Van 18 tot en met 22 mei vindt in Rotterdam het Eurovisie Songfestival plaats. Israël behoort zoals gebruikelijk tot de deelnemers, Palestina niet. Palestijnse muziek is in Nederland relatief onbekend. Daarom laten we u tot en met 22 mei dagelijks een nummer van een Palestijnse artiest of groep horen. Vandaag deel 6 van de serie: Mohammed Assaf.
Hoe een Palestijnse jongen uit een vluchtelingenkamp in Gaza een popzanger van naam en faam en een symbool van Palestina werd, dat is het verhaal van Mohammed Assaf (31). Hij werd geboren in Libië, in de Palestijnse diaspora. Toen hij vier jaar oud was verhuisde het gezin naar de Gazastrook, waar zijn moeder, een wiskundelerares, vandaan kwam. Zij groeide op in Bayt Daras, een van de vele Palestijnse plaatsen waarvan de bevolking voorafgaand aan de stichting van de staat Israël door Joodse milities werd verdreven.
Het gezin vestigde zich in een vluchtelingenkamp in Khan Younis, waar Mohammed onderwijs volgde aan een school van de VN-organisatie voor Palestijnse vluchtelingen (UNRWA). Zingen was zijn passie, en dat hij talent had bleef niet opgemerkt. Hij zong op familiefeesten, later op bruiloften en grote evenementen, en in het jaar 2000 was hij te horen in een populair televisieprogramma.
Zijn doorbraak volgde in 2013, toen hij het tweede seizoen van de razend populaire talentenshow Arab Idol won. Dat hij daar überhaupt aan kon deelnemen was een klein wonder. Met zijn auto onderweg naar het hotel in Caïro (Egypte) waar de audities plaatsvonden werd hij twee dagen opgehouden aan de grens tussen Gaza en Egypte. Eenmaal bij het hotel bleek het hek al gesloten en moest hij over een muur klimmen. Helaas waren alle plaatsen voor de audities al vergeven, maar in de lobby waar de kandidaten op hun beurt wachtten zette Mohammed het op een zingen, waarna een van hen zijn deelnamebewijs aan hem afstond met de woorden: ‘Ik haal de finale toch niet, jij wel.’
Zijn winst leverde Assaf enorme populairiteit op in de Arabische wereld en ver daarbuiten. De bekende Libanese componist en zanger – en jurylid van Arab Idol – Ragheb Alama gaf hem vanwege zijn bliksemopkomst de bijnaam ‘de Raket’. Assaf trad over de hele wereld op, bracht twee albums uit en werd ambassadeur van de vluchtelingenorganisatie UNRWA en ambassadeur voor kunst en cultuur van de Palestijnse regering.
Onder de Palestijnen leidde zijn winst tot ware volksfeesten, en zijn populariteit is nog altijd enorm. Niet alleen vanwege zijn vertolking van bekende en nationalistisch getinte Palestijnse nummers zoals het in de finale van Arab Idol door hem gezongen Aali al-Keffiah, maar ook en vooral als symbool van eenheid, verbroedering en hoop. Assaf – ‘Ik ben een zoon van de Palestijnse zaak’ – is zich daar goed bewust van. In interviews benadrukte hij vaak dat er talloze Palestijnen zijn zoals hij, jonge mensen met talent en ambities op allerlei vlakken die onder de bezetting geen kans hebben hun creativiteit te ontplooien en hun dromen waar te maken. Assaf koestert zijn Palestijnse identiteit, zo blijkt duidelijk uit zijn nummer Dammi Falastini (‘Mijn bloed is Palestijns’), waarvan hieronder een live-vertolking te zien is.
In 2015 verfilmde de Palestijns-Nederlandse regisseur Hany Abu-Assad het levensverhaal van Mohammed Assaf in het prachtige The Idol. In een interview met Nieuwsuur over zijn film zei hij: ‘Kunst kan mensen hoop geven en lelijkheid mooi maken.’ De film is ook een ode aan de bevolking van Gaza, beklemtoonde hij: ‘Gaza is eigenlijk een grote gevangenis, en toch heeft die plek de menselijkheid niet verloren. Ondanks alle moeilijkheden die de mensen daar hebben, zijn ze nog steeds optimistisch. Ze willen verder leven, ze zetten gewoon door. Ik wilde deze film maken als een soort cadeau voor Gaza.’