Ter markering van ‘honderd jaar Balfour’ organiseerde de Palestijnse Missie in Den Haag een seminar waarop deskundigen de Balfourverklaring en haar gevolgen voor de Palestijnen van duiding voorzagen. ‘Hier valt niets te vieren’.
In november 1917, precies een eeuw geleden, schreef de Britse minister van Buitenlandse Zaken Arthur Balfour een korte brief aan Lord Rothschild, leider van de joodse gemeenschap in Groot-Brittannië. In dit 67 woorden tellend epistel wordt sympathie betuigd met het streven ‘een nationaal tehuis voor het joodse volk in Palestina te stichten’. Tegelijkertijd wordt een ‘mits’ uitgesproken: de burgerlijke en religieuze rechten van de niet-joodse gemeenschappen in Palestina mogen niet worden aangetast.
His Majesty’s government view with favour the establishment in Palestine of a national home for the Jewish people, and will use their best endeavours to facilitate the achievement of this object, it being clearly understood that nothing shall be done which may prejudice the civil and religious rights of existing non-Jewish communities in Palestine, or the rights and political status enjoyed by Jews in any other country.
Premier Theresa May kwalificeerde onlangs nog de Balfour-brief trots als ‘een van de belangrijkste brieven uit onze geschiedenis, die de cruciale rol van Groot-Brittannië laat zien bij de schepping van een joods vaderland’. Ze was absolutely not van plan verontschuldigingen uit te spreken voor het omstreden document. En de Israëlische premier Netanyahu was voor de gelegenheid enkele dagen in Londen om het eeuwfeest luister bij te zetten en de banden met May’s regering verder aan te halen.
Voor de Palestijnse ambassadeur in Nederland Rawan Sulaiman was het honderdjarig bestaan van de Balfour-verklaring maandag aanleiding om een seminar in Den Haag te organiseren met enkele prominente wetenschappers en diplomaten. Wat is de betekenis van ‘Balfour’ na een eeuw ellende voor de Palestijnen? Want ellende was het: honderd jaar landonteigening, verjaging en bezetting. Elk Palestijns kind kent de naam Balfour, die wordt gezien als de verpersoonlijking van de koloniale verkwanseling van Palestina.
Voor mevrouw Sulaiman was de feeststemming in Londen en Tel Aviv dan ook volstrekt misplaatst: hier valt niets te vieren. Ze citeert de Palestijnse president Abbas die eraan herinnerde dat Groot-Brittannië een grote verantwoordelijkheid draagt door ‘een land te beloven dat niet van haar was en Joodse immigratie in Palestina toe te staan terwijl het recht op zelfbeschikking van de Arabisch-Palestijnse bevolking niet werd erkend’.
De Zuid-Afrikaanse hoogleraar John Dugard vat het bijkans mythische karakter dat aan de Balfour-verklaring wordt toegedicht tijdens het seminar als volgt samen: ‘Arthur Balfour is voor de staat Israël wat Mozes is voor het joodse volk: profeet, leider en wetgever. Mozes leidde de joden naar het Beloofde Land en gaf hen de Tien Geboden. Arthur Balfour voorspelde een joodse staat en beloofde de joden een nationaal tehuis, in een verklaring die nu beschouwd wordt als de hoogste wet. Een wet die het fundament legde voor de staat Israël.’
Maar was Balfour inderdaad een tweede Mozes en heeft zijn verklaring van honderd jaar geleden juridisch, moreel en politiek eigenlijk wel rechtsgeldigheid? ‘Arthur Balfour was een imperialist, verantwoordelijk voor mensenrechtenschendingen in Zuid-Afrika en Ierland’, zegt John Dugard. ‘In Ierland werd hij bloody Balfour genoemd, bloedige Balfour.’
‘Hij was geen populaire figuur en geen groot succes als premier of als minister. In 1905, toen hij premier was, verbood hij de immigratie vanuit Rusland en Oost-Europa naar Groot-Brittannië. Deze maatregel was er vooral op gericht joden te weren die de pogroms wilden ontvluchten. Zijn steun voor een nationaal tehuis voor de joden in Palestina is dan ook vaak uitgelegd als een poging de joden uit Groot-Brittannië weg te houden, en niet zozeer als steun aan het zionisme.’
Dr. Peter Malcontent, universitair docent Internationale relaties aan de Universiteit van Utrecht, wijst erop dat je, om het Israëlisch-Palestijns conflict te begrijpen, niet moet teruggaan naar de Tweede Wereldoorlog, maar juist naar de periode daarvoor. De Balfour-verklaring werd geschreven in 1917, een jaar voor het einde van de Eerste Wereldoorlog. De geallieerden waren aan de winnende hand en begonnen de gebieden van Duitsland en het Ottomaanse Rijk voor zich op te eisen.
Malcontent wijst erop dat de Britten tegenstrijdige beloftes deden en verwachtingen wekten. Zo werd het Ottomaanse gebied waarvan Palestina deel uitmaakte in 1915 eveneens beloofd aan de emir van Mekka, sharif Husayn (voorouder van de huidige Jordaanse koning Abdullah). ‘En twee jaar later werd het ook aan de zionistische beweging beloofd. Als troostprijs kreeg een van de zonen van sharif Husayn het oostelijk deel van Palestina, Transjordanië, toewezen. Een andere zoon werd koning van Irak.’
Peter Malcontent noemt het machtsspel tijdens en na de Eerste Wereldoorlog een danse macabre, een macabere dans. De overwinnaars wilden ieder een stuk van de taart en legden het aan met wie zich maar aanbood. Een van de redenen voor de Balfour-verklaring was dat premier Lloyd George in een goed blaadje wilde komen bij de Amerikaanse president Wilson, die sceptisch was over het Britse imperialisme maar welwillend stond ten opzichte van het zionisme.
Een interessant detail is dat niet alle leden van het Britse kabinet van Lloyd George en Arthur Balfour de verklaring steunden. Het enige joodse lid van de regering, Edward Montagu, was tegen. Hij was bang dat de joden niet langer welkom zouden zijn in het Verenigd Koninkrijk omdat hun ‘thuis’ nu immers in Palestina was. Montagu voorzag ook de discriminatie van Arabische Palestijnen, die in 1917 89 procent van de bevolking uitmaakten.
John Dugard wijst erop dat de Balfour-verklaring twee politieke doelen diende. In de eerste plaats probeerde Groot-Brittannië steun te verwerven van de machtig geachte zionistische organisaties in de Verenigde Staten en Rusland. Ten tweede wilde Londen een alternatieve bestemming scheppen voor de joodse immigranten opdat ze maar niet naar Groot-Brittannië zouden komen. De Balfour-verklaring had wat dat betreft een duidelijke antisemitische achtergrond.
Vandaag de dag ziet Israël de Balfour-verklaring als een juridisch fundament voor de stichting van de staat. Maar is het dat ook? John Dugard gelooft van niet. ‘Het was een politieke verklaring. Niet elke politieke verklaring is bindend. De woordelijke tekst van de verklaring wijst ook niet op een verplichtende belofte. Groot-Brittannië staat welwillend tegenover de stichting van een joods thuis in Palestina en zal alles in het werk stellen dit doel te bereiken.’
Dugard herinnert aan een uitspraak uit 2015 van de huidige Britse minister van Buitenlandse Zaken Boris Johnson die de Balfour-verklaring ‘bizar, tragisch incoherent en een smakelijk staatje van diplomatieke flauwekul’ noemde.
De Balfour-verklaring kreeg pas juridische betekenis toen het werd opgenomen in het Brits mandaat voor Palestina (1920-1948). Volgens Dugard betekende dit echter niet dat Groot-Brittannië moest faciliteren dat een joodse staat in Palestina zou worden gesticht. Daar kwam bij dat het belangrijkste artikel uit het Mandaat bepaalde dat Groot-Brittannië de burgerlijke en religieuze rechten van alle inwoners van Palestina moest respecteren, ongeacht ras of religie.
In Israël beweren sommigen dat de nederzettingen op de Westoever en in Oost-Jeruzalem gerechtvaardigd worden door ‘Balfour’, dat immers een joods thuis in Palestina in het vooruitzicht stelde. Dugard maakt zich geen illusies. ‘Ik ben bang dat als Israël Area C van de Westoever annexeert, dat ze de hun vereerde profeet Arthur Balfour weer van stal zullen halen. En de Britse regering zal niet heel erg protesteren. En ik vrees de Nederlandse regering ook niet.’
Want Groot-Brittannië mag verantwoordelijk zijn voor het drama van de Palestijnen in de afgelopen eeuw, Nederland is dat ook. Ga maar na, zegt Dugard: ‘Er is geen essentieel verschil tussen de Nederlandse en Britse buitenlandse politiek als het om Palestina gaat. Beide landen weigeren Palestina te erkennen als een onafhankelijke staat. Beide landen laten zich, wat betreft Palestina, niet leiden door het internationaal recht. Beide landen weigeren sancties tegen Israël in te stellen vanwege zijn illegale nederzettingenbeleid. Beide landen verzetten zich er tegen dat Israël wordt aangeklaagd bij het Internationaal Strafhof. En beide landen weigeren te erkennen dat Israël apartheid bedrijft in de bezette gebieden.’
Het probleem is allang niet meer de bezetting. Het probleem is het gedogen ervan.
Ramsey Nasr Schrijver / dichter / acteur