De Mensenrechtenraad van de VN liet een database opstellen van bedrijven die betrokken zijn bij het militaire regime van Myanmar. De database van bedrijven die betrokken zijn bij de Israëlische kolonisering is intussen jaren vertraagd.
Dat opmerkelijke verschil maakt duidelijk dat de vaak gehoorde klacht dat Israël wordt uitgezonderd juist is, maar niet in de betekenis die daar door Israël aan wordt gegeven. Het is juist opvallend hoezeer het land uit de wind wordt gehouden. Afgelopen week publiceerden wij een artikel met dezelfde conclusie ten aanzien van het Internationaal Strafhof.
Tijdens haar laatste bijeenkomst (9-27 september 2019) besprak de Mensenrechtenraad van de VN (UN Human Rights Council, UNHRC) het rapport The economic interests of the Myanmar military, dat een gedetailleerd beeld geeft van de economische infrastructuur die het militaire regime heeft opgebouwd ter vergroting van zijn macht en rijkdom.
Het rapport is het vervolg op een in 2018 aangenomen rapport over de grootschalige schendingen van de mensenrechten en het internationaal recht door het militaire regime. Vastgesteld werd dat in Myanmar een ‘cultuur van straffeloosheid’ heerst – reden waarom de internationale gemeenschap werd opgeroepen tot ingrijpen middels een ‘volledige economische isolatie’ van het regime.
Als hulpmiddel daartoe werd besloten de economische belangen van het militaire regime te inventariseren. Een jaar later is die missie volbracht. Het nu verschenen rapport brengt het stelsel van bedrijven in kaart waarin het regime belangen heeft, alsmede de (inter)nationale bedrijven die er zaken mee doen.
De betrokken bedrijven worden met naam en toenaam genoemd, inclusief hun activiteiten en banden met het regime. De laatste veertig pagina’s van het 110 pagina’s tellende rapport hebben de vorm van een praktische database waarin alle betrokken bedrijven zijn gerubriceerd.
In de database staat (vanaf pagina 96) een aanzienlijk aantal internationale bedrijven, waaronder Europese, maar geen Nederlandse. Ook worden twee Israëlische bedrijven genoemd (pagina 107). Israel Aerospace Industries leverde vier ‘fast attack craft’ aan de marine van Myanmar. Het bedrijf TAR Ideal Concepts trainde de Special Operations Taskforce van het militaire regime.
De database biedt de daarin opgenomen bedrijven het inzicht en de gelegenheid om hun banden met het militaire regime en zijn economische infrastructuur te verbreken. Maar bovenal biedt hij houvast aan overheden, NGO’s, investeerders en burgers om bedrijven aan te spreken op hun betrokkenheid of hen te boycotten.
De UNHRC-bijeenkomst van september was vooral opmerkelijk vanwege een database die niet werd besproken: die van bedrijven die zijn betrokken bij de illegale Israëlische kolonisering van de Palestijnse Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem, en de Syrische Golan. Tot die database werd door de UNHRC in maart 2016 opdracht gegeven. Publicatie was voorzien voor maart 2017. Sindsdien volgt het ene uitstel op het andere.
De samenstelling van de database is de verantwoordelijkheid van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN, sinds 1 september 2018 de voormalige Chileense president Michelle Bachelet. In januari 2018 – inmiddels bijna een jaar te laat – maakte haar voorganger bekend een voorlopige database te hebben samengesteld van 206 bedrijven, waaronder vijf Nederlandse. Die kon echter nog niet worden vrijgegeven, aangezien de bedrijven de kans werd geboden hun bekritiseerde activiteiten te beëindigen of verklaren.
Dat proces was op dat moment in volle gang. Dat de bijeenkomst van de Mensenrechtenraad van maart 2018 niet werd gehaald viel nog te begrijpen, maar dat die van september 2018 ook werd gemist niet. Ook de bijeenkomst van maart 2019 werd niet gehaald. Diezelfde maand maakte Bachelet bekend de database ‘in de komende maanden’ te zullen opleveren. Zeven maanden later is dat nog altijd niet gebeurd en heerst rond de database complete stilte.
Het eindeloze uitstel gaat gepaard met toenemende kritiek vanuit de internationale gemeenschap. In november 2017 drongen acht prominente organisaties aan op publicatie van de database. Begin september 2019 gebeurde hetzelfde door 103 organisaties, waaronder The Rights Forum. Op 1 oktober jl. gaf een coalitie van organisaties, waaronder Human Rights Watch en Amnesty International, een verklaring uit waarin het nieuwe uitstel ongefundeerd, onverklaarbaar, onacceptabel en zonder precedent wordt genoemd.
Het uitblijven van de database staat niet op zichzelf. Eerder deze maand beschreven we het uitblijven van een officieel onderzoek naar mogelijke Israëlische oorlogsmisdaden door het Internationaal Strafhof. Dat werkt intussen bijna vijf jaar aan een ‘vooronderzoek’.
De twee situaties zijn nagenoeg identiek. De overeenkomst is dat Israël opzichtig uit de wind wordt gehouden. Daardoor kan het zijn koloniseringsproject ongehinderd voortzetten.
Al twee jaar wordt in de media gewezen op de druk die met name Israël en de Verenigde Staten, maar naar verluidt ook Europese staten, uitoefenen op de VN en haar instellingen om Israël te vrijwaren van kritiek en sancties. Diezelfde druk leidde er in maart 2017 toe dat een belangrijk rapport van de VN-organisatie ESCWA over Israëlische apartheid twee dagen na publicatie op last van VN-topman Guterres werd teruggetrokken. [*]
Israël beklaagt zich er frequent over door VN-instellingen te worden ‘uitgezonderd’. Het wijst daarbij op het aantal resoluties en agendapunten dat aan de Israëlische misdaden wordt gewijd. Dat zijn er aanzienlijk meer dan met betrekking tot landen als Saudi-Arabië, Syrië, Venezuela en Iran.
Tot in het Nederlandse parlement toe is daar, onder druk van de zogenoemde Israël-lobby en op grond van Israëlische talking points, schande van gesproken en klonk de roep het aantal resoluties met betrekking tot Israël terug te dringen. In reactie daarop schreven wij dat het ontzien van landen als Saudi-Arabië geen reden mag zijn Israël dan ook maar te ontzien. Bovendien legt Israël resoluties structureel naast zich neer en verbindt de internationale gemeenschap daar geen consequenties (sancties) aan, zoals ze dat bij andere landen wel doet.
In dit licht, en gezien het uitblijven van zowel een officieel onderzoek van het Internationaal Strafhof als de database van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten, is de verontwaardiging selectief en misplaatst. Het ‘uitzonderen’ van Israël betekent in de praktijk bovenal dat het land al tientallen jaren opzichtig de hand boven het hoofd wordt gehouden. Daarvoor betalen de Palestijnen de prijs.
De onvrede daarover en het besef dat verandering vanuit de samenleving zal moeten komen nemen zienderogen toe. Een coalitie van zestig organisaties uit 14 landen heeft het voortouw genomen voor een wereldwijd protest tegen de passiviteit van het Internationaal Strafhof. Op vrijdag 29 november, de door de Verenigde Naties (VN) ingestelde Dag van solidariteit met het Palestijnse volk, vindt in Den Haag een internationale demonstratie plaats bij het daar gevestigde Strafhof.
[*] Lees meer over het UN ESCWA-rapport in onze sectie Rapporten, onder ‘Discriminatie en apartheid’, tweede rapport.