Gemeente probeert het centrum al sinds 2017 te sluiten. Besluit is kenmerkend voor het intolerante klimaat in Israël, waarin critici worden weggezet als landverraders.
Vlak na de kerstdagen lazen medewerkers van de in Jeruzalem gevestigde Barbur Gallery in de krant dat zij hun pand binnen negentig dagen moeten verlaten. De gemeente, eigenaar van het gebouw, wil er een kinderdagverblijf vestigen. Een gemeentelijke brief waarin het besluit zou zijn toegelicht was niet bij het centrum aangekomen. Dat schrijft de krant Haaretz (€).
De Barbur Gallery is een cultureel centrum dat sinds 2005 tentoonstellingen, lezingen en workshops organiseert. Er is ook een bescheiden bibliotheek. Het centrum haalde zich begin 2017 de woede van de Israëlische autoriteiten op de hals door ruimte te bieden aan een lezing van Breaking the Silence, een Israëlische organisatie van ex-militairen die getuigenissen over misdaden van het Israëlische leger optekent en daar voorlichting over geeft en over publiceert.
Minister van Cultuur Miri Regev riep toenmalig burgemeester van Jeruzalem Nir Barkat op de lezing te verbieden. ‘Het belasteren van militairen is geen kunstvorm die de autoriteiten moeten ondersteunen’, stelde zij. Het centrum zou zich moeten beperken (€) tot ‘het tentoonstellen van schilderijen, beelden, enzovoort, en het onderhouden van de planten in de tuin, en niet buiten reguliere openingstijden’.
Burgemeester Barkat ging nog een stap verder: hij liet weten dat Barbur binnen negentig dagen zou worden gesloten. De reden: de gemeentelijke regels zouden vestiging van een cultureel centrum in het pand niet toestaan en het pand zou niet goed worden onderhouden. Het centrum wist de sluiting in een juridische procedure te voorkomen.
Sindsdien is het centrum verwikkeld in een permanent juridisch gevecht met de gemeente, die alles uit de kast haalt om Barbur weg te krijgen. In juni 2018 bemoeide minister Regev zich opnieuw met het centrum nadat het de presentatie van een boek over de Nakba (‘Catastrofe’) – de verdrijving van driekwart miljoen Palestijnen tussen eind 1947 en begin 1949 – organiseerde. Volgens Regev (€) bood het centrum een podium voor ‘sprookjes over de Nakba’ en ‘onophoudelijke pro-Palestijnse provocaties’, waarmee ‘het bestaan en de symbolen en waarden van Israël worden ondermijnd’.
De gemeente Jeruzalem stapte naar de rechter, die bepaalde dat Barbur moest verdwijnen omdat de gemeente het gebouw voor andere doeleinden nodig zou hebben. Ook daar wist het centrum een juridisch stokje voor te steken. Het voert keer op keer aan dat de gemeente Barbur om politieke redenen wil sluiten en de vrijheid van meningsuiting wil inperken.
In een interview met NRC zei curator Abraham Kritzman: ‘Kunst is niet alleen maar mooie dingen laten zien; het hele idee van een galerie is dat er problematische onderwerpen aan de oppervlakte kunnen worden gebracht.’
In mei 2019 kwam een rechter met de gemeente en Barbur een compromis overeen: het centrum zou een nieuw officieel verzoek indienen voor een ruimte, op het huidige adres of een alternatieve locatie. Het centrum diende het voorstel in juli in en hoorde vervolgens niets, tot de medewerkers onlangs in de krant lazen dat het verzoek is afgewezen en Barbur moet verdwijnen. Ditmaal werd als reden gegeven dat de gemeente het pand nodig heeft voor een kinderdagverblijf.
In een persverklaring liet plaatsvervangend burgemeester Hagit Moshe van de religieus-nationalistische partij Habayit Hayehudi (Het Joodse Huis) triomfantelijk weten dat het eindelijk was gelukt ‘een galerie te sluiten die is gespecialiseerd in provocatie en beschadiging van Israëls goede naam onder de dekmantel van artistieke vrijheid’. Voortaan zal in het pand ‘het geluid van de Torah en het zionisme te horen zijn in plaats van laster’, aldus Moshe.
Maar of hiermee het het lot van Barbur definitief is bezegeld valt nog te bezien. Het centrum maakt zich opnieuw op voor juridische stappen. Daarbij heeft het een sterk wapen in handen: in het gemeentelijke bestemmingsplan is het pand aangemerkt als ‘open maatschappelijke ruimte’, en dat maakt vestiging van een kinderdagverblijf onmogelijk.
De lotgevallen van Barbur staan niet op zichzelf. In het huidige Israël worden culturele instellingen en individuele kunstenaars met kritische opvattingen over het beleid van de staat van veel kanten uitgemaakt voor ‘anti-Israëlisch’ en ‘landverrader’. Politici als Miri Regev en premier Netanyahu gaan voorop in de strijd om kritische kunstenaars tot zwijgen te brengen.
Regev bestrafte al meerdere instellingen en gezelschappen door subsidies te bevriezen. In 2018 diende ze een wetsvoorstel in dat loyaliteit aan de principes en symbolen van de staat als voorwaarde stelt voor steun van de overheid. ‘Een verachtelijk voorstel, passend bij een totalitair regime’, schreef de krant Haaretz in een redactioneel commentaar. De ‘loyaliteitswet’ verdween in de ijskast, niet vanwege de luide protesten uit de kunstwereld, maar vanwege strubbelingen binnen de regeringscoalitie.
Niet alleen kunstenaars, ook politici, mensenrechtenorganisaties en journalisten met onwelgevallige opvattingen worden in Israël continu belasterd en onder druk gezet. Hun maatschappelijke speelruimte – bijvoorbeeld om voorlichting op scholen te geven – wordt waar mogelijk wettelijk ingeperkt. ‘Wat er nog over is van onze democratie, zal verder verkruimelen’, voorspelde de Israëlische schrijver Nir Baram vorig jaar in de Volkskrant.