In een lang artikel geeft de krant drie Israëlische kolonisten de ruimte om hun illegale straatje schoon te vegen. Iedere kritische kanttekening en context ontbreekt.
Opnieuw ligt de Volkskrant onder vuur naar aanleiding van een artikel over de kwestie-Palestina/Israël. Eerder raakte de krant in opspraak vanwege een tendentieus artikel over de VN-organisatie voor Palestijnse vluchtelingen UNRWA, en nog eerder vanwege stemmingmakerij van columniste Elma Drayer over Jeremy Corbyn, de BDS-beweging en de Amsterdamse fracties van DENK en BIJ1, van columnist Arthur van Amerongen over de VN-organisatie UNESCO, en van Elad Zigler – adviseur van Israëls onderminister voor Propaganda, maar in de krant opgevoerd als ‘opinieschrijver’ – over Ahed al-Tamimi.
Ditmaal leidde een reportage over de illegale Israëlische kolonies (‘nederzettingen’) op de bezette Westelijke Jordaanoever tot opschudding. Daar interviewde journaliste Sacha Kester drie Israëlische kolonisten. Het artikel kwam haar op beschuldigingen van eenzijdigheid, onkunde en propaganda te staan. En die zijn terecht. Kester biedt de drie uitgebreid de gelegenheid hun illegale aanwezigheid wit te wassen, en laat na de lezer erop te wijzen hoe de vork werkelijk in de steel zit. Dan gaat journalistiek over in propaganda.
De spectaculaire kop boven het artikel spreekt boekdelen. Die luidt in de papieren krant (het digitale artikel kreeg een andere kop): Nederzettingen – Leven achter hekken, maar niet meer illegaal. De boodschap is niet mis te verstaan: de nederzettingen zijn niet langer illegaal. Daarmee zet de krant de wereld op z’n kop en de lezer op het verkeerde been.
De organen die de taak hebben over het onderwerp te oordelen zijn unaniem van mening dat de Israëlische kolonisering van de Westoever een grove schending van het internationaal recht – ‘illegaal’ – is. De VN-Veiligheidsraad heeft Israël bij herhaling in bindende resoluties gemaand de bouw van nederzettingen en de aanvoer van kolonisten te staken. Het Internationaal Gerechtshof deed in zijn bekende adviesrapport over de Israëlische ‘Muur’ hetzelfde. In het oprichtingsverdrag van het Internationaal Strafhof – het Statuut van Rome – heet het koloniseren van bezet gebied een oorlogsmisdaad. Afgelopen november oordeelde ook het Europees Hof van Justitie dat de kolonisering illegaal is. De Nederlandse regering en de Europese Unie hebben de nederzettingen veelvuldig als zodanig veroordeeld. En stuk voor stuk stellen al deze partijen dat de kolonisering gepaard gaat met grove schendingen van de mensenrechten, en een groot obstakel is voor vrede.
In de reportage van Kester verdwijnt dit perspectief naar een bijzinnetje, waarin terloops wordt opgemerkt dat de nederzettingen ‘volgens de meeste landen illegaal zijn’. Verder verlaat zij zich op de drie kolonisten, die geen boodschap hebben aan de internationale rechtsorde, de Veiligheidsraad en aan welk gerechtshof dan ook. Dat Israël een notoir schender van VN-resoluties is zal ze een zorg zijn. Zij claimen exclusieve rechten die hen, als joden, van deze maatstaven uitzonderen. In de praktijk steunt hun missie op het recht van de sterkste, uitgeoefend door het Israëlische bezettingsregime dat de – in veel gevallen ook zelf bewapende – kolonisten bescherming biedt. Ook dat laat Kester onvermeld.
Kester geeft het drietal ruimschoots gelegenheid hun claim op Palestijns gebied te rechtvaardigen. Eenstemmig vertolken zij het bekende religieus-mythologische gedachtegoed dat kenmerkend is voor de hardcore kolonistenbeweging. ‘Dit is heilig land voor het Joodse volk’, zegt de één. ‘Het Joodse volk hoort thuis in dit gebied’, meent de tweede. De derde stelt dat ‘het idee dat wij ooit naar dit land terug zouden keren het Joodse volk duizenden jaren op de been heeft gehouden, en nu we er zijn, gaan we nergens anders heen’.
Het is een radicale opvatting die veel weerklank vindt onder evangelische christenen, maar allerminst kenmerkend is voor ‘het joodse volk’, dat wil zeggen voor de internationale joodse gemeenschap van 14,7 miljoen personen, van wie er 6,7 miljoen in Israël leven. Er is geen sprake van dat ‘de’ joden vinden dat de Westelijke Jordaanoever ‘heilig’ is en zij daar ‘thuishoren’. Laat staan dat zij zich er, dwars tegen het internationaal recht in en ten koste van de autochtone Palestijnse bevolking en het perspectief op vrede, zouden vestigen.
De drie geportretteerde kolonisten zijn religieuze extremisten. Een van de drie, David Ha’ivri, is zelfs een beruchte activist die vanwege zijn extremistische activiteiten in Israël in de gevangenis zat. Kester omschrijft hem losjes als ‘opiniemaker’. Het zijn extremisten als dit drietal die sinds de Zesdaagse Oorlog van 1967 de motor achter de kolonisering van de Westoever (en Oost-Jeruzalem) vormen.
Juist dit extremisme zou het centrale onderwerp van een – kritisch – interview moeten zijn. De op til zijnde formele Israëlische annexatie van de nederzettingen en de Jordaanvallei is daarbij een noodzakelijk thema. Kester maakt er kort melding van, maar laat de ingrijpende gevolgen buiten beschouwing. Zoals wij afgelopen week schreven betekent annexatie de definitieve ondergang van de tweestatenoplossing. Daarmee worden Nederlandse en Europese sancties tegen Israël onvermijdelijk en resteert voor Israëli’s en Palestijnen een éénstaat-realiteit met de trekken van een apartheidsregime. Er is alle reden de kolonisten met die gevolgen te confronteren, maar dat laat Kester achterwege.
In hun graagte de kolonisering voor te stellen als een project van ‘het joodse volk’ begeven de Israëlische regering en de kolonisten zich bovendien in antisemitisch vaarwater. Het aanwijzen van ‘de joden’ als drijvende kracht achter de illegale en gewelddadige onderneming is een klassieker in het genre. Ook dat is een aspect dat in Kesters reportage achterwege blijft. Betreurenswaardig is in dit verband ook dat zij spreekt over ‘joodse’ in plaats van Israëlische nederzettingen.
Van een krant als de Volkskrant mag worden verwacht dat zij secuur onderscheid maakt tussen de politiek en propaganda van de staat Israël en de internationale joodse gemeenschap. En dat in artikelen als dat van Kester nadrukkelijk wordt vermeld dat er niet zoiets als een ‘joods recht’ op de Westelijke Jordaanoever bestaat dat door ‘het joodse volk’ zou worden erkend en opgeëist, maar dat het de Israëlische regering is die de verantwoordelijkheid draagt voor de kolonisering.
De kolonisten zijn verheugd dat de Amerikaanse president Donald Trump hen, zoals Kester het noemt, ‘eindelijk heeft erkend’. Daarmee doelen zij op het in januari verschenen zogenaamde ‘vredesplan’ van Trump. Dat biedt, zoals eerder door ons beschreven, Israël de kans de nederzettingen en de Jordaanvallei onder direct Israëlisch bestuur te brengen – te annexeren. De kolonisten menen dat met Trumps ‘erkenning’, zoals een van hen het uitdrukt, een eind komt aan ‘de illusie’ van de Palestijnen ‘dat er nog onderhandeld kan worden over onze aanwezigheid’.
Kester stipt kort aan dat het plan-Trump ‘vol afschuw werd verworpen door Palestijnse leiders’ en dat Palestijnen ‘mopperden’ over het feit dat Trump ‘de eindstatus van alle gevoelige kwestie al bij voorbaat had vastgelegd’. Dat Trump de Palestijnen de afgelopen jaren op grove wijze het mes op de keel heeft gezet, en hij met zijn plan hun elementaire rechten van tafel veegt en voldongen feiten schept die het conflict verder verscherpen, blijft echter buiten beschouwing.
Onbesproken blijft ook dat in het Amerikaanse Congres brede steun bestaat voor de tweestatenoplossing die door Trump van tafel is geveegd. Afgelopen december, kort voor publicatie van Trumps ‘Deal of the Century’, nam het Huis van Afgevaardigden een resolutie aan waarin ondermijning van de tweestatenoplossing niet alleen wordt veroordeeld, maar waarin die oplossing ook essentieel wordt genoemd voor ‘Israëls overleven als een joodse en democratische staat’. Het Huis waarschuwt voor de éénstaat-realiteit die nu in snel tempo gestalte krijgt en het karakter heeft van een joods apartheidsregime.
Tekenend voor de mentaliteit van de kolonisten is hun kritiek dat in Trumps plan het grootste deel van de Westoever in theorie ooit onder Palestijns bestuur komt, in de vorm van een lappendeken van enclaves, de ‘Bantoestans’. Dat betekent dat de kolonisten hun ‘dromen’ om de hele Westoever in handen te krijgen moeten opgeven, zegt een van de drie, en dat is ‘een groot offer’. Kolonist David Ha’ivri gaat nog verder: ‘Het idee dat we een deel moeten overdragen aan een vijandig volk is onverteerbaar.’
Hoe dan ook moeten de Palestijnen eerst maar eens aantonen dat zij in staat zijn zichzelf te besturen, menen de kolonisten, ‘want zoals het nu gaat is het slecht voor het Palestijnse volk, en gevaarlijk voor ons’. Volgens Ha’ivri hebben de Palestijnen de afgelopen 25 jaar verzuimd ‘hun verantwoordelijkheden te nemen en leiderschap te tonen’: ‘Ik zie alleen corruptie, incompetentie en de aanmoediging van geweld – of in elk geval het onvermogen om dat te stoppen.’
Het zijn uitingen van een moeilijk te verteren, typisch koloniale mentaliteit. Volgens Ha’ivri gaat de door Trump opengelaten theoretische mogelijkheid van Palestijns bestuur hoe dan ook ten koste van de kolonisten. Daarom ziet hij meer in ‘één groot Israël’, dat ook de Westoever omvat. In die staat zouden ‘de Palestijnen misschien niet mogen stemmen’, maar ‘ze zouden het bij ons beter hebben dan in een Palestijnse Staat’.
Ha’ivri pleit openlijk voor de mogelijkheid van een apartheidsregime. In het ‘Groot-Israël’ dat hem voor ogen staat heeft de helft van de bevolking ‘misschien’ geen stemrecht. De gedachte alleen al is reden om scherp door te vragen, maar Kester laat het erbij.
Een laatste punt van kritiek op het artikel van Kester is dat zij de rode loper voor de kolonisten uitrolt om blijk te geven van hun zogenaamd goede intenties. Zo laat ze een van de drie beweren dat de kolonisten ‘nooit zomaar land zouden stelen’. Zij zouden alleen bouwen op land ‘waar niemand eigendomspapieren van heeft’. Mocht achteraf blijken dat het land toch aan een Palestijn toebehoort, dan ‘wordt het huis weer afgebroken en het land teruggegeven’.
Nog afgezien van het feit dat de kolonisering hoe dan ook illegaal is, is de bewering van de koloniste aperte flauwekul: haar eigen woonplaats, Eli, is deels gebouwd op grond van de Palestijnse dorpen Al-Sawiya, Qaryut en Al-Lubban al-Sharqiya. Die grond is door Israël in beslag genomen zodat Amerikaanse immigranten als zijzelf zich er konden vestigen.
Ook de twee andere door Kester bezochte nederzettingen zijn deels op gestolen grond gebouwd. De eveneens uit de VS afkomstige David Ha’ivri woont in Kfar Tapuah, dat deels is gebouwd op grond van het dorp Yasuf. Ook de wijnmakerij Psagot, waar Kester de derde koloniste ontmoet, ligt deels op particuliere Palestijnse grond, zoals wij eerder beschreven. De eigenaar, de uit Rusland afkomstige Yaakov Berg, bouwde zijn huis met zwembad op land dat eigendom is van de Palestijnse zussen Amal en Keinat Quran en hun nicht Karima, tekende de Israëlische journalist Gideon Levy op in een reportage over de voortgaande landdiefstal door Berg en naburige kolonisten. Levy spreekt van ‘plundering’.
De inbeslagname van particuliere Palestijnse grond om daarop nederzettingen te bouwen is een algemeen patroon dat door The Rights Forum in tal van artikelen is beschreven. Er worden zelfs speciale wijken voor Amerikaanse immigranten ontwikkeld, bijvoorbeeld in de nederzetting Mitzpeh Yeriho, die deels op grond van het Palestijnse Al-Nabi Musa ligt. In de Jordaanvallei, die naar alle waarschijnlijkheid op korte termijn door Israël wordt geannexeerd, is twintig procent van de grond particulier Palestijns eigendom.
Kester laat het allemaal onbenoemd. De kolonisten krijgen alle ruimte hun straatje schoon te vegen, hoe leugenachtig en vol van dedain voor de Palestijnen hun beweringen ook zijn. Het maakt haar artikel tot politieke propaganda, waarvoor een zichzelf respecterende krant zich zou moeten schamen.