Palestijnse vluchtelingen: “Landen proberen in Den Haag hun gezicht te redden”

In Den Haag boog het Internationaal Gerechtshof zich begin deze maand over de Palestijnse vluchtelingenorganisatie UNRWA. In Libanese vluchtelingenkampen reageren Palestijnen sceptisch: “Ik wil de hoorzittingen niet volgen. Het zijn slechts pogingen van landen om hun onvermogen te verdoezelen.”

Kinderen spelen in het Mar Elias-vluchtelingenkamp in Beiroet, Libanon. (c) Alamy / LiuxZongya

Is er nog plaats voor gerechtigheid wanneer de slachtoffers Palestijnen zijn en de dader beschermd wordt door de stilte van de wereld? Het is een vraag die zichzelf beantwoordt, ruim anderhalf jaar nadat de genocide begon. En toch, de procedures die voor internationale rechtbanken worden gevoerd, gaan door, om Israël misschien ooit daadwerkelijk ter verantwoording te roepen en te laten boeten voor zijn daden.

Buiten de rechtszaal, in Gaza, stierven moeders en hun kinderen. In de vluchtelingenkampen buiten Gaza zijn vluchtelingen, in vergetelheid, bezig met overleven.

In verschillende Palestijnse vluchtelingenkampen in Libanon vragen we bewoners naar hun mening over wat zich tussen 28 april en 2 mei afspeelde bij het Internationaal Gerechtshof in Den Haag.

Wat vond plaats tussen 28 april en 2 mei in het Internationaal Gerechtshof?

Eind april en begin mei 2025 vonden er in Den Haag openbare hoorzittingen plaats bij het Internationaal Gerechtshof (ICJ) over de verplichtingen van Israël met betrekking tot humanitaire hulp aan de Palestijnse bevolking in Gaza en de Westelijke Jordaanoever. Deze hoorzittingen volgden op een verzoek van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties om een advies over de juridische implicaties van Israël’s beperkingen op humanitaire hulp, met name na het verbod op de activiteiten van UNRWA (de VN-organisatie voor Palestijnse vluchtelingen) in Gaza.

Meer dan veertig internationale delegaties – van landen en organisaties – presenteerden hun pleidooien. Veel pleidooien verwezen naar het advies van juli 2024, waarin het Israëlische bezettingsbeleid als illegaal werd bestempeld en werd opgeroepen om dit binnen een jaar te beëindigen. Ook heeft het Hof in januari 2024 een uitspraak gedaan waarin Israël wordt opgeroepen om genocide te voorkomen en hulpverlening in Gaza toe te staan.

In maart 2024 vroeg het Hof, op verzoek van Zuid-Afrika, aan Israël om extra maatregelen te nemen tegen de hongersnood – die door UNRWA-commissaris Philippe Lazzarini werd omschreven als “een door mensen veroorzaakte hongersnood, met politieke motieven.”

“Wij willen leven”, staat in kinderhand geschreven op een muur in het Palestijnse vluchtelingenkamp Burj al-Barajneh in Libanon. De Palestijnse activiste Hanaa al-Baytam staat bij die muur en verheft haar stem niet – haar woede spreekt uit haar ogen.

“Wat is dit voor gerechtigheid die wordt besproken in een paleis, terwijl kinderen in Gaza worden uitgeroeid? Wij wachten niet op een uitspraak van een rechtbank, wij eisen dat de wereld ons ziet als levende wezens, niet als cijfers in een hulpstatistiek.”

In Burj al-Barajneh spreken we kleuteronderwijzeres Wafiqa al-Hajj, tussen de gebarsten muren van de school, bedekt met vervaagde tekeningen van vogels die nooit vlogen. Ze schikt de kleine stoeltjes, alsof ze haar pijn ordent, en zegt:

“Ik heb de zittingen niet gevolgd en wil dat ook niet. Het zijn slechts pogingen van landen om hun onvermogen te verdoezelen. Iedereen schaamt zich voor zijn standpunt, en stuurt een delegatie naar Den Haag om zijn gezicht te redden.”

Er rijst nog een grotere vraag: wat betekent gerechtigheid nog in een tijd van onrecht?

De Palestijnse journalist Zahir Abu Hamda, uit het Ain al-Hilweh-kamp in het zuiden van Libanon, vat het als volgt samen:

“De Verenigde Naties en haar instellingen zijn opgericht na de Tweede Wereldoorlog om herhaling van grote misdaden te voorkomen… maar nu beheren ze enkel tegenstellingen, vooral als het slachtoffer Palestijns is. Er zijn meer dan duizend VN-resoluties ten gunste van de Palestijnse zaak, maar geen enkele is uitgevoerd. We staan voor een schijnrechtvaardigheid en een internationaal recht dat onderworpen is aan macht, niet aan recht.”

In het Mar Elias-kamp (in het centrum van Beiroet), zit Mahmoud Ali, coördinator van het vluchtelingenrechtencentrum ‘Aaidoun’, in zijn kleine kantoor. Achter hem een houten plank vol brochures over VN-resoluties, het recht op terugkeer en over zelfbeschikking. Op de tafel ligt een kaart van Palestina met in het midden een verroeste sleutel. Hij zegt, terwijl hij naar de papieren wijst:

“Het Internationaal Gerechtshof kan een adviserend oordeel uitspreken dat Israël veroordeelt, maar het zal niet bindend zijn. Dat is het grote probleem. Toch heeft zo’n advies een moreel gewicht, omdat het wereldwijd wordt gearchiveerd en Israël moreel en juridisch ontmaskert.”

“Het is een zeldzame daad van moed van een internationale instelling die ingaat tegen de wil van de Verenigde Staten en Israël. Het komende oordeel van het Hof – zelfs als het niet wordt uitgevoerd – zal worden vastgelegd als een juridisch precedent en herbevestigt dat het Palestijnse volk een recht heeft dat afgedwongen moet worden.”

Abdul Karim Zagmout, voorzitter van de Palestijnse beweging Lana al-Haq (Wij hebben rechten), zit in een hoek van zijn kantoor in Beiroet, achter hem een kaart van historisch Palestina, getekend met heimwee. Zijn ogen rusten op Noord-Palestina, en hij zegt met een toon van oud verlangen:

“Het is een zeldzaam staaltje moed van een internationale instelling die zich tegen de wil van de VS en Israël verzet. De komende uitspraak, zelfs als die niet wordt uitgevoerd, zal een juridische precedent zijn en herbevestigen dat het Palestijnse volk een recht heeft dat moet worden afgedwongen.”

UNRWA onder vuur

Het Internationaal Gerechtshof, opgericht in 1945 en gevestigd in het Vredespaleis, is het belangrijkste juridische orgaan van de Verenigde Naties. Het heeft vijftien rechters die worden gekozen door de Veiligheidsraad en de Algemene Vergadering. In tegenstelling tot het Internationaal Strafhof beslecht het juridische geschillen tussen staten en geeft het adviezen die juridisch niet bindend zijn, maar wel dienen als moreel en juridisch referentiepunt.

India schonk het embleem van het Hof in 1986, ter gelegenheid van het veertigjarig bestaan van de VN. Het toont Vrouwe Justitia zittend met een weegschaal in plaats van een zwaard, omringd door een olijftak als symbool voor vrede.

De vrede die het embleem uitbeeldt, blijft ver van Palestina.

De situatie van UNRWA – opgericht in december 1949 door een resolutie van de Algemene Vergadering – als enige humanitaire organisatie voor meer dan vijf miljoen Palestijnse vluchtelingen in Syrië, Libanon, Jordanië, Gaza en de Westelijke Jordaanoever staat in sterk contrast met dit beeld van rechtvaardigheid en vrede. Vandaag de dag wordt UNRWA op twee fronten aangevallen: enerzijds via financiële ontmanteling, anderzijds door pogingen om haar juridische legitimiteit in de bezette gebieden te ondermijnen.

Israël controleert bovendien alle internationale hulpstromen naar de Gazastrook – die sinds 7 oktober 2023 onder verwoestende oorlog leeft – en verhindert UNRWA om vrij te opereren. Dit verbod is niet enkel bedoeld om diensten te belemmeren, maar ook om het Palestijnse narratief uit te wissen uit internationale instellingen, en het recht op terugkeer in de kern te raken.

De definitieve adviesuitspraak van het Hof kan nog twee maanden op zich laten wachten. In die tijd zullen in Gaza meer kinderen sterven van de honger en zullen de teleurstellingen zich verder opstapelen in de vergeten vluchtelingenkampen.

Twee maanden – een oogwenk voor het Hof, maar een eeuwigheid voor wie honger lijdt.

© 2007 - 2025 The Rights Forum / Privacy Policy