Het Britse Hooggerechtshof heeft gehakt gemaakt van wetgeving die pensioenfondsen moest dwingen om te investeren in de Israëlische kolonisering van Palestina. De wetgeving was mede bedoeld om de BDS-beweging het zwijgen op te leggen.
Het Britse Hooggerechtshof heeft gehakt gemaakt van wetgeving die pensioenfondsen moest dwingen om te investeren in de Israëlische kolonisering van Palestina. De wetgeving was mede bedoeld om de BDS-beweging het zwijgen op te leggen.
Afgelopen donderdag oordeelde een Britse rechter dat pensioenfondsen niet gedwongen kunnen worden te beleggen in bedrijven die betrokken zijn bij Israëls illegale kolonisering van Palestina. Inzet van de door de Palestine Solidarity Campaign aangespannen rechtszaak was een wettelijke richtlijn die desinvestering uit dergelijke bedrijven verbood. De richtlijn werd door de rechter als onwettig van tafel geveegd.
De kwestie draait om de pensioenregeling van lokale overheden, de Local Government Pension Scheme (LGPS), waaraan meer dan vijf miljoen Britse werknemers en tienduizend werkgevers deelnemen. De door al deze deelnemers ingelegde pensioenpremies worden beheerd door lokale pensioenfondsen, die een deel ervan beleggen in beursgenoteerde bedrijven.
Daaronder bevinden zich bedrijven die betrokken zijn bij de illegale bezetting en kolonisering van Palestina. In de afgelopen tien jaar ontstond onder pensioenfondsen een duidelijke trend tot ‘ethische desinvestering’ – het terugtrekken van beleggingen of investeringen op ethische gronden – uit dergelijke bedrijven. Diezelfde trend werd zichtbaar in publieke aanbestedingen; bedrijven die betrokken zijn bij de bezetting, zijn nergens meer welkom.
Om die trend te keren presenteerde de Britse regering in september 2016 een formele richtlijn voor LGPS-fondsen. Die richtlijn behelst onder meer een verbod op ethische desinvestering, en betekent concreet dat fondsen gedwongen kunnen worden om te investeren in bedrijven waar zij juist verre van willen blijven. Het is extreem ongebruikelijk dat een regering zich actief inspant om de naleving van ethische conventies door lagere overheden onmogelijk te maken, en zich daartoe mengt in elementaire vrijheden van pensioenfondsen en -gerechtigden.
Als officiële motivatie gaf de regering op dat de LGPS-fondsen zich niet met dergelijke ‘politieke issues’ zouden moeten inlaten omdat er naar het buitenland een signaal van uitgaat dat niet overeenkomt met het officiële regeringsstandpunt. Binnenslands zou het naleven van ethische standaarden door de pensioenfondsen een bedreiging vormen voor de ‘nationale cohesie’; mogelijk zou er zelfs een legitimerende werking van uitgaan ten aanzien van antisemitische of anderszins racistische gedragingen.
Deze fantasierijke argumentatie werd opgebracht om meer gewicht te geven aan de intentie om middels de richtlijn de belangen te beschermen van Israëlische en internationale bedrijven – met name die in de Britse defensie-industrie –, die profiteren van de kolonisering van Palestina. Maar vóór alles maakte de ingreep door de Britse regering deel uit van de door Israël en zijn lobby ontketende ‘War on BDS’ – de ‘oorlog’ tegen de beweging voor Boycot, Desinvestering en Sancties. In korte tijd zijn door Amerikaanse en Europese overheden vormen van wetgeving geïntroduceerd met als doel de BDS-beweging het zwijgen op te leggen.
Met deze opzet is nu door het Britse Hooggerechtshof de vloer aangeveegd. De rechter beoordeelde de richtlijn als een poging van de regering om haar buitenland- en defensiepolitiek via pensioenwetgeving af te dwingen, en noemde de argumentatie die daartoe werd opgebracht ‘irrelevant’. De rechtszaak was in december 2016 aangespannen door de Palestine Solidarity Campaign, en werd mede ondersteund door de organisaties War on Want, Campaign Against Arms Trade en de Quakers.
De richtlijn werd door de regering al in november 2015 voorgelegd voor openbare raadpleging en stuitte ook toen al op een storm van protest. Van de 23.500 burgers en honderden bonden die reageerden bleek 98 procent ertegen. Desondanks zette de regering de richtlijn door, om nu dus alsnog door de rechter te worden teruggefloten.
In Nederland wordt door pensioenfondsen nog volop belegd in bedrijven en instellingen die zijn betrokken bij Israëls illegale kolonisering van Palestina. Een voorbeeld hiervan is het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP), dat een deel van zijn vermogen heeft belegd in Israëlische banken; die banken spelen een cruciale rol in de ontwikkeling en financiering van Israëls illegale kolonies (‘nederzettingen’). Protesten hiertegen zijn tot dusver weggewuifd; het feit dat pensioengeld van Nederlandse ambtenaren direct ten goede komt aan ernstige schendingen van de mensenrechten geldt in ABP- en ambtenarenkringen niet als bezwaar.
In een recent interview stelde de topman van het ABP de Israëlische bezetting en onderdrukking van de Palestijnen op één lijn met de harde aanpak van de Roma door de Franse overheid. Zijn stelling: daarop is door het ABP ook niet gereageerd met ‘ethische desinvestering’, dus waarom zouden we dat ingeval van de inmiddels vijftig jaar durende kolonisering van Palestina dan wél doen?
Net als in het Verenigd Koninkrijk is de steun aan Israëls illegale bezetting en kolonisering in Nederland geplaveid met oneigenlijke argumenten, waarmee het lijden van miljoenen Palestijnse burgers niet alleen in stand wordt gehouden, maar zelfs verergerd. Met dank aan de Nederlandse ambtenaren die hier kennelijk geen bezwaar tegen hebben.