Met onder andere: Palestijnse kinderen slachtoffer van Israëlisch geweld, twee moties over Israël-Palestina bij begrotingsdebat Buitenlandse Zaken en Fins wetsvoorstel wil invoer van producten uit bezette gebieden verbieden.
Op zaterdag 20 november was het Wereld Kinderdag. Die datum is door de VN aangewezen als de dag waarop wereldwijd wordt stilgestaan bij de rechten van kinderen, nadat de Algemene Vergadering van de VN (AVVN) in 1959 de Verklaring van de Rechten van het Kind aannam. Dertig jaar later werd op dezelfde datum bovendien het Verdrag inzake de Rechten van het Kind aangenomen.
In het Verdrag van 1989 is een groot aantal rechten opgenomen, waaronder het recht op leven, onderwijs, en op toegang tot adequate gezondheidszorg. Desondanks worden de rechten van Palestijnse kinderen al decennia op grote schaal geschonden. Afgelopen week maakte een aantal incidenten dat opnieuw duidelijk.
Op 16 en 17 november vuurden Israëlische troepen traangas af op Palestijnse kinderen die op weg waren naar hun school in het dorp Al-Lubban al-Sharqiya, ten zuiden van Nablus. Tientallen kinderen ondervonden daardoor de gevolgen van het inademen van traangas, en waren niet in staat om naar school te gaan. Ook hielden de militairen een groot aantal kinderen aan en doorzochten zij hun spullen. Eén meisje raakte gewond nadat een militair haar met zijn wapen had geslagen.
Op 17 november publiceerde de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem een video waarop te zien is hoe Israëlische militairen ‘s avonds een Palestijns huis betreden en 15 of 16 kinderen bijeenbrengen om hen te fotograferen. ‘Omdat zij stenen hebben gegooid’, aldus een van de militairen. In de video, die op 8 september werd opgenomen, is ook te horen hoe de ouders proberen hun kinderen gerust te stellen. Volgens B’Tselem houdt het incident ogenschijnlijk verband met de gezichtsherkenningssoftware van het Israëlische leger waarover wij afgelopen week publiceerden. Om de database van de software op te bouwen werden legereenheden aangemoedigd zoveel mogelijk foto’s van Palestijnen te maken, inclusief kinderen en ouderen.
Ook illegale Israëlische kolonisten zijn regelmatig betrokken bij aanvallen op Palestijnse kinderen. Het bovengenoemde optreden van het Israëlische leger in Al-Lubban al-Sharqiya was het gevolg van verschillende pogingen van kolonisten om de weg naar de school te blokkeren en de kinderen te dwingen een alternatieve route te vinden. Toen de dorpsbewoners zich verzetten greep het leger in en schoot het de kolonisten te hulp door traangas op de kinderen af te vuren.
Het Israëlische sloopbeleid in Oost-Jeruzalem, dat onderdeel is van de sluipende annexatie en kolonisering van Palestijns gebied, heeft ook een negatieve impact op de leefomstandigheden van Palestijnse kinderen. In een video die The Institute for Middle East Understanding op 18 november op Twitter deelde is te zien hoe kinderen van de Burqan-familie toekijken hoe hun huis in Oost-Jeruzalem met de grond gelijk wordt gemaakt. De familie werd gedwongen hun huis zelf te slopen vanwege een Israëlisch sloopbevel. Als ze niet hadden gehoorzaamd, zouden de Israëlische autoriteiten het huis hebben gesloopt én hen een boete van omgerekend ruim honderdduizend euro hebben opgelegd.
De Israëlische autoriteiten hebben daarnaast een klap uitgedeeld aan de bescherming van kinderrechten in de Palestijnse gebieden door Defense for Children International – Palestine (DCIP) op de nationale terrorismelijst te plaatsen. DCIP is de enige Palestijnse mensenrechtenorganisatie die zich uitsluitend bezighoudt met kinderrechten. Sinds 1991 onderzoekt, documenteert en onthult de organisatie ernstige mensenrechtenschendingen tegen kinderen en verleent het juridische bijstand aan kinderen in nood. Door DCIP als ‘terroristisch’ te bestempelen zijn de Israëlische autoriteiten in staat de kantoren van DCIP te sluiten en het personeel van de organisatie te arresteren.
De Israëlische bezetting van Palestijns gebied heeft grote gevolgen voor de levens en ontwikkeling van Palestijnse kinderen. Alleen dit jaar werden er al meer dan tachtig Palestijnse kinderen gedood, en vielen er honderden minderjarige gewonden. Dergelijke statistieken volstaan echter niet om te begrijpen wat voor impact de realiteit van de bezetting heeft op kinderen op de Westelijke Jordaanoever, in Oost-Jeruzalem en in Gaza.
Op Twitter deelde de Gazaanse Najla Shawa een foto van het Engels huiswerk van één van haar kinderen. Het zevenjarige meisje was gevraagd een stukje te schrijven over een dag waarop zij zich verdrietig had gevoeld. ‘Ik was verdrietig toen Gaza werd gebombardeerd. Toen het lawaai luider werd begon ik te huilen,’ schreef de dochter van Shawa. Haar leraar probeerde het meisje een hart onder de riem te steken: ‘Ik weet dat het slecht was, maar gelukkig ben je veilig bij je familie.’
Afgelopen week vond in de Tweede Kamer het debat over de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken plaats. Hoewel niet veel landensituaties expliciet aan bod kwamen werd Israël-Palestina wel door meerdere Tweede Kamerleden ter sprake gebracht. Met name De Roon (PVV), Van Dijk (SP), Sjoerdsma (D66), Mulder (CDA), Van der Lee (GroenLinks), Van der Staaij (SGP) en Kuzu (DENK) leverden bijdragen aan het onderwerp.
De PVV richtte zoals gebruikelijk zijn pijlen op de UNRWA. Van der Staaij bracht, ook weinig verrassend, de (volgens hem) ‘anti-Israëlmoties’ bij de VN ter sprake. Mulder benoemde de onacceptabele uitbreiding van de nederzettingen en riep de minister daarnaast op om ‘het vredesproces te faciliteren’ ‘nu er geen beschietingen zijn’. De SP, D66, GroenLinks en DENK brachten tenslotte de 6 ngo’s ter sprake die door Israël, zonder enig aantoonbaar bewijs, als terroristisch zijn bestempeld.
Minister Knapen gaf aan dat Nederland ‘grote moeite heeft’ met de Israëlische nederzettingenpolitiek. Dat neemt volgens hem niet weg dat als er signalen komen dat er ‘iets ernstig mis is’ met maatschappelijke organisaties, uitgezocht moet worden hoe dat zit. Hij voegde daaraan toe dat de organisaties niet gewantrouwd worden totdat het tegendeel bewezen is.
Bij het begrotingsdebat zijn met betrekking tot Israël-Palestina twee moties ingediend. De eerste motie was van de hand van Tom van der Lee, en werd medeondertekend door de PvdA, SP, DENK en Volt. Deze motie riep op tot politieke en financiële steun aan de VN-database waarin bedrijven zijn opgenomen die werkzaam zijn in de illegale Israëlische nederzettingen. De tweede motie werd ingediend door Kuzu en medeondertekend door de SP, BIJ1, D66, PvdA, GroenLinks, Volt, CDA en Fractie Den Haan. In deze motie werd de regering opgeroepen in verband met de bestempeling van de zes Palestijnse ngo’s groot belang te hechten aan ‘onderbouwing van een eventuele beschuldiging van terrorisme met bewijs dat inzichtelijk is voor de beschuldigde en zijn of haar advocaten en getoetst wordt door een rechter’. Ook werd de regering verzocht om bij de ondersteuning en financiering van humanitaire en mensenrechtenorganisaties in Israël en de bezette Palestijnse gebieden aan dit democratische en rechtsstatelijke uitgangspunt vast te houden en zich daardoor te blijven laten leiden. De stemming over beide moties is op dinsdag 23 november.
Op 23 en 24 november vindt het debat over de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Aangezien de beschuldigingen aan het adres van de zes Palestijnse ngo’s tijdens het debat over de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken aan bod is gekomen, is het onduidelijk of de Kamerleden hier nogmaals over zullen spreken. Uiteraard houden wij u daarover op de hoogte.
Op verschillende plekken op de Westelijke Jordaanoever hebben illegale Israëlische kolonisten op 21 november aanvallen uitgevoerd op Palestijnen en hun bezittingen. In Hebron (Arabisch: Al-Khalil), Nablus en Burin bestookten groepen kolonisten Palestijnse auto’s met stenen. Enkele bestuurders raakten daarbij gewond, en een aantal auto’s liep schade op. In Oost-Jeruzalem braken gewelddadige botsingen uit tussen kolonisten en Palestijnen in de Oude Stad, het vluchtelingenkamp Shuafat en Silwan. Daarbij boden Israëlische politieagenten bescherming aan de kolonisten en begeleidden zij hen door de stad.
Daarnaast weerhielden kolonisten er op 18 november Palestijnse boeren opnieuw van hun land te bewerken. In Deir Samir, een plaatsje ten zuidwesten van Hebron, vielen de kolonisten de boeren aan en maakten zij het hen onmogelijk gereedschap naar hun land te brengen. De burgemeester van Deir Samir zei dat de kolonisten afkomstig waren uit de Negohot, een kolonie die is gebouwd op gestolen Palestijns land. Hij voegde daaraan toe dat de kolonisten de boeren herhaaldelijk aanvallen en proberen hen de toegang tot hun land te ontzeggen. Enkele dagen eerder voerden kolonisten al een gewelddadige aanval uit op Palestijnse boeren in de buurt van Nablus. Tenminste drie Palestijnen raakten daarbij gewond.
Het Finse parlementslid Veronika Honkasalo heeft vorige week een wetsvoorstel ingediend om de invoer te verbieden van goederen die in bezette gebieden in strijd met het internationaal recht zijn geproduceerd. Het verbod zou onder meer gelden voor goederen uit de illegale Israëlische kolonies op de bezette Palestijnse Westelijke Jordaanoever, waaronder Oost-Jeruzalem. Finland is het tweede Europese land waar dergelijke wetgeving in het parlement wordt besproken.
‘Het is duidelijk dat wetten die dergelijke invoer verbieden, bedrijven en consumenten helpen om op verantwoordelijke wijze te handelen. Palestijnen lijden onder de langste bezetting in de moderne geschiedenis, en onder beleid en mensenrechtenschendingen die systematisch het internationaal recht schenden. We moeten stoppen met het steunen van de illegale nederzettingen van Israël,’ aldus Honkasalo.
De European Coordination of Committees and Associations for Palestine (ECCP) reageerde positief op het Finse initiatief, en riep parlementariërs in andere Europese landen op om het Ierse en Finse voorbeeld te volgen en te voldoen aan hun wettelijke verplichtingen onder het internationaal recht. Het wordt tijd dat ook de Tweede Kamer zijn verantwoordelijkheid neemt en zich buigt over vergelijkbare wetgeving.
Tijdens een bijeenkomst van de Algemene Vergadering van de VN (AVVN) op 18 november heeft een grote meerderheid van de VN-lidstaten, waaronder Nederland, voor een resolutie gestemd die de soevereiniteit van het Palestijnse volk over hun natuurlijke hulpbronnen bevestigt. Zeven landen (de Verenigde Staten, Canada, Israël, Marshalleilanden, Micronesië, Nauru en Palau) stemden tegen de resolutie, veertien landen onthielden zich van stemming.
In de resolutie wordt niet alleen de soevereiniteit van het Palestijnse volk in de bezette Palestijnse gebieden, inclusief Oost-Jeruzalem, over hun natuurlijke hulpbronnen bevestigd, maar ook die van de Arabische bevolking in de bezette Syrische Golan. Daarnaast wordt Israël als bezetter opgeroepen te stoppen met de exploitatie, beschadiging en uitputting van natuurlijke hulpbronnen. Tenslotte wordt Israël opgeroepen ‘om een einde te maken aan alle acties, inclusief die van Israëlische kolonisten, die het milieu schaden, inclusief het dumpen van allerlei soorten afvalmateriaal […] die een ernstige bedreiging vormen voor water- en landbronnen, het milieu, de sanitaire voorzieningen en de gezondheid van de burgerbevolking’.
De AVVN nam met een grote meerderheid ook een resolutie aan waarin staten worden opgeroepen ervoor te zorgen dat ze de illegale Israëlische kolonies op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem niet als onderdeel van Israël beschouwen.
Layal Ftouni, Assistant Professor Gender Studies and Critical Theory, en Itaï van de Wal, masterstudent Legal Research, hebben in een opiniestuk de Universiteit Utrecht opgeroepen de banden met Israëlische universiteiten te verbreken. Het is niet te verantwoorden dat de Universiteit Utrecht studenten, kennis, en fondsen uitwisselt met instituties die meewerken aan systematische schending van mensenrechten in Palestina, zo betogen Ftouni en Van de Wal.
Zij schrijven dat Israëlische universiteiten, waaronder die waarmee Utrecht studenten uitwisselt en onderzoek heeft gedaan, meewerken aan het ‘ontwikkelen, onderhouden, implementeren en innoveren van Israël’s beleid van militaire bezetting, apartheid en etnische zuivering.’ Als voorbeeld noemen zij onder andere Haifa University, dat sinds 2018 de thuisbasis is van de academie waar de Israëlische militaire elite wordt opgeleid. Daarnaast is het hoofd van Elbit Systems, Israëls grootste wapenbedrijf, tevens voorzitter van het College van Bestuur van de Hebrew University of Jerusalem. Diezelfde universiteit bezit bovendien verscheidene gebouwen in bezet Palestijns gebied en heeft het pogingen gesteund om Palestijnse families uit hun huizen te zetten.
Ftouni en Van de Wal besluiten hun betoog met een oproep aan mede-studenten en mede-werknemers om ‘samen te komen, deelname aan Israëls apartheidsregime te weigeren, en om in volle solidariteit te staan met het Palestijnse volk in hun recht op zelfbeschikking.’ De oproep is hier in zijn geheel te lezen.
Bij een aanval van een Palestijnse man bij de Westelijke Muur in Jeruzalem op 21 november zijn twee mensen om het leven gekomen, onder wie de aanvaller zelf, en vier anderen gewonden geraakt. De aanvaller, de 42-jarige Fadi Abu Shkhaidem uit Oost-Jeruzalem, was gekleed als ultraorthodoxe Jood en gebruikte een automatisch wapen om van korte afstand op burgers te schieten. Hij werd door aanwezige Israëlische militairen doodgeschoten.
De 25-jarige Eliyahu Kay, die onlangs uit Zuid-Afrika naar Israël emigreerde, werd met een hoofdwond naar het ziekenhuis geëvacueerd en bezweek later aan zijn verwondingen. Kay woonde in Modi’in en werkte als gids voor de Western Wall Heritage Foundation.
Een Hamas-woordvoerder zei in een verklaring dat Abu Shehadam één van de leiders van de groep was in het vluchtelingenkamp Shuafat, Oost-Jeruzalem. Na het incident drongen Israëlische politieagenten het vluchtelingenkamp binnen en bezochten het huis van de schutter.