Het Centrum Informatie en Documentatie Israël keert zich tegen een door de EU georganiseerde reis voor journalisten langs Europese hulpprojecten op de bezette Westelijke Jordaanoever. De organisatie is ‘verbijsterd’ over het ‘eenzijdige’, ‘partijdige’ en ‘onacceptabele’ initiatief. Snijdt die beschuldiging hout?
De bekritiseerde reis wordt georganiseerd door de EU-missie in Jeruzalem. In oktober wordt een aantal Europese journalisten in de gelegenheid gesteld met eigen ogen te bekijken op welke wijze de EU zich inzet voor de Palestijnse bevolking op de door Israël bezette Westelijke Jordaanoever. Weinig mensen weten wat de EU daar met het geld van de Europese belastingbetaler doet. De EU neemt journalisten mee die van plan zijn over het onderwerp te publiceren.
Het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) is ‘verbijsterd’ over het initiatief, en wel omdat de reis niet ook Israël aandoet. De organisatie schrijft dat ‘Israël er niet aan te pas komt’ en dat ‘de pluriforme Israëlische stem over zaken die op de Westoever plaatsvinden niet aan bod komt’. Volgens het CIDI is het zelfs zo dat ‘de Joodse staat geheel wordt uitgesloten’ en de reis in feite een vorm van BDS-activisme is:
Terwijl de EU zegt zich te keren tegen het Boycotten, Desinvesteren en Sancties (BDS) tegen Israel wordt in deze reis de Joodse staat geheel uitgesloten.
Het CIDI stelt dat ‘journalisten zo op een partijdige wijze worden beïnvloed’, en dat het initiatief bovendien ‘niet bijdraagt aan vrede’ en ‘in elk geval het Israelische vertrouwen in de rol van de EU zal ondermijnen’. De organisatie noemt de reis ‘onacceptabel’ en roept Nederlandse politici in Den Haag en Brussel op ‘stelling te nemen tegen deze eenzijdige activiteit’ – en bij voorbaat ook ‘tegen de door de EU gestuurde berichtgeving die daaruit voortvloeit’.
Het valt niet in te zien waarom de EU niet in staat zou zijn haar eigen activiteiten op de Westoever onder de aandacht te brengen, op verantwoorde wijze toe te lichten en vragen daarover van journalisten naar behoren te beantwoorden. Het CIDI maakt op geen enkele wijze aannemelijk dat de EU ‘de Israëlische stem’ nodig heeft om een correct beeld van de eigen inspanningen voor de Palestijnen te geven. Wij beoordelen de stelling van het CIDI dat de EU in oktober een ‘eenzijdig en partijdig’ beeld van de eigen activiteiten zal schetsen dan ook als incorrect.
Evenmin valt in te zien wat uitgerekend Israël aan de EU-informatie zou kunnen toevoegen. Het land bezondigt zich al vijftig jaar aan bezetting en illegale kolonisering van de Westoever, weigert zijn verplichting na te komen om in de basisbehoeften van de Palestijnse bevolking te voorzien, en is daarmee de partij die de EU-bemoeienis noodzakelijk maakt.
Daar komt bij dat Israël de EU-hulp op grote schaal saboteert. Afgelopen week nog sloopte het een aantal door Europa gefinancierde schooltjes, onder andere in het dorp Jubbah al-Dhib, waar het eerder deze zomer de door Nederland betaalde stroomvoorziening sloopte en 96 zonnepanelen in beslag nam. Op de Westoever werden deze maand ook meerdere door de EU betaalde woningen afgebroken. Uit het laatste halfjaarlijkse overzicht van de EU blijkt dat Israël in zes maanden tijd 117 door de EU gefinancierde projecten en bouwwerken sloopte (gemiddeld bijna vijf per week), met een waarde van 312 duizend euro.
De toelichting van de Israëlische autoriteiten op hun sloopactiviteiten is overbekend: de EU dient voor haar humanitaire activiteiten over een vergunning van de bezetter te beschikken. Aanvragen daarvoor lopen echter altijd uit op ellenlange procedures en in bijna alle gevallen op een afwijzing.
Het standpunt van de EU – en de Nederlandse regering – is ook overbekend: Israël is verplicht zélf in de basisbehoeften van de Palestijnen te voorzien, het slopen van projecten en bouwwerken is volgens internationaal recht verboden, en met het voor eigen rechter spelen draagt Israël niet bij aan vrede en wordt het vertrouwen van de EU en de internationale gemeenschap ondermijnd.
Dit laat natuurlijk onverlet dat het Israël vrij staat zélf een persreis over de Westoever te organiseren, waarop niet alleen de EU-projecten worden bezocht, maar ook ‘de pluriforme Israëlische stem over zaken die daar plaatsvinden’ wordt gehoord. De aanwezigheid van afgevaardigden van zowel het Israëlische militaire bestuur als van mensenrechtenorganisaties – zoals B’Tselem, Breaking the Silence, Al-Haq, Adalah en Yesh Din – zal gegarandeerd tot grote belangstelling van journalisten en tot een groot aantal publicaties leiden.
In het licht van het bovenstaande is de beschuldiging van het CIDI dat de EU ‘de Joodse staat buitensluit’ niet alleen ongefundeerd, maar ook onkies. De realiteit is dat de Unie Israël juist uiterst goed gezind is. Europa heeft tot op heden categorisch nagelaten sancties tegen Israël te treffen, hoewel het daartoe volgens het internationaal recht en de eigen wetgeving verplicht is. Israël wordt door de EU dus niet buitengesloten, maar juist omarmd en beschermd ten koste van de eigen Europese moraliteit en regelgeving. Dat verdient een andere toon dan die het CIDI aanslaat.
Met de oproep aan Nederlandse politici om ‘stelling te nemen tegen deze eenzijdige activiteit’ begeeft het CIDI zich op nog gladder ijs. De organisatie wekt de indruk te willen voorkomen dat de EU journalisten naar eigen inzicht informeert over haar activiteiten in Palestina. Daarmee raakt het CIDI aan fundamentele rechten en vrijheden, zoals het recht op informatie en de vrijheid van meningsuiting en vergadering.
Dat geldt nog sterker voor de oproep aan politici om bij voorbaat ‘stelling te nemen tegen de door de EU gestuurde berichtgeving die daaruit voortvloeit’. Het afwijzen van publicaties die nog niet eens zijn verschenen verdraagt zich niet met de uitgangspunten van een vrije, democratische samenleving. Met de beschuldiging dat het juist de EU is die de berichtgeving zou willen ‘sturen’ overschrijdt het CIDI bovendien fundamentele fatsoensnormen. Tenslotte etaleert de organisatie een diep wantrouwen jegens de pers, die kennelijk niet in staat is door ‘beïvloeding door de EU’ heen te kijken, zich een onafhankelijk beeld van de Europese activiteiten te vormen en daar op verantwoorde wijze verslag van te doen.
Ik koester een diepgewortelde hoop op vrede in het midden-oosten met gerechtigheid als basis.
Doekle Terpstra
Bestuurder