Met onder andere: jonge Palestijn gedood bij confrontatie met Israëlische veiligheidstroepen, Palestijnen verhinderen poging kolonist om kerk af te branden, eerste vrouwelijke taxichauffeur in Gaza.
Een Palestijnse jongen, Ali Abu Aaya, is op 4 december tijdens een protest in Al-Mughayir neergeschoten door Israëlische troepen en is overleden aan zijn verwondingen, aldus het Palestijnse Ministerie van Volksgezondheid. Volgens het Palestijnse Rode Kruis werd Abu Alaya met scherpe munitie in zijn buik geraakt en in kritieke toestand naar een ziekenhuis in Ramallah gebracht. Daar bezweek hij uiteindelijk aan zijn verwonding. Ali Abu Alaya was tussen de dertien en vijftien jaar oud.
De jonge Abu Alaya nam deel aan een protest tegen een nieuwe buitenpost van Israëlische kolonisten in de buurt van Al-Mughayir, een dorp ten noordoosten van Ramallah. Hoewel het protest ver van de buitenpost verwijderd was grepen Israëlische militairen in. Volgens de burgemeester van Al-Mughayir raakten bij de demonstratie nog vier jonge Palestijnen gewond, nadat zij met rubber kogels waren geraakt. Het Israëlische leger verklaarde dat het had ingegrepen bij de demonstratie, maar ontkent met scherpe munitie te hebben geschoten.
Het Israëlische optreden en de treurige dood van Ali Abu Aaya hebben tot veel kritiek geleid. Nickolay Mladenov, VN-coördinator voor het Midden Oosten Vredesproces, schreef op Twitter geschokt te zijn door de dood van Abu Alaya en wees op het feit dat ‘kinderen speciale bescherming onder het internationaal recht genieten en moeten worden beschermd tegen geweld’. Daarnaast spraken twee Amerikaanse congresleden, Rashida Tlaib en Betty McCollum, zich uit tegen het Israëlische optreden. McCollum noemde de dood van Abu Alaya een ‘grotesque state-sponsored killing’. Zij voegde daaraan toe dat ‘dit zinloze incident moet worden veroordeeld als een direct gevolg van de permanente Israëlische militaire bezetting van Palestina’. De Europese delegatie in de Palestijnse gebieden wees ook op de rechten van kinderen, en riep Israël op direct een onafhankelijk onderzoek te starten naar de dood van Abu Alaya. Daarnaast vroeg de Europese Delegatie zich af hoeveel meer Palestijnse jongeren slachtoffer zullen worden van het excessieve gebruik van dodelijk geweld door Israëlische veiligheidstroepen.
Dat er niet veel kan worden verwacht van een intern Israëlische onderzoek naar Palestijnse slachtoffers blijkt uit een recente beslissing van de Israëlische politie. Op 3 december werd bekend dat een interne onderzoekseenheid heeft besloten geen aanklacht in te dienen tegen agenten die betrokken waren bij een incident in Issawiya, Oost-Jeruzalem, op 15 februari 2020. De negenjarige Malik Issa liep die dag van school naar huis toen een Israëlische politieman een met rubber beklede kogel in zijn gezicht schoot, met als gevolg dat de jongen een oog is kwijtgeraakt. Hoewel de Israëlische politie zich na het incident had verontschuldigd voor de verwonding, besloot de interne onderzoekseenheid dat de verwonding ook het gevolg had kunnen zijn van een steen die door Palestijnen naar de politie was gegooid.
Dat Palestijnse kinderen zoals Ali Abu Alaya tot de voornaamste slachtoffers behoren van de Israëlische bezetting, en dagelijks worden blootgesteld aan geweld, razzia’s, kidnapping en mishandeling blijkt uit een aantal rapporten dat in korte tijd is gepubliceerd. Save the Children schreef een rapport over de detentie van Palestijnse kinderen in Israëlische gevangenissen. Daarin wordt duidelijk dat de rechten van kinderen tijdens detentie systematisch geschonden worden, met blijvende psychische problemen als gevolg. Naast fysiek geweld werden kinderen geïntimideerd en psychisch onder druk gezet. Zo werd hen onder meer wijs gemaakt dat ze door hun familie in de steek waren gelaten. Uit een rapport van Defense for Children International – Palestine blijkt dat ‘de Israëlische autoriteiten Palestijnse kinderen routinematig in eenzame opsluiting vasthouden voor ondervragingsdoeleinden’. Volgens de kinderrechtenorganisatie komt deze praktijk neer op ‘foltering of wrede, onmenselijke of mensonterende behandeling of bestraffing’ van Palestijnse kinderen.
Ook de manier waarop Palestijnse jongeren door de Israëlische autoriteiten worden gearresteerd gaat vaak gepaard met buitenproportioneel geweld. Uit een rapport van HaMoked blijkt dat het Israëlische leger elk jaar honderden Palestijnse tieners midden in de nacht thuis arresteert en hen geboeid en geblinddoekt naar ondervragingscentra brengt. De nachtelijke arrestaties zijn de standaardmethode om Palestijnse minderjarigen voor ondervraging binnen te halen. De overgrote meerderheid van de jongeren die HaMoked voor het rapport interview kreeg voorafgaand aan hun arrestatie geen oproep tot verhoor, wat de traumatische nachtelijke arrestatie overbodig had kunnen maken. Ook de Israëlische mensenrechtenorganisatie Yesh Din publiceerde samen met Physicians for Human Rights Israel (PHRI) en Breaking the Silence onlangs een rapport over Israëls militaire invallen in Palestijnse huizen op de Westelijke Jordaanoever. Iedere maand doet Israël meer dan 200 invallen in Palestijnse huizen, veelal middenin de nacht. Volgens dit rapport bevestigen Israëlische soldaten dat doel van deze invallen is om bij de Palestijnse bevolking een gevoel van vervolging te creëren. De voortdurende invallen zorgen voor een klimaat van angst en intimidatie.
Ook op school zijn Palestijnse kinderen niet veilig. In november bracht de Norwegian Refugee Council een onderzoek naar buiten waaruit blijkt dat Israël tussen 2018 en 2020 maandelijks gemiddeld tien aanvallen uitvoerde op scholen en andere Palestijnse onderwijsinstellingen. Niet alleen het Israëlische leger, maar ook kolonisten zijn vaak bij deze aanvallen betrokken. De Norwegian Refugee Council schrijft dat de Israëlische aanvallen niet alleen de toegang van Palestijnse kinderen tot onderwijs schaden, maar ook de psychologische toestand van kinderen ondermijnen.
Het is duidelijk dat opgroeien onder een militaire bezetting een enorme impact heeft op Palestijnse kinderen. De bezetting beïnvloedt elk aspect van hun leven, van hun veiligheid en ontwikkeling tot hun psychosociale welzijn en mentale gezondheid. ‘Ongeacht je mening over het voortdurende conflict en de achterliggende oorzaken, er is geen excuus voor het systematisch toebrengen van psychologische schade aan een generatie jonge Palestijnen,’ aldus Save the Children.
Een Israëlische kolonist heeft op 4 december geprobeerd de Kerk van Alle Naties in bezet Oost-Jeruzalem in brand te steken. Getuigen verklaarden dat de kolonist, die zich voordeed als bezoeker, een brandbare vloeistof over houten kerkbanken goot en die vervolgens in brand stak. Bewakers van de kerk waren in staat het vuur snel te doven en de kolonist op te pakken, alvorens hem over te dragen aan de politie.
Extremistische Israëlische kolonisten voeren regelmatig dit soort aanvallen uit op islamitische en christelijke locaties op de bezette Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem. Veelal worden de misdrijven beschouwd als vergelding voor maatregelen of acties van de Palestijnen of de Israëlische autoriteiten waar de kolonisten niet van gediend zijn. Daarom worden ze aangeduid als ‘price tag attacks’; de onwelgevallige maatregelen van de Palestijnen en de autoriteiten hebben een ‘prijskaartje’.
De 39-jarige Naela Abu Jibba heeft als eerste vrouwelijke chauffeur in Gaza een taxibedrijf gestart. In een video van Middle East Monitor vertelt ze dat haar diensten gericht zijn op vrouwen. ‘Die voelen zich immers prettiger als zij worden rondgereden door een vrouw.’ Abu Jibba, moeder van vijf, is een van de vele vrouwen die in de op instorten staande Gazaanse economie geen werk kon vinden en volledig afhankelijk was van noodhulp. ‘Ik kocht deze auto en moest er het meeste van maken. Hoe doe ik dat? Door hem voor werk te gebruiken,’ zegt Abu Jibba. De klanten lijken positief. ‘Het is een briljant idee,’ zegt een vrouw die bij Abu Jibba in de taxi zit. ‘Ik ben ervan overtuigd dat er meer taxibedrijven moeten komen die zich specifiek richten op vrouwelijke klanten.’
In juli 2018 nam het Israëlische parlement de omstreden ‘wet op de natiestaat’ aan. Daarin staat onder andere dat ‘Israël het historische thuisland van het joodse volk is’, en dat joden beschikken over het ‘natuurlijke, culturele, religieuze en historische recht op nationale zelfbeschikking’. De Palestijnen die van oudsher in het land wonen hebben dat recht niet. Dat deze wet leidt tot discriminatie van Palestijnse en Arabische Israëli’s werd vorige week opnieuw duidelijk toen een Israëlische rechtbank de wet gebruikte om een rechtszaak van twee Arabisch-Israëlische schoolkinderen af te wijzen.
Karmiel, een stad in het noorden van Israël en de woonplaats van de twee kinderen, heeft geen school voor Arabische kinderen. De reiskosten om de kinderen alsnog naar school te kunnen sturen in naburige steden waren daardoor hoog opgelopen. Volgens de oom van de twee kinderen, die de rechtszaak namens hen was begonnen, moest Karmiel die reiskosten vergoeden.
In het besluit om de rechtszaak af te wijzen beriep de griffier van de rechtbank zich op de wet op de natiestaat. In zijn oordeel schreef de griffier dat ‘Karmiel, een Joodse stad, werd gesticht om de Joodse nederzetting van Galilea te ondersteunen. […] De bouw van een Arabische school, evenals het financieren van vervoer voor Arabische studenten […] kan het demografische evenwicht veranderen en het karakter van de stad schaden.’ Met andere woorden, het behouden van het joodse karakter van Karmiel is reden genoeg om geen zorg te dragen voor de basisbehoeften van de Palestijnse minderheid in de stad, die bestaat uit zo’n zes procent van de totale bevolking.
In het NRC verscheen op 1 december een artikel over de impact van het stopzetten van Nederlandse steun aan de Palestijnse ontwikkelingsorganisatie UAWC. De financiële steun werd in augustus tijdelijk stopgezet als gevolg van een lastercampagne tegen UAWC die draaide om vermeende banden tussen de belangrijke agrarische hulporganisatie en de Popular Front for the Liberation of Palestine (PFLP). Over de lastercampagne schreef The Rights Forum een uitgebreide analyse.
Jannie Schipper beschrijft in het NRC-artikel hoe Palestijnse boeren door het stopzetten van de Nederlandse steun aan UAWC in de problemen zijn geraakt. De opschorting van de financiering kwam bovendien midden in de coronacrisis. De boeren kampen met oplopende schulden en kunnen hun arbeiders al maanden niet betalen. Nederland zal de cruciale financiering pas weer hervatten als onderzoek heeft uitgewezen dat er geen banden bestaan tussen UAWC en de PFLP. Intussen gaat Israël in hoog tempo verder met de annexatie van het Palestijnse gebied waar UAWC zijn werkzaamheden verricht. Een annexatie, die gepaard gaat met de vernietiging en inbeslagname van Palestijnse agrarische gebouwen en grond.