoxe joden. De boycot is geen middel om Israël te dwingen Palestijnse rechten en het internationaal recht te respecteren, maar om een Israëlisch bedrijf te dwingen de sabbat (de wekelijkse rustdag) in acht te nemen. Dat is niet iets waar de Israëlische regering en de zogeheten pro-Israël-organisaties de stoel voor uitkomen. No BDS, no news.
De boycot zegt veel over het zware stempel dat radicale religieuze groeperingen op de Israëlische samenleving drukken. Twee jaar geleden riepen ultra-orthodoxe joden op tot de boycot van Israëlische wijn. Niet vanwege de wijn, maar vanwege de flessen waarin die wordt verkocht. Die worden geproduceerd door het Israëlische Phoenicia Glass Works, een onderneming met 290 werknemers die zeven dagen per week in bedrijf is en geen boodschap heeft aan het religieuze voorschrift van de zaterdagsrust. Dat pikten de ultra’s niet.
Het bedrijf wees erop dat het een vergunning heeft om op de sabbat te werken, dat de oven die het in zijn fabriek gebruikt niet voor een dag kan worden stilgezet en dat terugschakeling naar een zesdaagse werkweek de firma de kop zou kosten. Wel deed het allerlei concessies. Zo werken er op de sabbat alleen niet-joden in de fabriek. De ultra’s wilden op één voorwaarde akkoord gaan: als Phoenicia het op zaterdagen geproduceerde glas zou weggooien.
De ultra’s riepen niet alleen op tot een consumentenboycot van wijn, maar zetten ook wijnproducenten en andere bedrijven onder druk om geen flessen en ander glaswerk van Phoenicia meer af te nemen. Met succes, schrijft Haaretz: na twee jaar is het einde van Phoenicia nabij. Zuid-Israël, dat toch al kampt met bedrijfssluitingen en werkloosheid, dreigt er 290 werklozen bij te krijgen. De ultra’s slapen er geen minuut minder om, constateert de krant. Zij hebben al een volgend bedrijf in het vizier.
De ultra’s hebben de wind in de zeilen. De ultra-orthodoxe partijen boekten winst bij de verkiezingen van 9 april, en vormen een onmisbaar onderdeel van de coalitie die premier Benjamin Netanyahu probeert te smeden. Onder het motto ‘slikken of stikken’ verbinden ze aan hun deelname harde eisen voor het afdwingen van strikte navolging van de zaterdagsrust. Netanyahu’s komende kabinet belooft een nog extremer religieus karakter te krijgen dan het vorige.
Die religieuze intolerantie gaat veel geld kosten, waarschuwt Haaretz. Nu al kost de sabbat de economie jaarlijks miljarden euro’s, rekende de krant in een eerder artikel (€) voor, maar dat wordt nog een stuk dramatischer als Israëls grootste fabrieken gedwongen zouden worden op zaterdag de poorten te sluiten. Buitenlandse bedrijven met fabrieken in Israël zullen niet aarzelen die naar andere landen te verplaatsen.
In de wetenschap dat de ultra-orthodoxe gemeenschap groeit als kool (binnen vijftig jaar is één op de twee baby’s naar verwachting van ultra-orthodoxe huize) en haar bijdrage aan de economie verwaarloosbaar is, tekent zich voor Israël een immer intoleranter en economisch wankeler toekomst af, is de boodschap van Haaretz.
Ter illustratie wijst de krant op de rechtszaak die de ultra-orthodoxe gemeente Bnei Brak aanspande om het werk aan een tunnel voor de light rail op zaterdagen stilgelegd te krijgen – een onmogelijke en volstrekt onverantwoorde eis, aldus Haaretz. De zaak ging dan ook verloren, waarop de ultra’s het recht in eigen hand namen: de gemeente sloot op zaterdagen de watertoevoer naar de bouwplaatsen af.