Anna Krijger is Arabist en freelance Midden-Oosten correspondent voor o.m. De Groene Amsterdammer en het Nederlands Dagblad.
1 maart 2017“Je moet een mening hebben zonder meteen op allerlei tenen te gaan staan. Je moet dus die tenen een beetje kennen en weten hoe je daar met respect op kunt staan.”
Een jaar geleden begon ik met het schrijven van columns over Israël en de Palestijnse gebieden voor het Nederlands Dagblad. Van de chef opinieredactie kreeg ik de volgende instructie:
Je moet een mening hebben zonder meteen op allerlei tenen te gaan staan. Je moet dus die tenen een beetje kennen en weten hoe je daar met respect op kunt staan. En er tegelijk op wijzen dat mensen lange tenen hebben. Dit klinkt natuurlijk absurd en onlogisch, maar dat is nu eenmaal het mijnenveld. Ik kan dat niet goed uitleggen, maar je moet het invoelen. Of niet. Snap je wat ik bedoel?
Ik kwam er gauw genoeg achter.
Wie schrijft over Israël en de Palestijnse gebieden is verzekerd van een betrokken en goed geïnformeerd publiek. Het conflict of de bezetting, zo je wilt, heeft al decennialang onze onverdeelde aandacht. Het verbaast me soms nog steeds hoe hevig het Israël-debat in Nederland woedt. Ook in een tijd dat de Verenigde Staten zich in een fascistische nachtmerrie hebben gestort en in Syrië en Jemen de meest afschuwelijke oorlogen aan de gang zijn, kan een kort nieuwsbericht over het openbaar vervoer in Israël toch al gauw rekenen op vier boze brieven en acht haattweets.
Begrijp me niet verkeerd, het is een geschenk voor een correspondent wanneer haar land of gebied op zo veel hartstochtelijke betrokkenheid kan rekenen. De schaduwkant hiervan is dat de lezer vaak al stelling heeft genomen, of die zelfs al van huis uit heeft meegekregen en zich moeilijk laat verleiden tot begrip voor ‘de ander’. Dit gaat verder dan een verschil in mening tussen de partijen. Er wordt wel eens gezegd dat het Israël en Palestina-debat niet over feiten, maar over ‘waarheden’ gaat. En van de waarheid mag iedereen er een eigen versie op nahouden.
Het christelijke lezerspubliek van het Nederlands Dagblad bleek met nog wat extra uitdagingen te komen. “Onze achterban is heel divers,” waarschuwde de chef van de opinieredactie me. “We hebben lezers die bij Christenen voor Israël zitten, maar ook die bij Sabeel horen. En iedereen moet zich door de columns aangesproken kunnen voelen. Heel veel succes.”
Want zijn het nu bezette of betwiste gebieden? Spreken we over de Westelijke Jordaanoever, of over Judea en Samaria? Is 2017 het jaar van vijftig jaar bezetting, of vijftig jaar een verenigd Jeruzalem? Laten we ons leiden door internationaal recht, of het woord van God? Moeten we, indachtig de woorden van Jezus Christus, opkomen voor de verdrukten en in dit geval dus voor de Palestijnen? Of proberen de Palestijnen, als eeuwige vijand van Israël, Gods plan met Zijn volk te saboteren?
Die christenen maken de kwestie zo mogelijk nog ingewikkelder dan hij al is.
Op 15 februari van dit jaar gaf Trump een persconferentie met de Israëlische premier Netanyahu op het Witte Huis. Hierin liet de Amerikaanse president weten dat hij “kan leven” met een éénstaatoplossing. Nu hoop ik dat u mij niet voor een alt-right Trump-fan neemt, als ik zeg dat dit het meest realistische is wat ik in tijden van een staatshoofd over Israël en de Palestijnse gebieden heb gehoord. De tweestatenoplossing gaat er niet komen. Nu niet, nooit niet.
Er zijn talloze oorzaken te noemen voor het falen van de tweestatenoplossing. De onwil van het Westen om deze oplossing te forceren is er een van. De Palestijnse Autoriteit, die onvoldoende in staat is om op eigen benen te staan, is een tweede. Of, zoals Netanyahu stelt, dat de Palestijnen weigeren om Israël te erkennen als specifiek joodse staat.
Waar het volgens de premier in ieder geval niet aan kan liggen, zijn de nederzettingen in bezet Palestijns gebied. Dit waag ik echter te betwijfelen.
Er wonen 400.000 joodse kolonisten in 133 nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever en nog eens 200.000 in Oost-Jeruzalem. Een nederzetting kan enkele tientallen huisjes bij elkaar zijn, of een complete stad met 65.000 inwoners. Dan zijn er ook nog ruim 100 zogenaamde buitenposten (“outposts”). Een buitenpost bestaat meestal slechts uit een paar caravans ergens op een heuveltop.
Zowel de nederzettingen als de buitenposten zijn illegaal volgens internationaal recht. De buitenposten waren tot voor kort zelfs illegaal volgens de Israëlische wet. Maar de Knesset heeft begin dit jaar een wet aangenomen die deze buitenposten alsnog met terugwerkende kracht autoriseert (“legaliseert”), zelfs wanneer ze op Palestijnse privégrond staan. Houd hier voor ogen dat de Joodse inwoners van de Westelijke Jordaanoever onder het Israëlische civiele recht vallen, maar Palestijnen vanaf 12 jaar onder militair recht.
Al deze nederzettingen, met hun privé-autowegen, checkpoints en militaire zones, hebben de Westelijke Jordaanoever volledig versnipperd. De gevolgen voor het dagelijks leven van de Palestijnen en de lokale economie zijn enorm. De infrastructuur is gefragmenteerd. Boeren zijn van hun land gescheiden, kunnen het dus niet bewerken en hebben geen middelen van bestaan meer. Kinderen kunnen niet zomaar hun ouders in nabijgelegen dorpen bezoeken.
Het stichten van een levensvatbare Palestijnse staat op de Westelijke Jordaanoever is onmogelijk gemaakt. En we kunnen er niet omheen dat dit ook precies de bedoeling was van de Israëlische overheid. In 1977, in de beginjaren van de grote kolonistenbeweging, verklaarde toenmalig minister Ariel Sharon: “De nederzettingen zullen voorkomen dat de Westelijke Jordaanoever wordt opgedeeld.”
Een manier om toch nog een tweestatenoplossing te realiseren, is dat Israël zijn kolonisten, en nogmaals, dat zijn er 600.000, terug naar Israëlisch grondgebied haalt. Ook dit gaat niet gebeuren. Tot op de dag van vandaag wordt er aan uitbreidingen gewerkt en worden Israëli’s gestimuleerd om in een nederzetting te gaan wonen. Lang niet alle kolonisten zijn religieus of ideologisch gedreven. Voor een groot deel van de kolonisten is het wonen op de Westelijke Jordaanoever gewoon een goedkopere optie, met meer ruimte voor een tuin en speelplaats voor de kinderen.
Een uitruil van land, waarbij de grootste nederzettingen bij Israël worden gevoegd en de Palestijnen daar andere delen land voor terugkrijgen, maakt het probleem van de versnippering van de Westelijke Jordaanoever alleen maar groter. En dus blijft een éénstaatoplossing over als enige realistische optie.
Aan beide zijden van het politieke spectrum zijn er voorstanders te vinden voor deze oplossing. Zowel pro-Palestijns links als pro-Israëlisch rechts ziet één staat, van de Jordaan tot de Middellandse Zee, als de meest rechtvaardige oplossing. Het grote verschil is echter dat de ene groep voor één democratische staat is met gelijke rechten voor Joden én Palestijnen en de andere groep voor één Joodse staat is, waarin Palestijnen geen volledige burgerrechten zullen hebben. Als het tweede geval bewaarheid wordt, is dit een apartheidsstaat.
Het blijft moeilijk om de invloed van checkpoints, militaire berechting van minderjarigen en confiscatie van land op het dagelijks leven over te brengen aan de lezer. Enerzijds omdat wij nu eenmaal uit het rustige en gelukkige Nederland komen, waar mensenrechtenschendingen tot op heden nauwelijks voorkomen. Anderzijds lijkt het soms lastig voor de lezer om zich te identificeren met een Palestijn. Vooral christenen met een groot hart voor Israël kunnen nog weleens voorbijgaan aan de menselijkheid van de Palestijnen en hun lijden onder de bezetting. Want die Palestijnen, zo vragen zij zich af, zijn die niet heel anders dan wij? Haten ze Joden? Zijn ze van nature gewelddadig?
Om ook deze lezers te bereiken, wil ik nog wel eens teruggrijpen op verhalen van christelijke Palestijnen.
Nauwelijks 2 procent van de Palestijnse bevolking is christen, terwijl dat in 1922 nog zeker 10 procent was. Een groot aantal christenen was al tijdens de oorlog van 1948 gevlucht of verjaagd, en tot op de dag van vandaag emigreren christelijke Palestijnen vaker dan hun islamitische landgenoten. Door hun relatief hoge opleidingsniveau en goede internationale contacten zijn christenen beter in staat om aan de Israëlische bezetting en de economische malaise te ontsnappen.
Als ik wil uitleggen wat de directe gevolgen zijn van de afscheidingsmuur, vertel ik over de christelijke Claire, een 75-jarige gepensioneerde lerares. In 1948 werd zij met haar familie uit hun huis in Jaffa verdreven en kwamen ze terecht in een vluchtelingenkamp. Naar haar huis in Jaffa kon ze nooit meer terug. Nu woont ze in Bethlehem, vlak bij het checkpoint. De afscheidingsmuur loopt dwars door haar tuin heen. Haar olijfboomgaard, die haar gezin altijd van extra inkomsten heeft voorzien, is onbereikbaar geworden.
Niemand van de Israëlische overheid die haar om toestemming had gevraagd toen die muur werd gebouwd. Een advocaat was onbetaalbaar. En wat kon haar eenvoudige gezin nu eigenlijk beginnen tegen de Israëlische staat? Er zat niet anders op dan te accepteren dat ze voor altijd van haar eigendommen zou worden gescheiden. Van de politiek hoeft ze niks goeds te verwachten. Claire heeft nog steeds hoop dat de kinderen van God, Joden en Palestijnen, elkaar eens de hand kunnen reiken.
Als ik wil uitleggen wat het betekent om in Gaza onder de Israëlische blokkade te leven, vertel ik het verhaal van Sanaa, de woordvoerster van de Grieks-orthodoxe kerk in de oude stad van Gaza. De christelijke gemeenschap van de hele Gazastrook bestaat uit slechts 1.300 leden, op een totale bevolking van twee miljoen. Wie de kans heeft om te emigreren, verlaat de strook direct, de armoede en werkloosheid zijn extreem. ‘Gewoon’ verhuizen naar Israël of de Westelijke Jordaanoever is er echter niet bij. Alleen wie een speciaal visum krijgt, mag op Israëlisch grondgebied komen.
Het zijn meestal ouden van dagen, zieken of zakenmensen die voor zo’n visum in aanmerking komen. Maar ook bij religieuze feestdagen worden ze uitgegeven. Sanaa krijgt meestal twee keer per jaar toestemming om naar Jeruzalem en Bethlehem te gaan, met Pasen en met Kerstmis. Dat betekent ook dat ze maar twee keer per jaar haar broers en zussen kan zien. Ze hoeft niet voor haar hele gezin een visum aan te vragen: mannen tussen 16 en 35 jaar mogen Gaza sowieso niet uit. Haar zoons zijn nu begin 20, die mogen de komende vijftien jaar hun openluchtgevangenis dus niet verlaten.
Als ik wil uitleggen hoe moeilijk het is om als Palestijn je recht te halen in een wirwar van Israëlische wetten en regels, waarbij je als Palestijn altijd aan het kortste eind trekt, vertel ik over de christelijke Daoud van de ecologische boerderij Tent of Nations. De boerderij staat op een hoge heuvel op de Westelijke Jordaanoever, tussen het Palestijnse plaatsje Nahalin en de Joodse nederzetting Neve Daniel.
Deze heuvel ligt zo strategisch dat kolonisten hun oog erop hebben laten vallen. Als ze deze heuvel zouden kunnen bewonen, zou Nahalin volledig door nederzettingen omringd worden. De kolonisten hopen en verwachten dat de Palestijnse inwoners van Nahalin dan zouden vertrekken, waardoor dit deel van de Westelijke Jordaanoever volledig in handen van de kolonisten zou komen.
Ook al beschikt Daoud over eigendomspapieren van de boerderij die nog dateren uit de Ottomaanse tijd, is het hoogst onzeker dat hij erin slaagt om zijn boerderij te behouden. De toegangsweg is al geblokkeerd, en enkele jaren geleden werden er 1.500 van zijn druivenranken en fruitbomen gekapt. Nu wordt de hele boerderij met afbraak bedreigd.
En zo kan ik nog eindeloos veel andere voorbeelden noemen. Van islamitische Palestijnen, van seculiere, feministische, conservatieve, homoseksuele en activistische Palestijnen. Net zo verschillend en veelzijdig als u en ik.
Voor een moment zouden we kunnen denken dat het alleen de Palestijnen zijn die onder de bezetting lijden. Maar het zijn de Israëlische burgers die de klappen opvangen van het gewelddadig verzet van Palestijnen. Hoewel de tijd van de grote aanslagen op bussen en restaurants gelukkig tot het verleden behoort, is de angst voor Palestijns geweld nog niet afgenomen. En voor wie een dierbare heeft verloren bij zo’n vreselijke aanslag, is het verleden vanzelfsprekend nog heel dichtbij.
Waar Joden en Palestijnen elkaar voorheen nog op straat en in winkels konden ontmoeten, is het Joodse Israëli’s sinds de bouw van de afscheidingsmuur niet toegestaan om Palestijnse steden te bezoeken. En er zijn nauwelijks gemengde scholen die Joodse kinderen in staat stellen om Arabisch-Israëlische landgenoten te leren kennen. Het moet onheilspellend zijn voor de Israëli’s om te leven met een beeld van een onzichtbare vijand die praktisch om de hoek woont. Hoe vaak spreek ik niet met Joodse Israëli’s die zeggen: “Ik weet eigenlijk niets over Palestijnen. Behalve dat ze ons haten.”
Mocht je als Joodse Israëliër even vergeten wie je vijanden zijn: de Israëlische regering helpt haar burgers er rond verkiezingstijd wel aan herinneren. En angst blijkt een vasthoudende raadgever in het stemhokje. Onder leiding van premier Netanyahu is de regering steeds verder opgeschoven in het rechts-nationalistische spectrum. Dit heeft, wrang genoeg, direct effect op de vrijheid van meningsuiting van Israëli’s zelf.
Ik geef een paar recente voorbeelden: theatergezelschappen die niet in nederzettingen willen optreden, worden op hun subsidie gekort. De Israëlische roman Borderline, over de liefde tussen een Palestijnse man en een Joodse vrouw, werd vorig jaar geweerd van Israëlische scholen. Israëlische mensenrechtenorganisaties zoals Breaking the Silence krijgen het steeds moeilijker. Deze veteranenorganisatie, die strijdt tegen de bezetting, mag geen voorlichting meer komen geven op scholen en buitenlandse overheden wordt verzocht om geen subsidie meer aan Breaking the Silence te verstrekken. Vorige week werd het de internationale organisatie Human Rights Watch niet meer toegestaan om in Israël te werken. Human Rights Watch zou een “anti-Israëlische” agenda voeren.
Zelfs als je de bezetting van Palestijns gebied helemaal buiten beschouwing laat, wordt er gemorreld aan de Israëlische rechtsstaat. Een deel van de Israëlische media en ngo’s dragen hier aan bij. “De Israëliërs die niet vóór ons zijn, zijn tegen ons,” is het uitgangspunt. Kritiek wordt gelijkgesteld aan landverraad.
Ik hoop dat de Nederlandse politiek, en vooral de christelijke partijen, zich blijft inzetten voor Israël én de Palestijnse gebieden. Hoe bescheiden hun bijdrage ook mag zijn: internationale politici, die bereid zijn om verder te kijken dan die gepasseerde tweestatenoplossing kunnen een verschil maken.
Gideon Levy, de even gerespecteerde als gehate columnist van de linkse Israëlische krant Ha’aretz, zei me laatst: “Als je echt zulke goede vrienden bent, zoals zo veel Europese landen een goede vriend van Israël beweren te zijn, dan moet je elkaar ook de waarheid durven vertellen. Als jouw beste vriend op het verkeerde pad raakt en een gevaar wordt voor zichzelf en anderen, dan grijp je in. Daar zijn vrienden toch voor?”
Gelukkig zijn er enkele van deze politici vanavond aanwezig. Dus, heren Knops en Voordewind: het is aan u. Ik ben benieuwd naar uw visie voor de toekomst van de Israëliërs én de Palestijnen. Ik hoop dat u beide volkeren, net als ik, met liefde benadert en dat u zich wil inzetten voor vrede én rechtvaardigheid.
Anna Krijger is Arabist en freelance Midden-Oosten correspondent voor o.m. De Groene Amsterdammer en het Nederlands Dagblad.
Deze voordracht werd gehouden tijdens de bijeenkomst “Christendom, Israël en Palestina”, die op 1 maart 2017 werd georganiseerd in De Nieuwe Liefde te Amsterdam. Andere sprekers waren Joël Voordewind (CU), Raymond Knops (CDA), Henri Veldhuis (bestuurslid The Rights Forum) en Dina Zbidat. Luister hier de bijeenkomst terug.