Met onder andere: aanhoudend Israëlisch geweld op Westelijke Jordaanoever, kwart Amerikaanse Joden vindt Israël een apartheidsstaat, en Britse uitgever liet pro-Israël-organisaties schoolboeken aanpassen.
Op de door Israël bezette Westelijke Jordaanoever houdt het Israëlische geweld tegen de lokale Palestijnse bevolking onverminderd aan. Op vrijdag 23 juli raakten bij het dorp Beita 320 Palestijnen gewond toen het Israëlische leger een geweldloze protestmars trachtte te verhinderen. Van de gewonden werden er 89, onder wie een journalist, geraakt door Israëlische kogels. Ook twee Palestijnse ambulances werden beschoten.
De Palestijnen in Beita protesteren onophoudelijk tegen de nieuwe Israëlische kolonie (‘nederzetting’) Evyatar, die sinds begin mei op het land van de dorpen Beita, Qabalan en Yatma is gebouwd. Bij de protesten kwamen tot dusver vijf Palestijnen om het leven en raakten vele honderden gewond. Evyatar is zowel onder internationaal als Israëlisch recht illegaal. De kolonie is intussen ontruimd, maar hangende ‘nader onderzoek naar de landrechten’ niet ontmanteld. Vaststaat dat het land de Palestijnen toebehoort; het Israëlische ‘onderzoek’ is erop gericht dat te omzeilen.
Diezelfde vrijdag vielen Israëlische bezettingstroepen het dorp Al-Nabi Salih, ten noordwesten van Ramallah, binnen. Daarbij werd de 17-jarige Muhammad Munir al-Tamimi doodgeschoten. Het dorp, grotendeels bewoond door de familie Al-Tamimi, geldt als bolwerk van verzet tegen de Israëlische bezetting en kolonisering, waartegen wekelijks protesten plaatsvinden. In de loop der jaren werden verschillende leden van de Al-Tamimi-familie gedood, verwond of gevangen gezet.
Op 19 december 2017 werd het bekendste familielid, Ahed al-Tamimi, bij een Israëlische razzia van haar bed gelichtomdat zij vier dagen eerder twee Israëlische militairen uit de tuin van haar familie had gemept. De twee hadden vlak daarvoor Aheds 14-jarige neefje Muhammad Fadl al-Tamimi van enkele meters afstand een kogel door het hoofd geschoten. Ahed werd door een Israëlische militaire rechtbank tot acht maanden gevangenisstraf veroordeeld. De militairen bleven onbestraft.
Op maandag 26 juli overleed de 17-jarige Yusif Nawwaf Muharib als gevolg van schotwonden die hij 74 dagen eerder opliep. Dat gebeurde bij een inval van Israëlische militairen in zijn woonplaats Abwayn, een stadje ten noorden van Ramallah. Muharib werd in zijn nek geschoten, met ernstige schade aan zijn wervels tot gevolg. Na 74 dagen werd die de tiener alsnog fataal.
Op maandag 26 juli hebben Israëlische militairen werk aan het elektriciteitsnetwerk in de Palestijnse regio Simya stilgelegd en materiaal in beslag genomen. Simya ligt ten zuiden van de stad Al-Khalil (Hebron) op de door Israël bezette Westoever. De werkzaamheden waren bedoeld om de elektriciteitsvoorziening van de 2.500 inwoners van de regio te verbeteren.
De in beslag genomen apparatuur en kabels waren gefinancierd door de Deense regering en hebben een waarde van 93 duizend euro. Het project maakt deel uit van een breder EU-programma om de leefbaarheid voor de Palestijnen in het zogeheten C-gebied (Area C) te verbeteren. Dit gebied, dat circa zestig procent van de Westoever omvat, staat onder volledige controle van Israël. Op basis van de Oslo-akkoorden (1993-1995) zou Israël zich er in 1999 uit moeten hebben teruggetrokken, maar het tegendeel is gebeurd: Israël is bezig het C-gebied in hoog tempo te koloniseren. ‘Steeds openlijker claimt Israël nu ook Zone C’, schreef NRC eerder deze week. Als onderdeel daarvan wordt iedere Palestijnse ontwikkeling in de kiem gesmoord.
In september 2020 berekenden wij dat in de eerste twee decennia van deze eeuw voor mogelijk 80 miljoen euro aan Europese hulpprojecten door Israël is verwoest of in beslag genomen. Internationale sancties tegen Israël blijven echter nog altijd uit.
Uit een enquête onder Amerikaanse Joden, uitgevoerd in opdracht van het Jewish Electorate Institute, blijkt dat een aanzienlijke minderheid van hen het eens is met harde punten van kritiek op Israël. Precies een kwart van hen vindt Israël een apartheidsstaat, terwijl 34 procent Israëls behandeling van de Palestijnen gelijkstelt aan ‘het racisme in de VS’, en 22 procent van mening is dat Israël zich schuldig maakt aan genocide. Negen procent vindt dat Israël geen recht van bestaan heeft.
Onder jongere respondenten – onder de veertig jaar – liggen de percentages hoger. Van hen vindt één op de drie dat Israël genocide op de Palestijnen pleegt, en één op de vijf dat Israël geen recht van bestaan heeft.
Het onderzoek laat duidelijk zien hoe verschillend er binnen de Joodse gemeenschap over Israël en haar regeringspolitiek wordt gedacht. Van de ondervraagden zegt 62 procent een emotionele band met Israël te hebben, tegen 38 procent die geen binding voelt. Een grote meerderheid – 87 procent – is van mening dat je tegelijkertijd ‘pro-Israël’ kunt zijn en harde kritiek op het regeringsbeleid kunt hebben.
Ruim zestig procent van de respondenten is voorstander van de tweestatenoplossing, terwijl twintig procent vindt dat er ‘één staat moet komen die noch Joods, noch Palestijns is’, en 19 procent voorkeur heeft voor Israëlische annexatie van Palestijns gebied en het onthouden van stemrecht aan Palestijnen bij nationale verkiezingen. Ruim zeventig procent vindt het ten slotte belangrijk dat de VS Israël financieel steunt, maar een meerderheid van 58 procent wil dat die steun aan voorwaarden wordt gebonden, zodat Israël geen Amerikaans belastinggeld ten goede kan doen komen aan de kolonisering van Palestijns gebied.
Human Rights Watch roept het Internationaal Strafhof op de beschietingen van afgelopen mei tussen Israël en Palestijnse gewapende groepen in de Gazastrook mee te nemen in zijn onderzoek naar ‘de situatie in Palestina’. Volgens de mensenrechtenorganisatie zijn bij de gevechten vermoedelijk aan beide kanten oorlogsmisdaden gepleegd. Bij de elf dagen durende beschietingen vielen volgens de VN aan Palestijnse zijde 260 doden, onder wie 66 kinderen, en in Israël twaalf, onder wie twee kinderen. Het Internationaal Strafhof stelde in maart een onderzoek in naar mogelijke Israëlische en Palestijnse oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid, begaan in door Israël bezet gebied in de periode na 13 juni 2014.
Human Rights Watch deed de afgelopen twee maanden zelf onderzoek in Gaza en Israël. In Gaza onderzocht het drie Israëlische bombardementen, waarbij 62 Palestijnse burgers omkwamen. Israël stelt dat het militaire doelwitten aanviel, maar in een dinsdag verschenen verslag en een video concludeert de organisatie dat Israël daarvoor geen bewijs heeft geleverd en dat niets op militaire aanwezigheid duidt. Binnenkort zal de organisatie in een afzonderlijk verslag ingaan op de raketbeschietingen van Palestijnse groeperingen op Israël.
Human Rights Watch verwijt zowel de Israëlische als de Palestijnse autoriteiten dat zij systematisch nalaten aanwijzingen voor door eigen troepen begane misdaden te onderzoeken en verantwoordelijken voor de rechter te brengen. Het roept daarom ook derde landen op onderzoek en vervolging in te stellen onder het principe van internationale jurisdictie. Daarbij dient naar ‘de brede context te worden gekeken, inclusief de door de Israëlische regering ingestelde wurgende blokkade van Gaza en de door haar begane misdaden van apartheid en vervolging tegen miljoenen Palestijnen’. Eind april concludeerde Human Rights Watch dat Israël zich schuldig maakt aan apartheid en vervolging, beide misdaden tegen de menselijkheid.
Human Rights Watch roept ook Israëls bondgenoten, met name de VS, op toekomstige militaire steun afhankelijk te maken van Israëls respect voor het internationaal recht. Om nog voor steun in aanmerking te komen dient de Israëlische regering ‘concrete en verifieerbare stappen te zetten om haar naleving van het oorlogsrecht en de mensenrechten te verbeteren’, aldus Human Rights Watch. De organisatie stelde vast dat bij zeker twee van de drie onderzochte Israëlische aanvallen Amerikaanse wapens zijn gebruikt. Afgelopen maart schaarden 32 landen, waaronder Nederland, zich in de VN-Mensenrechtenraad achter een resolutie die oproept om af te zien van het verlenen van militaire steun als het risico bestaat dat Israël de wapens gebruikt bij schendingen van het recht en/of de mensenrechten.
Een door de VN-Mensenrechtenraad ingestelde internationale commissie die onderzoek gaat doen naar het steeds weer terugkerende geweld tussen Israëli’s en Palestijnen zal worden geleid door de Zuid-Afrikaanse voormalige rechter Navi Pillay. Pillay heeft een grote staat van dienst en was onder meer van 2008 tot 2014 Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN. Zij zal worden bijgestaan door twee andere ervaren mensenrechtendeskundigen, de Indiër Miloon Kothari en de Australiër Chris Sidoti.
De Mensenrechtenraad besloot eind mei een permanente onafhankelijke onderzoekscommissie met een brede opdrachtin te stellen. Pillay en haar collega’s zullen zich niet alleen richten op de beschietingen in en rond Gaza in mei, maar ook op het gelijktijdige geweld in de overige bezette gebieden en in Israël zelf. Bovendien zullen zij onderzoek doen naar ‘alle onderliggende oorzaken van de terugkerende spanningen, instabiliteit en aanhoudende conflicten, inclusief systematische discriminatie en repressie op basis van nationale, etnische, raciale of religieuze identiteit’. De commissie zal in juni 2022 voor het eerst verslag uitbrengen. De huidige Hoge VN-Commissaris voor de Mensenrechten, Michelle Bachelet, zal de Mensenrechtenraad in de tussentijd op de hoogte houden van de voortgang van het onderzoek.
Israël weigert zoals altijd medewerking aan het onderzoek. Volgens de Israëlische vertegenwoordiging bij de VN is het onderzoek ‘bedoeld om Israëlische schendingen op te sporen en tegelijkertijd de misdaden van Hamas, een terroristische organisatie in de Gazastrook, wit te wassen’. Afgelopen maart sprak het zich ook grimmig uit tegen het onderzoek van het Internationaal Strafhof. Toenmalig premier Benjamin Netanyahu beschuldigde het hof herhaaldelijk van antisemitisme.
In een persbericht bevestigt de prominente Britse uitgever Pearson dat het de distributie heeft opgeschort van twee lesboeken over de geschiedenis van het Israëlisch-Palestijnse conflict. In maart van dit jaar bleek uit onderzoek dat de boeken – oorspronkelijk gepubliceerd in 2016 en 2017 – onder druk van pro-Israëlische lobbyorganisaties intensief waren bewerkt om het Israëlische gezichtspunt te versterken, ten koste van het Palestijnse.
De onderzoekers kwalificeerden de bewerkte edities, gepubliceerd in september 2020, als ‘dangerously misleading’ en ongeschikt voor educatieve doeleinden. De kwestie leidde tot een rel en stopzetting van de distributie. In april wijdden wij er een uitgebreid artikel aan, met voorbeelden van de ingrijpende bewerkingen.
Het persbericht van Pearson lijkt een reactie op de voortdurende druk op de uitgever om opheldering te verschaffen over wat zich rond de bewerking van de lesboeken heeft afgespeeld. Alles wijst erop dat Pearson is gezwicht voor de Britse zogenoemde Israël-lobby, en die grote invloed heeft verleend op de aanpassing van de boeken. Ook het feit dat de bewerkte edities niet als zodanig herkenbaar waren – ze verschenen onder hun oude ISBN, zonder aanpassing van de verschijningsdatum, en zelfs zonder vermelding dat sprake was van een herziene editie – wacht op een verklaring.