No Other Land: Apartheid op de Westelijke Jordaanoever
Vier Palestijnse en Israëlische activisten legden het Israëlische regime van onderdrukking, verdrijving en apartheid vast in de bekroonde documentaire ‘No Other Land’, die nu is te zien in de filmhuizen. Een introductie.
Basel Adra (1996) woont met zijn familie in Masafir Yatta, een landstreek in de South Hebron Hills op de door Israël bezette Westelijke Jordaanoever. Al sinds zijn kindertijd documenteert hij hoe zijn dorp door het Israëlische leger huis voor huis wordt vernietigd, en protesteert hij tegen de Israëlische bezetting. Yuval Abraham, een Israëlische journalist, steunt hem in zijn inspanningen, waardoor er een vriendschap ontstaat. Samen besluiten ze een documentaire te maken: No Other Land.
Apartheid
No Other Land geeft een inkijk in Basels leven en toont de schrijnende realiteit van de ongelijkheid tussen Basel en Yuval, tussen Palestijnen en Israëli’s, die is ontstaan uit het jarenlange apartheidsbeleid van Israël. De effecten van dit beleid op het leven van de inwoners van Masafir Yatta leggen we uit aan de hand van vijf thema’s uit de film.
‘A court that isn’t ours’
De inwoners van Masafir Yatta hebben twintig jaar lang geprobeerd via de rechter de vernietiging van hun dorpen te stoppen. Het mocht niet baten: het oordeel van de rechter bleef dat het gebied een ‘militair trainingsgebied’ is. De rechtbank waar de zaak behandeld werd is een Israëlische militaire rechtbank, ‘a court that isn’t ours’, zoals Basel zegt.
Wat zijn de A-, B- en C-gebieden?
In 1967 werden Gaza, Oost Jeruzalem en de Westelijke Jordaanoever door Israël bezet. Onder de Oslo-akkoorden (1993-1995) werd de Palestijnse Autoriteit (PA) opgericht, en werd de Westelijke Jordaanoever ingedeeld in A-, B- en C-gebieden:
A-gebied, 18 procent: wordt bestuurd door de PA.
B-gebied, 22 procent: wordt bestuurd door de PA, maar valt onder Israëlische militaire controle.
C-gebied, 60 procent, valt onder militair bestuur van Israël.
Onder ‘Oslo’ werd overeengekomen dat het bestuur over de Westoever in 1999 stapsgewijs zou zijn overgedragen aan de PA, en dat Israël zich volledig uit het gebied zou hebben teruggetrokken. Dat is niet gebeurd.
Lees verderLees minder
Militair bestuur en rechtspraak
Masafir Yatta ligt in het C-gebied, de 60 procent van de Westelijke Jordaanoever die Israël nog steeds geheel bestuurt. Door de jaren hebben zich hier steeds meer Israëlische kolonisten gevestigd in nederzettingen die onder het internationaal recht illegaal zijn. Voor die kolonisten gelden andere regels dan voor de lokale Palestijnse bevolking. Het Israëlisch burgerlijk recht is eind jaren zeventig uitgebreid naar de bezette gebieden, maar alleen voor Israëlische en buitenlandse inwoners en bezoekers. Voor de Palestijnse bewoners gelden 1.800 Israëlische militaire orders die hun leven beheersen en beperken. Palestijnen moeten voor allerlei basisbehoeften vergunningen aanvragen bij de Israëlische overheid. Die worden zelden verstrekt, wat hun bestaansmogelijkheden ernstig beperkt.
Onder de Israëlische wetgeving is ook hun bescherming in gevaar. Geweld tegen Palestijnen door Israëlische kolonisten wordt frequent gadegeslagen – en zelfs ondersteund – door Israëlische soldaten. Eenmaal beschuldigd worden Palestijnen berecht onder het Israëlisch militair recht, wat niet aan internationale standaarden voor eerlijke processen voldoet. Palestijnen worden geregeld zonder geldige reden of (eerlijk) proces vastgezet, zoals Basels vader.
De behandeling van Palestijnen in Israëlische gevangenissen is verre van humaan. Meer hierover vind je in rapporten van onder andere B’Tselem en Save the Children.
’We want an ID card, we want a state’
Basel organiseert vreedzame protesten tegen de bezetting en vernielingen in Masafir Yatta. Tijdens een van deze protesten roepen de demonstranten: ‘We want an ID card, we want a state!’
Staatloosheid Palestijnen
Het feit dat een deel van het bestuur van de Westoever na ‘Oslo’ onder de PA kwam, schept de illusie dat er voor alle Palestijnen in het gebied een politiek systeem bestaat dat hen bestuurt en waaraan ze kunnen deelnemen. Feit is echter dat Israël alle belangrijke aspecten van hun leven beheerst. Palestijnse bewoners van de Westoever worden door Israël niet erkend als staatsburgers, maar als staatloos.
Om in de Westelijke Jordaanoever te mogen wonen en werken, hebben Palestijnen een ID-kaart nodig die wordt uitgegeven door het Israëlische leger. Door de jaren heen greep Israël meerdere momenten aan om het aantal Palestijnen met een ID-kaart te beperken. Na de bezetting van het gebied in 1967 hield het Israëlische leger een volkstelling, waarbij enkel mensen die fysiek aanwezig waren een ID-kaart kregen. Vluchtelingen, of zij die om andere redenen (zoals werk) afwezig waren, kregen er geen. Door de jaren heen zijn 140 duizend Palestijnen hun verblijfsvergunning kwijtgeraakt doordat Israël die introk voor iedereen die langer dan zeven jaar in het buitenland verbleef.
Na de Oslo-akkoorden droeg Israël het bevolkingsregister over aan de PA. In de praktijk is dit alleen het administratieve deel, en is voor het goedkeuren van een aanvraag nog steeds toestemming van Israël nodig. Na de Palestijnse opstand in 2000 bevroor Israël de meeste veranderingen in het bevolkingsregister. De enige aanvragen die regelmatig worden behandeld zijn registraties van kinderen onder de zestien. Buitenlandse partners van Palestijnen hebben hierdoor geen legale manier om bij hun gezin op de Westoever te wonen. Velen verblijven er op tijdelijke toeristenvisa of in illegaliteit. Met name partners uit Arabische landen, veelal Jordaanse vrouwen, leven onder zulke omstandigheden, of genoodzaakt gescheiden van hun gezin.
Sinds 2003 is het verboden voor Palestijnen die officieel geregistreerd staan in Gaza om op de Westelijke Jordaanoever te wonen. Israël classificeert hen als ‘infiltranten’. Wie dat toch doet, riskeert naar Gaza te worden uitgezet.
‘If a family leaves, they lose their land’
In de documentaire omschrijft Basel hoe Masafir Yatta huis voor huis wordt afgebroken, en hoe bijna elke week een familie de keuze moet maken: volhouden en blijven leven op hun land, ondanks de vernielde bezittingen, of hun land verlaten en een huis huren in de stad, waar het Israëlische leger de Palestijnen wil concentreren.
Onteigening van land
Met behulp van eigen wetten heeft Israël door de jaren heen grote stukken land van Palestijnse eigenaren afgenomen, zowel in Israël als de bezette gebieden, ten behoeve van de Joodse populatie. In 2018 werd zelfs in een ‘basiswet’ (bij gebrek aan een grondwet) vastgelegd dat Israël, en impliciet de bezette gebieden, de ‘natiestaat van het Joodse volk’ zou vormen. Deze wet verklaart ook dat de (illegale) Joodse nederzettingen van ‘nationale waarde’ zijn, en dat de staat het stichten van zulke nederzettingen ‘aanmoedigt’.
Volgens het internationaal recht gelden alle Israëlische nederzettingen op de Westoever illegaal ingenomen land. In het C-gebied bestaan op het moment van schrijven 147 Israëlische nederzettingen (door de Israëlische overheid gecreëerd) en 224 zogenoemde outposts (door kolonisten zelf gecreëerde ‘buitenposten’). Die outposts zijn zelfs onder de Israëlische wet illegaal, maar in de praktijk worden ze door het Israëlische leger en de bureaucratie gedoogd en ondersteund, vrijwel direct voorzien van water- en elektriciteit, en achteraf geautoriseerd. Nederzettingen liggen vaak strategisch rond Palestijnse dorpen, zodat die niet verder kunnen uitbreiden. Israël biedt Joodse Israëli’s subsidies en belastingvoordelen om vestiging in nederzettingen aantrekkelijk te maken.
Israëlische nederzettingen hebben via ‘regionale raden’ inmiddels zeggenschap over zo’n 63 procent van het C-gebied. Deze gebieden zijn door Israël gedefinieerd als ‘gesloten militair gebied’; voor Palestijnen is het ‘illegaal’ om zonder vergunning het land te betreden of gebruiken. Bestaande Palestijnse dorpen op dit grondgebied worden niet erkend.
Israëlische bestemmingsplannen bepalen dat Palestijnen slechts (minder dan) één procent van het C-gebied mogen bebouwen, hoewel het grootste deel daaarvan al lang bebouwd is. Bouwvergunningen van Palestijnse gemeenschappen worden op grond daarvan stelselmatig genegeerd of afgewezen, waardoor Palestijnen genoodzaakt zijn te bouwen zonder vergunning. Israël gebruikt de niet-erkenning van bestaande dorpen en het bouwen zonder vergunning als reden om huizen, schuren en hele dorpen af te breken.
‘Passage for Israeli cars only’
Yuval verblijft een tijdje bij Basel thuis, maar vertrekt om zijn moeder te bezoeken in Be’er Sheva, in Israël. Onderweg passeert hij een weg met de waarschuwing ‘Passage for Israeli cars only’.
Beperking van bewegingsvrijheid
Om tussen de bezette gebieden en Israël te reizen hebben Palestijnen sinds 1991 een vergunning nodig. Voor Israëli’s en buitenlanders geldt dit niet. De precieze procedure voor het aanvragen van vergunningen is onduidelijk, en ze ingewilligd krijgen is lastig. Sinds de Palestijnse opstand in 2000 is Israëls beleid nog strikter geworden en zijn er meer checkpoints en wegblokkades gecreëerd. Bovendien heeft Israël op de Westoever een netwerk aan wegen aangelegd dat voor Palestijnen compleet of deels verboden terrein is.
Daarnaast is de ‘Afscheidingsmuur’ gebouwd, een barrière die ten onrechte vaak wordt omschreven als de grens tussen de Westoever en Israël. In feite staat de muur niet op de internationaal erkende grens, maar grotendeels op de Westoever, waardoor Israël aan ‘haar’ kant zo’n 10 procent van de Westelijke Jordaanoever heeft afgesloten van de rest. Tachtig procent van de Palestijnse boeren met land op de strook tussen de muur en de officiële grens, hebben daar geen toegang meer toe. De overige 20 procent moet vergunningen blijven aanvragen om hun land te kunnen betreden, waarvan de toegangspoorten worden bewaakt door Israëlische militairen; 62 procent van de aanvragen wordt afgewezen.
Palestijnen die naar het buitenland reizen moeten gebruik maken van de King Hussein (Allenby)-grensovergang tussen de Westoever en Jordanië, die wordt gecontroleerd door Israël. Daar kunnen ze op basis van onduidelijke ‘geheime informatie’ geweigerd worden. Het feit dat deze informatie ‘geheim’ blijft, maakt dat ze niet kan worden aangevochten. Vergunningen om via de Israëlische luchthavens te reizen, worden uitsluitend verstrekt in uitzonderlijke ‘humanitaire situaties’. De reisbeperkingen tussen Israël en de bezette gebieden maken ook gezondheidszorg en educatie moeilijker bereikbaar voor Palestijnen op de Westoever.
‘[I can work in] construction. No other option’
Basel en Yuval bespreken de stress die Basel ervaart, en zijn verloren hoop in zijn eigen toekomst. Hij vertelt Yuval dat hij zijn rechtenstudie niet zal kunnen gebruiken, dat de economie van de Westoever verpest is, en dat zijn enige optie is om in Israël in de bouw te gaan werken.
Economische achterstelling
Vóór de bezetting leefden veel Palestijnen van het land, maar aangezien dat hen structureel is (en wordt) afgenomen, werden velen genoodzaakt werk te zoeken in andere sectoren – hetzij in Palestina, hetzij in Israël of zelfs Israëlische nederzettingen. Die laatste twee opties vereisen Israëlische vergunningen. Israël gebruikt de Palestijnen vooral in onzekere en fysiek zware sectoren, waar veel goedkope werkkrachten nodig zijn, zoals de bouw.
Palestijnen dragen bij deze werkzaamheden inkomstenbelasting af, maar zien daar niets van terug in termen van publieke voorzieningen. Ondanks dat Israël het C-gebied beheert, verzorgt het daar voor Palestijnse gemeenschappen geen, of ondermaatse, basisvoorzieningen zoals onderwijs, openbaar vervoer, elektriciteit, sanitaire voorzieningen of gezondheidszorg. Voor de illegale Israëlische nederzettingen wordt dit alles wel verzorgd.
Palestijnen hebben geen toegang tot hun eigen grondstoffen. Zo blokkeert Israël de toegang tot de rivier de Jordaan en andere waterbronnen. Dit terwijl Israël de vruchtbare grond, gas, olie, water en natuursteen, plus de mineralen uit de dode zee exploiteert. Voor het aanleggen van waterleidingen moeten Palestijnen vergunningen aanvragen, die zelden of nooit worden vergeven. Daarentegen is de aanvoer van water naar de Israëlische nederzettingen goed ontwikkeld. Israël gebruikt daarvoor maar liefst 82 procent van het Palestijnse grondwater van de Westoever. De Palestijnen moeten hun eigen water terugkopen van Israël, en betalen daardoor minimaal acht maal het bedrag dat Israëli’s kolonisten in rekening wordt gebracht.
Ook het regenwater valt onder Israëls controle (‘Military Order 158 – Order Amending the Water Supervision Law’). Palestijnse systemen voor de opvang van regenwater of andere ‘illegale’ watersystemen worden door het Israëlische leger vernietigd.
De Palestijnse economie van de Westoever is er vanwege Israëls wurgende regime slecht aan toe. Alleen al de vele reisbeperkingen kost Palestijnen jaarlijks zo’n zestig miljoen werkuren aan inkomen. De traditionele landbouw wordt gewurgd door de verdrijving van Palestijnen van hun land – maar liefst 63 procent van de vruchtbare grond is hen door Israël afgenomen –, naast het boven beschreven regime van ‘waterapartheid’.
Israëls greep op de grenzen van de Westelijke Jordaanoever maakt ook dat Israël de import- en export belasting controleert. Voordat Israël dit belastinggeld overdraagt aan de Palestijnse Autoriteit, ‘lekken’ er volgens UNCTAD per jaar honderden miljoenen Amerikaanse dollar naar de Israëlische staatskas.
De productiviteit van de nog resterende grond is met 20 tot 30 procent verminderd omdat Israël de import van meststoffen heeft verboden Die restrictie is sinds 2007 onderdeel van Israëls ‘dual use’-beleid voor Palestijnse import naar de door Israël bezette bezette gebieden. Producten die zowel een civiele als militaire toepassing kunnen krijgen, zoals chemicaliën en technologie, leiden tot ingrijpende restricties, met grote gevolgen voor vrijwel alle sectoren. De kleine Palestijnse economie van de Westoever wordt op deze manieren door Israël klein gehouden, waardoor laagbetaald werk in Israël voor veel Palestijnen als een van de laatste opties resteert
‘Must-see’
Zo toont No Other Land het veelkoppige mechanisme waarmee Palestijnse dorpen zoals die in Masafir Yatta van de kaart worden geveegd. Maar ook toont de documentaire de indrukwekkende en inspirerende moed, volharding en levenslust van Basel en zijn dorpsgenoten – eigenschappen waar de Palestijnen om bekend staan. En dat dankzij een vijf jaar lange samenwerking tussen Palestijnse en Israëlische activisten, die een meesterwerk hebben afgeleverd. NRC beschreef No Other Land als ‘de must-see docu van 2024’, en bekroonde hem met vijf sterren.