‘Niet doen’, stelden de Israëlische legertop en veiligheidsdiensten. Maar Netanyahu deed het toch. Hij handhaafde de door Israël geïnstalleerde apparatuur rond de Haram al-Sharif. Een dag later kan de schade worden opgemaakt: zes doden, bijna vierhonderd gewonden, en een reële kans op verdere escalatie. Netanyahu’s besluit kent louter verliezers.
Gisteren kwam in bezet Palestina de opgebouwde spanning rond de Haram al-Sharif (Tempelberg) tot ontlading. Een week nadat bij het prominente heiligdom een dodelijke aanslag werd gepleegd vonden op tientallen plaatsen in Oost-Jeruzalem en de Westelijke Jordaanoever harde botsingen plaats tussen Palestijnse burgers en het Israëlische leger. Daarbij werden drie jonge Palestijnen gedood en raakten 391 Palestijnen gewond. Later op de dag werden drie Israëlische kolonisten gedood. Gevreesd wordt voor verdere escalatie.
De Haram al-Sharif of Tempelberg, gelegen in door Israël bezet Oost-Jeruzalem, behoort tot de heiligste plaatsen van de islam. De op de heuvel staande gebouwen, waaronder de Al-Aqsa-moskee en de Rotskoepel-schrijn, worden bezocht door gelovigen uit alle windstreken. Bovenal geldt de Haram al-Sharif als centrum van het (religieuze) leven van de in meerderheid islamtische Palestijnen, en als laatste stukje historisch Palestina waarover Israël niets te vertellen heeft; het is de enige plek waar Palestijnen vrij zijn van de dagelijkse Israëlische bezetting. Dat belang werd in de Israëlische krant Haaretz door een Palestijnse inwoner van Jeruzalem als volgt verwoord:
Jerusalem resident Hashem Abu Diab, 60, said the dispute has united Jerusalem’s Palestinians who consider the compound a last sanctuary from Israel’s 50-year occupation of the eastern part of the city.
‘The Al Aqsa Mosque is the last place we have in this country,’ he said. ‘If Al Aqsa goes, we lose everything.’
De spanning rond de Haram al-Sharif is niet van vandaag of gisteren. Ook voor religieuze joden is de heuvel heilig. De roep van nationalistisch-religieuze Israëli’s om de ‘Tempelberg’ open te stellen voor joodse gebedsdiensten – of botweg in te nemen om er een nieuwe joodse tempel te bouwen – laait voortdurend op. In september 2000 ontketende de toenmalige Israëlische oppositieleider Sharon met een provocerend bezoek de Tweede Intifada (Palestijnse volksopstand). De Palestijnse angst dat Israël de Haram al-Sharif – sluipenderwijs of na een geweldsuitbarsting – zal innemen is permanent.
Het beheer van de Haram al-Sharif is in handen van een waqf, een islamtische stichting die formeel onder toezicht staat van Jordanië. Het fenomeen waqf is al zo’n duizend jaar oud, ontstaan als beheer-instrument van veelal publieke nalatenschappen. In Oost-Jeruzalem en op de Westelijke Jordaanoever staan talloze locaties – gebouwen, landgoederen en dergelijke – onder beheer van awqaf (meervoud van waqf). Na de verovering van Oost-Jeruzalem in 1967 heeft Israël toegezegd de historische zeggenschap van de waqf over de Haram al-Sharif te zullen respecteren.
Tegen deze achtergrond escaleerde de situatie nadat vorige week vrijdag bij een van de toeganspoorten een aanslag werd gepleegd op twee Israëlische politieagenten. In reactie daarop sloot Israël het terrein hermetisch af en werd – een ingrijpende sanctie – het vrijdaggebed verboden. Twee dagen later werden twee toegangspoorten weer opengesteld nadat Israël het terrein had voorzien van electronische toegangspoortjes en camera’s. Die ingreep werd door de Palestijnen geïnterpreteerd als schending van de bestaande afspraken, en als aankondiging van een naderende Israëlische overname.
Uit protest weigerden de Palestijnen de Haram al-Sharif te betreden totdat Israël de electronische apparatuur had verwijderd. De gebedsdiensten verplaatsen zich naar de straten aan de voet van de heuvel, waartegen door Israël hard werd opgetreden. Dagelijks vielen vele tientallen gewonden onder de Palestijnen. In de aanloop naar het belangrijke vrijdaggebed riepen Palestijnse leiders gelovigen op massaal naar de Haram al-Sharif te komen, en nam de druk op de Israëlische autoriteiten toe om de geplaatste electronica te verwijderen.
Aldus stond de Israëlische premier Netanyahu vrijdagochtend voor de keuze om olie op een uitslaande brand te gooien, of een blusdeken. Dat laatste was hem geadviseerd door zijn legertop en veiligheidsdiensten. Netanyahu koos desondanks voor het eerste en provoceerde daarmee niet alleen de Palestijnen, maar de hele islamitische wereld. Van Jemen tot Maleisië vonden demonstraties plaats; in Istanbul werd een synagoge geblokkeerd. Maar de hardste klappen vielen verspreid over Palestina, met name in Oost-Jeruzalem. Bij tientallen botsingen vielen drie doden en bijna vierhonderd gewonden. Later op de dag werden drie Israëlische kolonisten door een Palestijn om het leven gebracht.
Israël gooide extra olie op het vuur door Palestijnse mannen jonger dan vijftig jaar de toegang tot de oude stad van Jeruzalem te ontzeggen. In Oost-Jeruzalem, op tientallen plaatsen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook werd grof geweld ingezet tegen protesterende of biddende Palestijnen, waarbij traangas, ‘schokgranaten’ en kogels op de hen werden afgevuurd. Talloze slachtoffers werden behandeld voor schotwonden of het inademen van traangas. Ma’an News publiceerde een beknopt overzicht van alle protesten.
De drie Palestijnse doden vielen in het district Jeruzalem. Zij werden geïdentificeerd als de 18-jarige Muhammad Mahmud Sharaf uit Silwan, die door een Israëlische kolonist in zijn nek werd geschoten; de 20-jarige Muhammad Abu Ghanam uit Al-Tur; en de 17-jarige Muhammad Mahmud Khalaf uit Abu Dis. De twee laatstgenoemden werden doodgeschoten door Israëlische militairen. Het aantal Palestijnen dat dit jaar door Israëlisch geweld om het leven kwam steeg hiermee tot vijftig; alleen al in de afgelopen 12 dagen vielen 14 Palestijnse doden.
Inderhaast georganiseerde begrafenissen moesten voorkomen dat de lichamen van de gedode Palestijnen volgens de gangbare praktijk door Israël werden opgeëist. Dit leidde tot bizarre taferelen. Zo werd het lichaam van één van de slachtoffers over een muur getild om het uit handen te houden van Israëlische militairen; dit gebeurde nadat die een ziekenhuis binnenvielen om aanwezige gewonde Palestijnen te arresteren en het lichaam van de gedode Palestijn te confisqueren.
In de vooravond werden drie inwoners van de illegale Israëlische kolonie Halamish door een jonge Palestijn met messteken om het leven gebracht. De Palestijn liet een bericht achter op Facebook waarin hij meedeelde dromen te koesteren, maar niet langer te kunnen leven met het Israëlische geweld zoals dat zich rond de Al-Aqsa-moskee manifesteerde. Het aantal dit jaar door Palestijns geweld omgekomen Israëli’s komt hiermee op 13.
De gevolgen van Netanyahu’s besluit zijn voorlopig niet te overzien. Inmiddels heeft de Wereldraad van Kerken zich bij Palestijns-christenelijke leiders aangesloten in hun klemmende oproep aan Israël om de oude situatie te herstellen. Ingrijpender is het besluit van de Palestijnse Autoriteit (PA), die alle officiële contacten met Israël heeft verbroken.
Die contacten bestaan vooral uit de ‘veiligheidscoördinatie’ tussen Israël en de PA, waarbij Palestijnse veiligheidsdiensten en speciale troepen hand en spandiensten verlenen aan de Israëlische bezetter. Voor Israël is de PA dan ook een cruciaal vehikel. De Israëlische veiligheidsdiensten die Netanyahu waarschuwden voor zijn provocatieve besluit wisten waarover zij spraken.