De Palestijnse Nederlander Ismail Ziada kan in Nederland geen zaak aanspannen tegen de Israëlische generaals die hij verantwoordelijk houdt voor de dood van zes familieleden in de Gazastrook.
Zoals door ons in een serie artikelen beschreven, spande Ismail Ziada in maart 2018 een rechtszaak aan tegen twee Israëlische generaals vanwege hun rol in het bombardement op het huis van zijn Palestijnse familie in de Gazastrook. Bij die aanval, die plaatsvond op 20 juli 2014 tijdens de Israëlische ‘Operation Protective Edge’, kwamen Ziada’s zeventig jaar oude moeder, drie broers, een schoonzus en een neefje van twaalf om het leven, alsmede een vriend van de familie die op bezoek was.
Ziada houdt Benny Gantz, destijds stafchef van het Israëlische leger, en Amir Eshel, ten tijde van de aanval commandant van de luchtmacht, verantwoordelijk voor het besluit het huis zonder voorafgaande waarschuwing aan de bewoners te bombarderen.
Ziada’s intentie om in Nederland een strafzaak tegen de twee generaals aan te spannen werd vanwege de geringe kans op succes verlaten. In plaats daarvan werd ingezet op een civiele zaak, gebaseerd op het Nederlandse systeem van universele jurisdictie dat toegankelijk is voor Nederlanders die elders geen toegang tot het recht worden gegund.
Ziada’s hoop was dat langs deze weg in elk geval de aansprakelijkheid van de generaals zou worden vastgesteld, en dat een precedent werd geschapen dat als rem kon fungeren op verdere Israëlische oorlogsmisdaden – en waarop in andere zaken zou kunnen worden voortgebouwd. Hoewel de financiële compensatie die uit zo’n civiele procedure kon voortvloeien voor Ziada niet opwoog tegen het verlies van zijn familieleden, werd om die redenen toch tot deze aanpak besloten.
Ziada’s advocaten, Liesbeth Zegveld en Lisa-Marie Komp van advocatenkantoor Prakken d’Oliveira, dienden een aanklacht tegen Gantz en Eshel in bij de rechtbank in Den Haag. Volgens de advocaten is het bombarderen van het huis onder internationaal recht verboden en een oorlogsmisdaad. Ziada eiste compensatie voor de door hem geleden materiële en immateriële schade van ruim 535 duizend euro, plus vergoeding van de proceskosten.
Op 29 januari deed de Haagse rechtbank uitspraak. Zij acht zich onbevoegd om de zaak in behandeling te nemen, aangezien de Israëlische generaals immuniteit genieten voor handelingen die zij hebben verricht in officiële dienst van de staat. Dat oordeel is afgeleid van het beginsel van gelijkheid van staten (‘equality of states’), die niet buiten hun wil kunnen worden onderworpen aan de jurisdictie van een andere staat. Het aanklagen van de generaals wordt beoordeeld als een manier om dit beginsel te omzeilen, en is alleen mogelijk indien Israël de immuniteit van de generaals opheft. Daarvan is geen sprake.
De rechtbank oordeelde ook dat beide generaals niet kunnen worden aangesproken op hun individuele aansprakelijkheid voor ‘internationale misdaden’, zoals oorlogsmisdaden en genocide. Dat begrip kan slechts worden toegepast door tribunalen en het Internationaal Strafhof (ICC), die daartoe de immuniteit van de beklaagden kunnen beperken of opheffen, aldus de Haagse rechtbank.
Dat oordeel – zo wordt erkend in de uitspraak (vanaf punt 4.44) – houdt geen rekening met de positie die de Nederlandse regering in 2016, 2017 en 2019 innam ten aanzien van de beperking van immuniteit in geval van internationale misdaden. De regering oordeelde onder meer dat het opdracht geven tot dergelijke misdaden per definitie geen deel kan uitmaken van een officiële functie. De rechtbank stelde zich echter niet gebonden te achten aan die opinie, en evenmin aan aangevoerde jurisprudentie.
In een vlammend betoog op de Electronic Intifada maakt Adri Nieuwhof gehakt van dit standpunt. Ook wijst zij op de Neurenbergse principes (1950), waarin de individuele aansprakelijkheid voor misdaden tegen de internationale rechtsorde is vastgelegd. Nieuwhof stelt terecht vast dat de uitspraak van de Haagse rechtbank toekomstige misdaden van staten en individuën kan aanmoedigen.
Opmerkelijk is dat de advocaten van de Israëlische generaals niet zijn ingegaan op de inhoudelijke aanklacht, maar zich slechts hebben gebaseerd op het recht op immuniteit van de beklaagden en op het gebrek aan jurisdictie van de Haagse rechtbank. Dat laatste argument werd onderbouwd met het standpunt dat Ziada toegang zou hebben tot het Israëlische rechtsstelsel, ook al is voldoende aangetoond dat hiervan in vergelijkbare gevallen geen sprake is.
De uitspraak van de Haagse rechtbank roept de vraag op waar Ismail Ziada dán terecht kan om zijn recht te halen. In een verklaring stelde Ziada de uitspraak ‘onacceptabel’ te vinden, wijzend op de impact die zijn jarenlange strijd voor rechtvaardigheid op hem en zijn familie hebben gehad. Hij kondigde desondanks aan die strijd te zullen voortzetten:
There is not a doubt in my mind about continuing this fight for justice. I owe it to my own conscience but even more so to my mother, my brothers Jamil, Omer and Youssef and my sister in law Bayan and her son Shaban
Beyond that and more important, I owe it to all the Palestinians who have suffered and continue to suffer the same fate, to continue this struggle to achieve what is denied to them: access to independent justice and accountability for the unspeakable crimes committed against them.
As long as the international community is unwilling to put a stop to the war crimes continuing to be perpetrated by Israel it is up to individuals like myself to do what can be done.
De zaak van Ziada geniet brede steun, zoals gedocumenteerd door de Palestine Justice Campaign, die de zaak op de voet volgt. Zo zegde Roger Waters financiële steun toe om Ziada’s juridische procedure te bekostigen. Een crowdfunding-campagne leverde tot dusver 43.610 euro op, bijeengebracht door 667 donateurs. Daarmee zijn nog niet alle kosten van de verloren rechtszaak gedekt, laat staan dat verdere stappen kunnen worden bekostigd. Donaties blijven meer dan welkom.