Arnon Grunberg, Dries van Agt, Liesbeth Zegveld en nog een tiental Nederlanders behoren tot driehonderd internationale prominenten die zich vandaag in de krant Haaretz uitspreken tegen de dreigende ontruiming van Khan al-Ahmar en andere Palestijnse dorpen op de Westoever. Ontruiming is een oorlogsmisdaad, is hun boodschap.
De open brief van de driehonderd vooraanstaande politici, kunstenaars en wetenschappers is vandaag als advertentie geplaatst in de Israëlische krant Haaretz. Tot de Nederlandse ondertekenaars behoort naast Dries van Agt, oprichter en erevoorzitter van The Rights Forum, ook Jaap Doek, de huidige voorzitter van The Rights Forum. Andere Nederlanders die de brief ondertekenden zijn onder andere Arnon Grunberg, Liesbeth Zegveld, Judith Sargentini, Mieke Bal, Paul de Waart, John Dugard en Cees Flinterman.
De actie is een initiatief van de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem, die zich al veel langer verzet tegen het Israëlische voornemen een groot aantal Palestijnse dorpen op de bezette Westelijke Jordaanoever te ontruimen en slopen. In september 2017 liet B’Tselem de verantwoordelijke Israëlische ministers al per brief weten dat zij zich daarmee schuldig maken aan een oorlogsmisdaad, waarvoor zij persoonlijk aansprakelijk zijn. Die boodschap wordt vandaag in een korte en stevige tekst herhaald.
Het protest spitst zich toe op de dreigende ontruiming van het dorp Khan al-Ahmar, dat wordt bewoond door ruim 170 bedoeïenen van de Jahalin-gemeenschap. Het dorp ligt op korte afstand van Oost-Jeruzalem in het gebied dat bekend staat als East One (E1).
Afgelopen maand beschreven wij in een uitvoerig artikel het doel van de voorgenomen ontruiming en sloop van het dorp: de door Israël gewenste uitbreiding van de nabijgelegen illegale kolonies (‘nederzettingen’), met name Ma’ale Adumim. De operatie is een van de bouwstenen in de door Israël nagestreefde afscheiding van Oost-Jeruzalem van de Westoever, en de opsplitsing van de Westoever in een noordelijk en een zuidelijk deel. Daarmee wordt een aaneengesloten, levensvatbare Palestijnse staat met Oost-Jeruzalem als hoofdstad onmogelijk gemaakt.
De 170 inwoners van Khan al-Ahmar dienen zich te vestigen aan de rand van het nabijgelegen stadje Abu Dis. In een fraaie reportage (€) beschreef Haaretz-journaliste Amira Hass de locatie eergisteren als een stuk land dat wordt ‘ingesloten door de grootste vuilstortplaats van de Westoever en de autosloop van Al-Eizariya’.
Op dit land worden de verdreven bewoners geacht zelf onderkomens te bouwen, noodgedwongen dicht op elkaar. Voor hun kuddes schapen is amper of geen plaats. De verhuizing betekent de ondergang van hun traditionele cultuur. De mannen wacht ongeschoold werk in de Israëlische kolonies of werkloosheid, de vrouwen statusverlies, schrijft Hass. Zoals we vorige maand schreven doet hetzelfde fenomeen zich voor in de Israëlische Naqab-woestijn (Negev).
Eind jaren negentig werden al zo’n 150 Jahalin-families, afkomstig uit een tiental bedoeïenengemeenschappen, gedwongen zich aan de rand van Abu Dis te vestigen, schrijft Hass. Al-Jabal (‘De Berg’) heet de plek. Een vrouw die er sindsdien woont vat de veranderingen voor de bedoeïenen kernachtig samen: ‘Wij moeten melk kopen. Kun je het je voorstellen? Een bedoeïen die melk moet kopen!’
De bedoeïenen van Khan al-Ahmar en omringende plaatsen zijn afkomstig uit de Naqab. Zoals vrijwel alle bedoeïenen zijn zij ten tijde van de stichting van de staat Israël van hun land verdreven. In 1967 werden zij opnieuw geconfronteerd met de staat die hen verdreven had, toen Israël Oost-Jeruzalem en de Westoever bezette.
Israël stelt dat hun aanwezigheid in het E1-gebied illegaal is. Voor hun woningen, stallen en school hebben zij geen vergunning van de bezetter. Die vergunningen zijn weliswaar veelvuldig aangevraagd, maar keer op keer door de autoriteiten afgewezen.
Israël beroept zich erop dat het dorp in het zogeheten C-gebied (‘Area C’) van de Westelijke Jordaanoever ligt, dat als uitvloeisel van de Oslo-akkoorden tot eind jaren negentig onder ‘tijdelijk bestuur’ van Israël kwam, maar dat twee decennia later nog altijd staat. Palestijnen die op hun eigen land een schuur of school willen bouwen of een water- of elektriciteitsvoorziening willen installeren, hebben nog altijd een vergunning van de bezettingsautoriteiten nodig, die in de praktijk slechts bij hoge uitzondering wordt verleend.
Bouwen Palestijnen in het C-gebied zonder vergunning, dan kunnen zij de komst van Israëlische slooptroepen tegemoet zien, plus een rekening voor de sloop. Ook internationale hulpprojecten worden met de regelmaat van de klok gesloopt – Nederland kan ervan meepraten. Doel van het Israëlische beleid is de Palestijnen in het C-gebied, waarin ook de meeste illegale ‘nederzettingen’ liggen, het leven onmogelijk te maken. Daarmee wordt vooruitgelopen op een mogelijke annexatie van het C-gebied (60 procent van de Westoever), waarover in de Israëlische politiek al jaren wordt gesproken.
Begin mei wees het Israëlische Hooggerechtshof een protest tegen de ontruiming van Khan al-Ahmar af. Op 24 mei wees het hof ook de laatste twee verzoekschriften af, ingediend door dorpsbewoners en bewoners van omringende dorpen, wier kinderen in Khan al-Ahmar naar school gaan. Het hof beriep zich consequent op het ontbreken van de vereiste vergunningen. Daarmee onderstreepte het hoogste rechtscollege opnieuw hoezeer het ten dienste staat van Israëls politiek van illegale bezetting en kolonisering.
In de vandaag gepubliceerde open brief wordt dan ook geconcludeerd dat de rechters van het Hooggerechtshof nu ook betrokken zijn bij een oorlogsmisdaad. Een andere betekenis heeft hun uitspraak niet, aldus de ondertekenaars:
All it does is also implicate Israeli High Court justices in what is nothing short of a war crime, no matter how much legal formalism is enlisted in an effort to excuse the inexcusable.
Tegen de dreigende verwoesting van Khan al-Ahmar en tientallen andere dorpen is wereldwijd protest aangetekend. Vanuit de Europese Unie, de Verenigde Naties en zelfs de Amerikaanse politiek, waar Bernie Sanders, Dianne Feinstein en acht andere Democratische senatoren in beweging kwamen, regende het protesten. Ook tientallen mensenrechten- en andere organisaties lieten zich horen. Gisteren nog demonstreerden de leerlingen van de school in Khan al-Ahmar, de enige school in de omgeving, gefinancierd door Italië.
Israël trok zich zoals gebruikelijk niets van de protesten aan. Integendeel, eind mei bogen de autoriteiten zich over de bouw van 3900 woningen voor Israëlische kolonisten in bezet gebied, en gaven zij groen licht voor de uitbreiding van Ma’ale Adumim (460 woningen) en Kfar Adumim (92 woningen), beide op een steenworp afstand gelegen van Khan al-Ahmar.
De uitbreiding van Kfar Adumim maakt deel uit van een plan voor de bouw van een nieuwe wijk met 322 woningen, gelegen op land van het Palestijnse dorp Anata, dat al eerder land verloor aan Kfar Adumim en andere nederzettingen. De nieuwe wijk moet aansluiten op andere nieuwbouwprojecten, onder meer een grote campus voor studenten uit de nederzettingen.
De bewoners van Kfar Adumim hebben in de loop der jaren het Hooggerechtshof vier maal verzocht haast te maken met de sloop van het één kilometer verderop gelegen Khan al-Ahmar, schrijft Haaretz (€). Nu hebben ze hun zin. De Israëlische organisatie Peace Now, die de uitbreiding van de illegale Israëlische kolonies op de voet volgt, betitelt de ontwikkelingen als ‘het kwaad en de lelijkheid van de bezetting in een notendop’ en ‘ten hemel schreiende wreedheid en discriminatie’:
They’re destroying Khan al-Ahmar because they didn’t give them building permits. Now it turns out that the Israeli government has no problem with issuing permits for this land – just not to Palestinians. If there is anything that blackens Israel’s image in this world, it is the cruelty and discrimination that reeks to the heavens in this case.