Human Rights Watch: ‘Ontruiming kampen op Westelijke Jordaanoever is etnische zuivering’

Human Rights Watch onderzocht de ontruiming van drie vluchtelingenkampen op de Westelijke Jordaanoever, begin dit jaar. De organisatie stelt oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid vast, en roept op tot sancties tegen Israël.  

De ravage achtergelaten door het Israëlische leger in het vluchtelingenkamp Tulkarem. © Sipa USA / Alamy

Israël heeft zich schuldig gemaakt aan misdaden tegen de menselijkheid door het ontruimen van drie vluchtelingenkampen op de Westelijke Jordaanoever. Dat schrijft mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch (HRW) in een vandaag gepubliceerd rapport. De ontruimingen van de kampen in Jenin, Tulkarem en Nur Shams, in januari en februari dit jaar, komen neer op etnische zuivering, schrijft HRW. Eén van de slachtoffers die in het rapport aan het woord komt, de 60-jarige Nedim, zegt: ‘Ik heb de innerlijke overtuiging dat we nooit meer terug zullen komen.’ 

Het rapport, getiteld ‘Al mijn dromen zijn uitgewist’, beschrijft de ontruimingen op basis van satellietbeelden, video’s en foto’s, sloopbevelen en interviews met 31 slachtoffers. In totaal zijn 32.000 mensen van de ene op de andere dag uit hun huizen verdreven. Zij moesten onderkomen zien te vinden bij familie, of in gebouwen als scholen en moskeeën. Niemand mocht terug, ook niet nadat het Israëlische leger weer vertrokken was. Volgens HRW is dit de grootste ontheemding van Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever in één operatie sinds de oorlog van 1967; het is sinds die oorlog dat de Westelijke Jordaanoever bezet is door Israël.  

Sancties opleggen  

Hoge Israëlische functionarissen, waaronder premier Benjamin Netanyahu en minister van Defensie Israel Katz, moeten worden onderzocht voor de ontruimingen en worden vervolgd voor oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid, vindt HRW. De organisatie roept overheden op om Israël sancties op te leggen om het land te bewegen een einde te maken aan het repressieve beleid. 

De ontruiming van de vluchtelingenkampen in het noordelijke deel van de Westelijke Jordaanoever begon op 21 januari, twee dagen nadat het toenmalige (tijdelijke) staakt-het-vuren in Gaza van start was gegaan. Israëlische troepen bestormden het kamp en zetten daarbij Apache-helikopters, drones, bulldozers en pantservoertuigen in, ter ondersteuning van honderden grondtroepen die mensen uit hun huizen dreven. Soortgelijke operaties vonden plaats in het vluchtelingenkamp Tulkarem op 27 januari en in kamp Nur Shams op 9 februari. 

HRW sprak in totaal met 31 Palestijnen die slachtoffer waren van de gedwongen ontruimingen. Die vertelden dat ze bulldozers gebouwen zagen slopen toen ze werden verdreven. Eén van de slachtoffers, Nadim, een 60-jarige vader van vier kinderen uit Tulkarem, zei: ‘Mijn angst is dat ons hier hetzelfde zal gebeuren als wat ons overkwam in 1948.’ 

Recht op terugkeer  

In de vluchtelingenkampen wonen Palestijnen die tijdens de Nakba in 1948, na de oprichting van de staat Israël, uit hun huizen in Palestina werden verdreven. Zulke kampen bestaan op de Westelijke Jordaanoever, maar ook in de Gazastrook en in omringende landen. Deze verdreven Palestijnen en hun nakomelingen hebben volgens internationale verdragen het recht om terug te keren naar hun oorspronkelijke huizen. Dat zogeheten ‘recht op terugkeer’ is nooit gerespecteerd, en het lijkt er steeds minder op dat dat ooit zal veranderen. 

Volgens de Geneefse Conventies (de regels die gelden voor het beschermen van burgers tijdens gewapende conflicten en onder bezetting) is het verboden burgers te verplaatsen, behalve als het tijdelijk is en voor hun eigen veiligheid, of om dwingende militaire redenen. De bezettende macht moet ervoor zorgen dat de ontheemden terugkeren zodra de vijandelijkheden in het gebied zijn beëindigd. 

Israël heeft HRW in een brief laten weten dat de operaties, die Israël ‘IJzeren Muur’ noemt, zijn  gericht tegen ‘de veiligheidsdreigingen die deze kampen vormden en de groeiende aanwezigheid van terroristische elementen daarin’. HRW maakt er gehakt van, en schrijft dat de Israëlische autoriteiten niet hebben aangetoond dat volledige verdrijving van de burgerbevolking de enige optie was om dat militaire doel te bereiken, of waarom ze de bewoners verboden terug te keren naar hun huizen.  

Maskers en wapens  

IJzingwekkend is wat Israëlische ministers, waaronder Defensieminister Bezalel Smotrich, in februari zeiden: de kampen zullen ‘onbewoonbare ruïnes worden’ als de bewoners ‘hun “terroristische daden” voortzetten’, en de bewoners zullen ‘gedwongen worden te emigreren en een nieuw leven in andere landen te zoeken’. Dat lijkt inderdaad de bedoeling, blijkt ook uit wat één van de slachtoffers, de 54-jarige Leila, aan HRW vertelde: ‘De Israëlische soldaten schreeuwden en gooiden met dingen. Sommigen droegen maskers en ze droegen allerlei wapens. Het leek wel een filmscène. Een van de soldaten zei: “Jullie hebben hier geen huis meer. Jullie moeten weg.”’  

Sinds de ontruimingen is het geen enkele bewoner gelukt terug te keren naar huis, terwijl de operaties inmiddels zijn afgelopen en er geen militaire activiteit meer is. Israëlische soldaten hebben geschoten op mensen die hun huizen probeerden te bereiken. Het leger heeft de kampen platgewalst, met de grond gelijk gemaakt en ruimte vrijgemaakt voor schijnbaar bredere toegangswegen, en alle ingangen geblokkeerd. 

© 2007 - 2025 The Rights Forum / Privacy Policy