Maandag werd op de Westelijke Jordaanoever een 24-jarige Palestijn door Israëlische bezettingstroepen gedood na een vermeende ‘ram-aanval’. Hij was de 37e Palestijn die dit jaar door Israëlisch geweld omkwam.
De omstandigheden rond zijn dood zijn onduidelijk, zoals ook rond eerdere dodelijke incidenten het geval was.
Maandag werd op de Westelijke Jordaanoever een Palestijnse jongeman door Israëlische bezettingstroepen doodgeschoten nadat hij met zijn auto een ‘ram-aanval’ zou hebben gepleegd. Het incident speelde zich af ter hoogte van het Palestijnse dorp Tuqu’. De gedode Palestijn is geïdentificeerd als de 24-jarige Muhammad Ibrahim Jibril. Hij was de 37e Palestijn die dit jaar door Israëlisch geweld omkwam.
Volgens de Israëlische lezing trachtte Jibril in te rijden op een groep Israëlische militairen, maar raakte hij de vangrail en botste tegen een lantaarnpaal. Aansluitend zou hij met een mes op de militairen zijn afgelopen en zijn doodgeschoten. Een Israëlische militair is daarbij gewond geraakt.
Opmerkelijk is dat in de eerste berichten geen sprake was van een ‘ram-aanval’. Een medewerker van de ambulancedienst Magen David Adom vertelde de Times of Israel dat de Israëlische militair gewond raakte door een vallende lantaarnpaal nadat de Palestijnse bestuurder daar tegenop was gebotst. Het initiële krantenbericht omschreef het incident als volgt:
According to Magen David Adom, the soldier was not hit by the vehicle but was instead injured by a streetlight that fell on him after it was hit by the driver.
Later op maandag werd die zin aangepast. Sindsdien is het volgende te lezen:
It was not immediately clear if the soldier was hit by the vehicle or by a streetlight that fell after it was hit by the Palestinian’s car.
In het Times of Israel-bericht wordt een foto van het mes getoond waarmee Jabrin zou hebben gedreigd. Die foto roept de vraag op waarom de Palestijn niet werd gearresteerd. Het is moeilijk voorstelbaar dat één jongeman met het getoonde mes een bedreiging vormde voor een groep tot de tanden bewapende militairen. Israël wordt door mensenrechtenorganisaties verweten een shoot-to-kill-beleid te volgen. Ook zijn gevallen bekend waarin door Israëlische militairen of kolonisten messen werden getoond die niet aan de slachtoffers toebehoorden.
Een voorbeeld van het Israëlische beleid om in het wilde weg het vuur te openen speelde zich vanmorgen af in het vluchtelingenkamp Shu’afat in Palestijns Oost-Jeruzalem. Daar werd een auto van een Palestijnse bestuurder door Israëlische militairen met kogels doorzeefd omdat deze ‘gevaarlijk reed’. De chauffeur overleefde de aanval op wonderbaarlijke wijze en is gearresteerd.
Op dezelfde plaats en wijze werd in september 2016 de auto van Mustafa Nimr doorzeefd. De 27-jarige Palestijn had kleren voor zijn baby gekocht en was op weg naar huis toen hij gedood werd. In eerste instantie werd ook toen door de Israëlische politie een ‘ram-aanval’ gesuggereerd; later werd dat bijgesteld tot ‘gevaarlijk rijden’. Er zijn geen gevallen bekend waarbij Israëlische chauffeurs vanwege gevaarlijk rijden met kogels zijn doorzeefd; in de praktijk treft dit alleen Palestijnen.
Bij het dorp Tuqu’ – de plaats waar gisteren de 24-jarige Jibril omkwam – werd in januari 2017 de 17-jarige Palestijn Qusay Hassan al-Umur door Israëlische militairen doodgeschoten. In een verklaring stelde het Israëlische leger dat Al-Umur de voornaamste aanstichter was van ‘rellen’, waarbij stenen werden gegooid naar de bezettingstroepen. Uit een door een Palestijnse journalist gemaakte video-opname bleek echter dat Al-Umur zich op honderd meter van de rellen bevond.