Israëlische bezettingstroepen schoten een jonge Palestijn dood die op de bezette Westelijke Jordaanoever deelnam aan een demonstratie.
Hij is de 21e Palestijn die in de eerste 19 weken van 2017 is gedood.
Het slachtoffer is de 23-jarige Saba Abu Ubeid, meldt het Palestijnse persbureau Ma’an. Hij nam deel aan de wekelijkse protestmars van inwoners van het dorp Nabi Saleh tegen de nabijgelegen illegale Israëlische nederzetting Halamish. De kolonisten van Halamish hebben, onder dekking van het Israëlische leger, delen van het land en een aantal waterbronnen van Nabi Saleh geconfisqueerd. De demonstratie liep uit op een solidariteitsbetuiging met de Palestijnse hongerstakers in Israëlische gevangenissen.
Een woordvoerder van het Israëlische leger stelde dat tientallen Palestijnen die met stenen naar de ter plaatse aanwezige militairen gooiden ‘een directe bedreiging’ vormden en dat ‘methoden om de menigte te verspreiden en de rust in de regio te bewaren’ waren ingezet. Saba Abu Ubeid werd met scherpe munitie in de borst geschoten en stierf kort daarop in een nabijgelegen ziekenhuis.
Elders op de Westoever raakten tientallen Palestijnen gewond bij demonstraties in solidariteit met de Palestijnse hongerstakers, meldt Ma’an. In het district Nablus zouden drie Palestijnse ambulances door Israëlische troepen onder vuur zijn genomen.
Saba Abu Ubeid is de 21e Palestijn die in de eerste 19 weken van 2017 door Israëlische militairen en kolonisten is gedood. Een aantal van hen kwam om bij demonstraties, anderen zouden Israëlische militairen of politiemensen hebben aangevallen.
Vijf dagen eerder werd de 16-jarige Fatimah Hjeiji doodgeschoten bij de Damascus-poort in Jeruzalem. Bij nadering van een metalen afzetting waarachter zich vijf zwaarbewapende politiemensen in beschermende uitrusting bevonden, haalde het meisje een mes tevoorschijn. Daarop openden de politiemensen direct het vuur. Het meisje stierf ter plaatse.
De Israëlische mensenrechtenorganistie B’Tselem, die het voorval onderzocht, stelt dat het meisje geen enkele bedreiging voor de politiemensen vormde en dat er geen reden was op haar te schieten. Niettemin schoten de politiemensen minstens tien kogels op haar af, waarmee ook een passerende taxi werd geraakt. In scherpe bewoordingen bekritiseert B’Tselem de commandant van de regionale politie, die het doden van het meisje ‘wettig en toepasselijk’ noemde:
‘This statement, like similar sentiments expressed by other senior ranking officials and a mood of general hostility ever since October 2015, encourages security personnel to shoot to kill even in cases such as this, where lethal measures are unwarranted.’
Onder verwijzing naar twee recente andere voorvallen hekelt B’Tselem het shoot-to-kill-beleid van de Israëlische autoriteiten:
‘The continued policy of fatally shooting Palestinians who do not pose a mortal danger illustrates the manifest discrepancy between the recognized and accepted principle that prohibits such use of gunfire, and a reality in which shoot-to-kill incidents are a frequent occurrence and are encouraged by senior officials and wide public support.’
Ik koester een diepgewortelde hoop op vrede in het midden-oosten met gerechtigheid als basis.
Doekle Terpstra
Bestuurder