De militair die een oudere Palestijn tegen de grond smeet en zijn knie langdurig in diens nek drukte valt niets te verwijten, oordeelt het leger. Eens te meer blijft geweld tegen Palestijnse burgers in bezet gebied onbestraft.
Op 1 september vorig jaar werd de zestigjarige Palestijn Khairi Haroun door een zwaarbewapende Israëlische militair op de grond gegooid en geboeid. Daarbij drukte de militair zijn knie een minuut lang in de nek van de machteloze Haroun. De beelden van het voorval riepen herinneringen op aan de dood van de zwarte Amerikaan George Floyd, die drie maanden eerder in Minneapolis bezweek onder de knie van een politieman.
Haroun overleefde het geweld wel, al werd hij even later, nu geboeid, nogmaals door een militair op de grond gesmeten. De Palestijnse chauffeur die de gewonde Haroun een uur later naar een ziekenhuis wilde brengen kreeg het wapen van een militair tegen het hoofd gedrukt nadat de militair een zijruit van zijn auto had ingeslagen. De beelden van wat begon als een demonstratieve mars van enkele tientallen oudere Palestijnen tegen de diefstal van hun land laten ook zien hoe militairen hun wapens op de aanwezige fotografen richtten. In ons artikel over het voorval noemden wij het geweld en de agressie van de militairen ‘verbijsterend’ en typerend voor een bezettingsmacht die door middel van permanent machtsvertoon de burgerbevolking terroriseert en onder de duim houdt.
Maar volgens het Israëlische leger is er niets wanordelijks gebeurd en zal er geen onderzoek naar het geweld worden ingesteld, meldt de Israëlische krant Haaretz. De militaire advocaat-generaal ziet ‘geen aanwijzingen voor strafbare feiten’. Het geweld is volgens hem inherent aan ‘een arrestatie’ en was ‘gezien de omstandigheden redelijk’. Juist in de week waarin de politieman in de zaak-George Floyd schuldig werd bevonden aan disproportioneel en onredelijk geweld, worden in de zaak van de ‘Palestijnse George Floyd’ de boeken gesloten.
Het besluit laat eens te meer zien dat Israëlische militairen – en ook politiemensen – straffeloos geweld tegen Palestijnse burgers kunnen gebruiken. Weliswaar zeggen de betrokken autoriteiten in reactie op zaken zoals deze geregeld dat er een onderzoek zal worden ingesteld, in de praktijk gebeurt dat zelden, en áls het al gebeurt worden de boeken gewoonlijk na verloop van tijd geruisloos gesloten. Dat zou ook nu zijn gebeurd als de Israëlische mensenrechtenorganisatie Yesh Din niet bij de militaire advocaat-generaal aan de bel had getrokken. Veroordelingen van daders zijn extreem zeldzaam en straffen staan nooit in verhouding tot het gepleegde geweld.
Illustratief is de eerder deze maand gesloten zaak die een Palestijnse vrouw aanspande nadat Israëlische militairen en functionarissen van de veiligheidsdienst Shin Bet in 2015 ’s nachts haar woning binnenvielen om haar op te pakken wegens vermeend ‘aanmoedigen van terrorisme’. Zulke invallen zijn aan de orde van de dag en gaan gepaard met zwaar geweld. In dit geval kregen twee vrouwelijke militairen bovendien de opdracht om los van elkaar de verdachte ter plekke inwendig – vaginaal en anaal – te onderzoeken. De vrouw diende een klacht in wegens seksuele intimidatie, die bij uitzondering daadwerkelijk in behandeling werd genomen. Zes jaar later echter is haar zaak wegens ‘gebrek aan bewijs’ gesloten. De drie Shin Bet-functionarissen wezen elkaar aan als verantwoordelijken en de destijds aanwezige militairen wisten van de prins geen kwaad.
Veelal wijzen betrokken militairen de slachtoffers van hun geweld aan als de schuldigen. Een kenmerkend voorbeeld deed zich eerder deze maand voor, toen de 42-jarige Palestijn Osama Mansour in zijn auto door Israëlische militairen werd doodgeschoten. Zoals wij eerder meldden stelden de militairen dat Mansour bij een controlepost op hen was ingereden. Volgens de vrouw van het slachtoffer, die naast hem in de auto zat, was er van een aanval (of zelfs een ongeluk) geen sprake en openden de militairen pas het vuur nadat Mansour de controlepost was gepasseerd. Ooggetuigen die door de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem werden gehoord steunden haar lezing.
Ook in de zaak-Haroun legde het leger destijds de schuld direct bij het slachtoffer. Het stelde de kleine Palestijnse demonstratie voor als een ‘gewelddadig oproer’ waaraan tweehonderd ‘relschoppers’ deelnamen, die de militairen ‘aanvielen en met stenen bekogelden’. Haroun zou de Israëlische commandant, die ‘terughoudendheid betrachtte’, zijn blijven aanvallen, waardoor ‘de troepen gedwongen waren hem te arresteren’. Omdat Haroun zich tegen de arrestatie verzette, was het ‘noodzakelijk hem te boeien’. De beelden van de demonstratie en de arrestatie maken overtuigend duidelijk dat het verhaal van het leger van A tot Z was verzonnen.
Niettemin kwamen de militairen ermee weg. De zaak-Haroun onderstreept dat straffeloosheid inherent is aan Israëls bezettingsregime – even inherent als het geweld waarmee militairen en politiemensen dat regime uitoefenen en handhaven.