Met onder andere: inzet van traangas door Israëlische leger heeft dodelijke gevolgen, Israëlische Minister van Volksgezondheid vergelijkt vaccinaties voor Palestijnen met zorg voor dolfijnen en overwinning in rechtszaak voor Spaanse BDS-activisten.
De Israëlische minister van Volksgezondheid Yuli Edelstein heeft gezegd dat Israël net zo min verplicht is om de Palestijnse Autoriteit te voorzien van coronavaccins als het Palestijnse ministerie van Volksgezondheid verplicht is om ‘voor de dolfijnen in de Middellandse Zee te zorgen’. Edelstein deed de uitspraak in een interview op de BBC op 24 januari, waarin hij door de Schotse journalist Andrew Marr werd ondervraagd over het Israëlische vaccinatiebeleid met betrekking tot de bezette Palestijnse gebieden. Tijdens het interview wees Marr Edelstein op Israëls verplichting onder artikel 56 van de Vierde Geneefse Conventie om zorg te dragen voor de gezondheid van de bevolking in bezet gebied. In artikel 56 staat onder andere dat een bezettingsmacht verplicht is te voorzien in ‘preventieve maatregelen die nodig zijn om de verspreiding van besmettelijke ziekten en epidemieën tegen te gaan’, en is dus direct van toepassing op het verstrekken van coronavaccins. In het interview ontkende Edelstein dat Israël wettelijk verplicht is zorg te dragen voor de gezondheid van de Palestijnen, en wees daarbij op de Oslo-akkoorden en de oprichting van het Palestijnse ministerie van Volksgezondheid. Marr nam daar geen genoegen mee, en zei dat het internationaal recht volgens de Verenigde Naties in dit geval zwaarder weegt dan de Oslo-akkoorden.
Israëls weigering om naast de eigen bevolking ook de Palestijnen in de bezette gebieden te vaccineren tegen het coronavirus wordt door sommigen beschreven als een vorm van ‘medische apartheid’. Terwijl krachtens internationaal recht illegale Israëlische kolonisten op de Westelijke Jordaanoever wel door Israël worden gevaccineerd, moeten de Palestijnen wachten op het WHO Covax vaccinatieprogramma. Het is onduidelijk wanneer die vaccinaties de Palestijnse gebieden zullen bereiken.
Een Palestijnse arbeider is op 24 januari overleden aan een hartaanval nadat hij traangas had ingeademd dat door Israëlische soldaten op hem en andere arbeiders was afgevuurd. Fo’ad Sebti Joudeh, 48 jaar oud, was een van de tientallen Palestijnse arbeiders die op weg waren naar hun werkplekken in Israël. Volgens zijn broer was Joudehs vergunning om in Israël te werken enkele dagen geleden verlopen en probeerde hij daarom via een gat in de afscheidingsmuur Israël te bereiken. Israëlische soldaten zetten vervolgens traangasgranaten in om de Palestijnse arbeiders ervan te weerhouden de grens over te steken. Joudeh stierf volgens ooggetuigen kort na het inademen van het traangas. Zijn lichaam werd, voorafgaand aan zijn begrafenis in zijn geboorteplaats Irak al-Tayeh, overgebracht naar een ziekenhuis in de nabijgelegen stad Nablus.
Dat het traangas dat door de Israëlische bezettingstroepen wordt ingezet dodelijke gevolgen kan hebben werd op 14 januari ook al op de meest afschuwelijke manier bevestigd. Nadat Israëlische soldaten herhaaldelijk traangas hadden afgevuurd op het dorp Al-Mughayyer, in het noorden van de Westelijke Jordaanoever, kreeg de zeven maanden zwangere Areej Abu Alya een miskraam. De 37-jarige moeder van acht kinderen inhaleerde veel van het gas en vertoonde verschijnselen van verstikking. Ze werd door haar man Iyad met spoed naar het ziekenhuis gebracht, waar haar toestand verslechterde. Tijdens de behandeling ontdekten de artsen dat haar baby niet meer in leven was. Areej heeft enkele dagen op de intensive care gelegen omdat zij veel bloed had verloren en meerdere transfusies nodig had.
‘We leven in een zeer gevaarlijk gebied’, verklaarde Iyad na de aanval. ‘Er liggen traangasgranaten verspreid rondom en in ons huis, en ik kan ze niet meer meteen verzamelen om ze buiten het bereik van onze kinderen te gooien.’ Volgens Iyad wordt het traangas bijna elke nacht door Israëlische soldaten door de ramen naar binnen geschoten terwijl zijn familie ligt te slapen. ‘Elke week breng ik mijn kinderen naar de dorpsarts, allemaal met ernstige symptomen als gevolg van het inademen van traangas en met een branderig gevoel in de longen, waardoor ze moeten overgeven, pijn op de borst hebben en hevig moeten hoesten.’
Israëlische kolonisten hebben op 21 januari benzinebommen gegooid naar twee huizen in het dorp Burin, ten zuiden van Nablus. Toen de Palestijnse inwoners van Burin probeerden de daaropvolgende brand te blussen en de kolonisten weg te jagen, vuurden aanwezige Israëlische bezettingstroepen met rubber beklede metalen kogels en traangas op hen af. Éen Palestijnse man werd door de Israëlische troepen gearresteerd. Een aantal dorpsbewoners kampte na de aanval met fysieke klachten als gevolg van het traangas.
De aanval kwam kort nadat groepen extremistische kolonisten verschillende wegen en kruispunten in de buurt hadden afgesloten en Palestijnse voertuigen hadden aangevallen met stenen en lege flessen. Volgens ooggetuigen waren de Israëlische kolonisten die de benzinebommen hadden gegooid goed te herkennen, maar is geen van hen gearresteerd door de aanwezige Israëlische soldaten.
Een Palestijns kind is op 21 januari gewond geraakt nadat Israëlische kolonisten een Palestijnse auto hadden aangevallen bij de ingang van het dorp Burqa, ten noordoosten Ramallah. De vader van de driejarige Jad Sawafta verklaarde hij onderweg was van Ramallah naar Tubas toen hij en zijn familie werden belaagd. De Israëlische kolonisten sloegen de voorruit, de voordeur en de achterdeur van zijn auto in en verwondden daarbij zijn zoon Jad aan zijn gezicht. Jad werd naar een ziekenhuis in Ramallah gebracht om aan zijn verwondingen te worden behandeld. Zijn toestand is stabiel.
Israëlische politieagenten hebben op 21 januari twee Palestijnse mannen mishandeld op een bouwplaats in centraal Israël. De agenten waren de bouwplaats binnengevallen naar aanleiding van een tip over een terreuraanslag, die later vals bleek te zijn. Bij de inval raakte de schouder van een van de slachtoffers ontwricht en werden de neus en een arm van een ander gebroken. Een medisch onderzoek bracht bovendien andere breuken aan het licht. In totaal werden er vier Palestijnen gearresteerd. Volgens een politiewoordvoerder gebruikten de agenten alleen geweld nadat de Palestijnse bouwvakkers probeerden te vluchten. Hoewel één van de Palestijnen toegeeft uit angst zich te hebben verstopt, zeggen de anderen zich niet te hebben verzet.
Een Israëlische rechtbank veroordeelde het politiegeweld en eiste een onderzoek naar het incident. Bij een hoorzitting mochten drie van de vier gearresteerde Palestijnen echter niet aanwezig zijn. De Israëlische gevangenisdienst beweert dat een arts de Palestijnen heeft aanbevolen om in quarantaine te gaan omdat ze COVID-19-symptomen zouden hebben, waaronder een ‘verdachte hoest’. De drie mannen die niet bij de hoorzitting aanwezig mochten zijn ontkennen dat ze symptomen van COVID-19 vertonen. De rechtbank bekritiseerde het besluit van de gevangenisdienst en eiste medische documentatie in te zien die de aanbeveling van de arts zou ondersteunen. Volgens de advocaat van een van de gearresteerde Palestijnen liet de Israëlische politie de gevangenen niet toe in de rechtbank zodat hun verwondingen verborgen zouden blijven.
Rechter Eyal Cohen noemde het beeld dat tijdens de hoorzitting werd gepresenteerd ‘verontrustend’. Volgens de rechter is het onduidelijk waarom er met zoveel geweld is opgetreden. Hij eiste dat de politie in toekomstige hoorzittingen materiaal zou opnemen over het geweld dat tegen de vier mannen is gebruikt tijdens hun arrestatie.
Met een reeks besluiten heeft Israël afgelopen week duidelijk gemaakt dat het de kolonisering van de bezette Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem op volle kracht voortzet. Op 17 januari gaven de Israëlische autoriteiten groen licht voor de bouw van 780 woningen op de Westelijke Jordaanoever. Dat zou slechts het begin blijken. Op 20 januari, de dag van de inauguratie van de nieuwe Amerikaanse president Biden, besteedden de Israëlische autoriteiten daarnaast de bouw van 2.572 woningen op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem aan, schrijft de Israëlische nederzettingenwaakhond Peace Now.
Hiermee was de koek nog niet op. Precies zes uur voor de inauguratie van Joe Biden kwamen de Israëlische autoriteiten met nieuws over een extreem explosief dossier: de voorgenomen bouw van 1.257 woningen in Givat Hamatos, een Israëlische kolonie in Oost-Jeruzalem. In november werd de bouw aanbesteed en konden potentiële kopers zich melden. Die aankondiging leidde, zoals wij eerder schreven, tot een harde aanvaring met de EU. Die beschouwt het project niet alleen als ‘een poging tot de facto annexatie die geen doorgang mag vinden’, maar bovendien als de doodsteek voor de tweestatenoplossing. Givat Hamatos is niet zomaar een kolonie, maar een zwaard van Damocles boven een 25 jaar lang gekoesterde vredesformule.
Lees hier meer over de geplande uitbreidingen van de illegale Israëlische kolonies en de vergeefse internationale protesten.
Op 11 januari heeft een rechtbank in Valencia een aanklacht wegens haatmisdrijven tegen acht BDS-activisten afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de activisten hun recht op vrije meningsuiting gebruikten om legitieme politieke doelen na te streven. De zaak kwam voort uit een incident in 2015, toen leden van de groep BDS País Valencià een beroep deden op het Spaanse reggaefestival Rototom Sunsplash om een optreden van de Amerikaanse zanger Matthew Paul Miller te annuleren. Volgens de BDS-activisten had Miller, beter bekend onder zijn artiestennaam Matisyahu, zich in het verleden regelmatig anti-Palestijns uitgelaten. Aanvankelijk gaf het reggaefestival gehoor aan de oproep van de activisten en werd het optreden van Miller afgelast. Die beslissing werd onder druk van de Israëlische en Amerikaanse ambassades echter weer teruggedraaid.
Miller beweerde dat de actie tegen hem gericht was vanwege zijn Joodse achtergrond, en spande daarom een rechtszaak aan tegen de BDS-activisten. Dat er van antisemitisme geen sprake was is nu bevestigd door de rechtbank in Valencia. Volgens het European Legal Support Centre (ELSC), een non-profitorganisatie die hielp bij de verdediging van de activisten, heeft de rechtbank de activisten vrijgesproken van elke vorm van haatmisdrijf. De uitspraak stelt dat de activisten alleen het optreden van Miller op het festival aanvochten vanwege zijn vermeende opvattingen over het Israëlische beleid, ‘niet vanwege zijn Joodse status, religie of enige andere omstandigheid.’ De rechters citeerden bij hun uitspraak de beslissing van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van juni 2020, waarin werd bevestigd dat het aansporen tot een boycot van Israël op basis van het politieke beleid van het land geen discriminatie is, maar een beschermde vorm van politieke meningsuiting.
Een groep jonge kunstenaars en activisten in de Gazastrook is in december vorig jaar begonnen met een project om de 800 jaar oude Kamalaia-school in Gazastad te restaureren. Het initiatief genaamd ‘Baytkom Amer’ (‘Uw huis zal altijd gelukkig zijn’) maakt deel uit van een project dat is opgezet om het behoud van het culturele erfgoed van de stad te bevorderen. De nadruk ligt daarbij op het versterken van de dialoog binnen de gemeenschap en bewustmaking van het belang van cultuur. Het project is een samenwerking van het Ministerie van Toerisme en Oudheden, de gemeente Gaza en het Iwan Centrum voor Cultureel Erfgoed in Gaza, en wordt onder andere gesteund door het Zwitserse Agentschap voor Ontwikkeling en Samenwerking.
De coördinator van het initiatief, Abdullah al-Razi, vertelde dat de Kamalaia-school, die in het hart van de oude stad ligt en in de jaren zeventig werd gesloten, bijna 800 jaar oud is en dateert uit het Mamluk-tijdperk. De school werd gebouwd van kalksteen en bestrijkt een oppervlakte van 800 vierkante meter. Volgens Al-Razi was de school lange tijd verlaten en werd de afgelopen decennia gebruikt als afvalstortplek.