Ooit uit Palestina naar Syrië verdreven en nu vanwege het Syrische oorlogsgeweld naar Libanon gevlucht, rest duizenden Palestijnen niets anders dan een terugkeer naar Syrië. Het geld voor hun opvang in Libanon is op, schrijft NRC in een reportage.
In NRC schetst correspondent Gert van Langendonck de gevolgen van de radicale korting van president Trump op de Amerikaanse bijdrage aan de VN-organisatie voor Palestijnse vluchtelingen, de UNRWA. Afgelopen maand halveerde Trump een eerste bijdrage voor 2018 en trok hij een toezegging voor voedselhulp in. In plaats van de verwachte 170 miljoen dollar ontving de UNRWA zestig miljoen. De kans bestaat dat het daarbij dit jaar blijft, terwijl de Amerikanen de afgelopen jaren ruim driehonderd miljoen méér bijdroegen. De plotselinge bezuiniging stortte de organisatie in een acute financiële crisis.
De eerste slachtoffers van Trumps maatregel zijn de Palestijnen die in Syrië leefden en als gevolg van het geweld in dat land naar Libanon zijn gevlucht, schrijft Van Langendonck. Het gaat om (nakomelingen van) Palestijnen die in 1947-1949 door joodse strijdgroepen van huis en haard werden verdreven en in Syrië belandden. Door de Syrische burgeroorlog raakte de gemeenschap opnieuw op drift. Liefs 95 procent van de Syrische Palestijnen is nu aangewezen op steun van de UNRWA: 438 duizend Palestijnen in Syrië zelf, 33 duizend vluchtelingen in Libanon en 17 duizend in Jordanië.
Van Langendonck stelt ons voor aan Rajaa Sa’adiya, een Palestijnse moeder van 43 die met haar zonen van 16 en 17 en haar dochter van vier in het Palestijnse vluchtelingenkamp Shatila bij Beirut woont. Het gezin leefde in het vluchtelingenkamp Yarmuk bij Damascus en had daar, in afwachting van hun terugkeer naar Israël/Palestina en compensatie van hun door Israël genaaste bezittingen, een redelijk bestaan opgebouwd, net als het leeuwendeel van de Syrische Palestijnen: slechts 7 procent van hen was nog aangewezen op de UNRWA. Maar Yarmuk werd grotendeels verwoest en Rajaa vluchtte met haar gezin naar Libanon.
In Shatila betaalt Rajaa 230 dollar huur per maand voor een kamer zonder ramen. Ze ontvangt een bijdrage van tweehonderd dollar van de UNRWA en werkt onregelmatig als schoonmaakster. Haar zoons volgen geen onderwijs meer, maar helpen met eenvoudig werk het gezin nipt te overleven. Maar eind deze maand is de UNRWA gedwongen de betalingen aan mensen als Rajaa te staken. Voor haar zit er dan weinig anders op dan terug te keren naar Syrië, in de hoop dat het gezin daar in een tent kan leven, zegt ze tegen Van Langendonck.
Vanaf eind maart staat ook de gezondheidszorg die de UNRWA aan de vluchtelingen biedt op losse schroeven. Ook daar maakt Rajaa’s gezin op dit moment nog gebruik van: vanwege een bloedziekte moet het dochtertje regelmatig een bloedtransfusie ondergaan. Kosten: 100 dollar per maand.
In september is ook het geld voor de 65 UNRWA-scholen in Libanon op. Daarvan zijn niet alleen Palestijnse vluchtelingen uit Syrië het slachtoffer, maar ook de grote Palestijnse gemeenschap die al sinds 1947-1949 in het land verblijft.
Onvermijdelijk komt ook de UNRWA-hulp aan de Palestijnen in Syrië zwaar onder druk. Vorig jaar kampte de organisatie in Syrië al met een enorm financieel tekort, en dit jaar is er 409 miljoen dollar nodig om de Syrische Palestijnen elementaire hulp te kunnen bieden.
De financiële crisis waarin de UNRWA zich bevindt zal ook de noodhulp in vluchtelingenkampen in Gaza en op de Westelijke Jordaanoever raken, blijkt uit het NRC-artikel, en dreigt op termijn het reguliere budget van de organisatie – goeddeels bestemd voor onderwijs – aan te tasten.
‘Israël vindt dat best’, schrijft Van Langendonck. Hij citeert premier Netanyahu, die de Palestijnen hun recht op terugkeer en compensatie wil ontnemen en het onttakelen van de UNRWA als middel daartoe beschouwt. Stort de Palestijnen maar diep genoeg in de ellende en ze geven uiteindelijk toe aan alle Israëlische eisen, lijkt de gedachte van Netanyahu en de zijnen.
President Trump is de uitvoerder van het project, constateerde The Rights Forum eerder al. Zette hij in december met zijn erkenning van Jeruzalem als Israëls hoofdstad al een streep door de Palestijnse rechten op de stad, nu lijkt hij vastbesloten de UNRWA in haar huidige vorm te gronde te richten. Het past ongetwijfeld in zijn langverwachte ‘ultieme deal’, het vredesplan waaraan zijn schoonzoon Jared Kushner al een jaar knutselt en dat in de wandelgangen inmiddels het ‘plan-Netanyahu’ heet.
Als het aan Kushner en aan Trumps VN-ambassadeur Nikki Haley had gelegen, hadden de Amerikanen geen cent meer aan de UNRWA betaald. De ministers Rex Tillerson (Buitenlandse Zaken) en James Mattis (Defensie) wisten dat te voorkomen, schreven wij eerder. Zij waarschuwden voor een humanitaire ramp, met name in Gaza, maar ook op de Westelijke Jordaanoever en in de buurlanden. Met de donatie van zestig miljoen dollar wilden zij de UNRWA ‘voorlopig in leven houden’.
Ook in Israël gingen stemmen op die wezen op het gevaar van het torpederen van de UNRWA, schrijft Van Langendonck. Zij waarschuwden voor een humanitaire catastrofe en de consequenties daarvan voor Israël. Want door de Palestijnse vluchtelingen te ondersteunen geeft de UNRWA Israël niet alleen al zeventig jaar de gelegenheid hun terugkeer en compensatie tegen te houden, ook neemt de organisatie Israël de verplichting uit handen om de vluchtelingen in Gaza en op de Westoever een menswaardig bestaan te bieden. Valt de UNRWA-steun weg, dan moet Israël alsnog diep in de buidel tasten.
Het siert de NRC dat de krant oog heeft voor de humanitaire gevolgen van de UNRWA-crisis en die aan de hand van Rajaa en haar gezin zichtbaar maakt. Degelijke informatie over dit onderwerp is een noodzakelijk tegenwicht voor de steun die Trump ook in Nederland krijgt. In de Tweede Kamer werd de aanval op de UNRWA en het Palestijnse recht van terugkeer overgenomen door onder meer de PVV, SGP en ChristenUnie. De partijen verspreiden dezelfde desinformatie over de UNRWA en de Palestijnse vluchtelingen als de Israëlische regering.
Zo stelde SGP-voorman Van der Staaij dat de Palestijnse vluchtelingen via de UNRWA ‘massief worden bevoordeeld’ en nodig moeten worden ‘geïntegreerd’ in Libanon en Jordanië, landen waar circa één op de drie bewoners vluchteling uit de regio is. Volgens Van der Staaij zijn de kampen waarin mensen als Rajaa in Libanon en Jordanië verblijven (lees Gideon Levy in Haaretz (€) over het uit zijn voegen barstende Palestijnse vluchtelingenkamp Al-Baqa’a in Jordanië) ‘echt geen primitieve kampjes, maar gewone, normale woonwijken’.