Met onder andere: een nieuw rapport over collectieve bestraffing in de Palestijnse gebieden, Europese ministers willen lijst met mogelijke sancties, en landbouwgrond en olijfbomen in brand gestoken.
Michael Lynk, speciaal VN-Rapporteur voor de mensenrechten in bezet Palestijns gebied, heeft op 15 juli een rapport gepubliceerd over hoe collectieve bestraffing door Israël wordt ingezet tegen de Palestijnse bevolking. Volgens Lynk is collectieve bestraffing in de context van de Israëlische bezetting ‘een instrument van controle en overheersing dat in tegenspraak is met de moderne rechtsstaat.’ Collectieve bestraffing gaat in tegen een van de fundamentele principes van de moderne rechtsleer dat onschuldige mensen niet gestraft kunnen worden voor de misdaden van anderen, en is dan ook verboden onder de Geneefse Conventies.
Als belangrijkste voorbeelden van collectieve bestraffing noemt Lynk het slopen van huizen, het achterhouden van de lichamen van gedode Palestijnen en het beperken van de bewegingsvrijheid van Palestijnen. Het meest schrijnende voorbeeld van collectieve bestraffing is de inmiddels dertien jaar durende blokkade van de Gazastrook. De blokkade wordt door Israël verantwoord als strafmaatregel tegen Hamas’ beschietingen van burgerdoelwitten die ook in strijd zijn met het internationaal recht, maar treft vooral de burgers in Gaza. De blokkade heeft de strook veranderd in ‘een verarmd getto met een gedecimeerde economie en een ineenstortend systeem voor sociale dienstverlening,’ aldus Lynk.
Volgens de Israëlische krant Haaretz hebben de Israëlische autoriteiten een lijst opgesteld van militaire officieren en ambtenaren die het risico lopen te worden vervolgd door het Internationaal Strafhof, in het geval het hof besluit over te gaan tot een formeel onderzoek naar oorlogsmisdaden in de bezette Palestijnse gebieden. De lijst bestaat tot dusver uit ongeveer twee- tot driehonderd mensen die in het buitenlands zouden kunnen worden gearresteerd wegens vermeende oorlogsmisdaden. Wie er op de lijst staan is niet bekend, maar het is zeer waarschijnlijk dat in ieder geval premier Netanyahu en minister van Defensie Gantz genoemd worden. Het Internationaal Strafhof in Den Haag is tot medio augustus wegens de zomerstop verdaagd, en zal naar alle waarschijnlijkheid kort daarna een beslissing maken over het onderzoek naar oorlogsmisdaden in de bezette Palestijnse gebieden.
Elf Europese ministers van Buitenlandse Zaken hebben de Europese Hoge Vertegenwoordiger Josep Borrell in een brief gevraagd een lijst samen te stellen van sancties die genomen kunnen worden in het geval Israël besluit over te gaan tot annexatie van Palestijns gebied. De brief werd verstuurd op 10 juli, en is ondertekend door de ministers van Buitenlandse Zaken van Nederland, België, Ierland, Italië, Frankrijk, Malta, Portugal, Zweden, Denemarken, Luxemburg en Finland. In de brief schrijven zij dat een lijst van verschillende opties zou ‘bijdragen aan onze inspanningen om annexatie te voorkomen.’ Borrell wordt specifiek gevraagd onderzoek te doen naar de juridische consequenties van annexatie voor Israël en het effect van annexatie op de verdragen tussen de EU en Israël.
Martijn de Rooi, redacteur van The Rights Forum, heeft in een interview met De Kanttekening kritiek geuit op het onlangs gepubliceerde rapport Antisemitisme op Twitter, websites, blogs en fora dat in opdracht van het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) werd geschreven. Uit het rapport zou blijken dat meer dan de helft van de antisemitische uitlatingen op het Nederlandstalige deel van internet gerelateerd is aan de Joodse staat. De Rooi heeft kritiek op de manier waarop het onderzoek is uitgevoerd, en vindt tevens dat het CIDI kritiek op Israël in de sfeer van antisemitisme probeert te trekken. ‘Aan de ene kant is het CIDI een organisatie die opkomt voor Israël, maar aan de andere kant monitoren ze ook het antisemitisme. The Rights Forum pleit ervoor deze twee dingen uit elkaar te halen.’ Volgens De Rooi is de bezorgdheid van het CIDI over antisemitisme misschien deels zuiver, maar heeft het ook een politieke bedoeling. Het doel is ‘om de politiek van de staat Israël te steunen en kritiek daarop verdacht te maken,’ aldus De Rooi. Het interview met Martijn de Rooi en de reactie van het CIDI zijn hier te lezen.
Israël is van plan een groot aantal bomen te planten in een aanzienlijk deel van de Negev-woestijn. Het Joods Nationaal Fonds, de organisatie die meer dan 10 procent van de grond in Israël bezit en actief probeert nog meer grond in Oost-Jeruzalem en op de Westoever te verwerven, heeft de leiding over het project en beschrijft het plan als een agrarisch project. Lokale activisten en mensenrechtenorganisaties zijn het met die karakterisering van het project niet eens. Volgens hen is het plan bedoeld om de band van de Bedoeïenen met het land te verzwakken. Grote delen van het gebied in kwestie, dat zo’n tienduizend hectaren bestrijkt, zijn het onderwerp van eigendomsrechtelijke procedures of worden door Bedoeïenen gebruikt als landbouwgrond. De Israëlische organisatie voor natuurbescherming merkt bovendien op dat het project desastreuze gevolgen zal hebben voor het bestaande ecologische systeem.
Tijdens demonstraties tegen een nieuwe ‘buitenpost’ (‘outpost’), een niet door Israël geautoriseerde, illegale nederzetting op de Westelijke Jordaanoever, is een aantal Palestijnen gewond geraakt nadat het Israëlische leger en de grenspolitie met traangas en schokgranaten ingrepen. De demonstraties vonden plaats bij het dorp Asira a-Shamaliya, ten noorden van Nablus, waar Israëlische kolonisten eind juni op Palestijns land een buitenpost vestigden. Op 7 juli werd door het Israëlische leger met bulldozers een drie meter hoge zandheuvel tussen de buitenpost en Asira a-Shamaliya gemaakt, waardoor de Palestijnse boeren van hun land werden afgesloten.
Een Palestijns checkpoint dat bij het vluchtelingenkamp in Jenin was opgezet om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan is op 20 juli door Israëlische soldaten vernietigd. De Israëlische soldaten betraden ’s ochtends vroeg de stad en het vluchtelingenkamp om Palestijnse activisten op te pakken, waarna botsingen met de bewoners uitbraken. Een Palestijnse man raakte daarbij gewond.
Op 19 juli hebben Israëlische kolonisten een groot stuk landbouwgrond van Palestijnen in brand gestoken. Dat gebeurde in de buurt van het dorp Beita, ten zuiden van Nablus. Volgens Foad Maali, de burgemeester van Beita, zaten Israëli’s uit de nabijgelegen nederzetting Tapuah achter de aanslag. Diezelfde dag werden ook honderden olijfbomen van bewoners van de Palestijnse dorpen Burin en Madama door Israëlische kolonisten uit Yitzhar in de fik gestoken. Het aantal brandstichtingen door kolonisten neemt vaak toe in het droge zomerseizoen.