Gelijke rechten blijven een utopie voor de niet-joodse inwoners van Israël, zelfs al moet daarvoor de Onafhankelijkheidsverklaring overboord.
Deze maand stemde het Israëlische parlement (de Knesset) in grote meerderheid tegen een wetsvoorstel dat gelijke politieke rechten inhield voor alle burgers, ongeacht hun geloof, etniciteit of sekse. Het voorstel, ingediend door de linkse partij Meretz en met 71 tegen 38 stemmen verworpen, luidde als volgt:
The State of Israel shall maintain equal political rights amongst all its citizens, without any difference between religions, race and sex.
Die tekst is ontleend aan de Israëlische Onafhankelijkheidsverklaring van 14 mei 1948, destijds opgesteld om de stichting van Israël te schragen en de staat te definiëren. Het wetsvoorstel is nagenoeg een kopie van het gelijkheidsbeginsel uit die verklaring:
The State of Israel will foster the development of the country for the benefit of all its inhabitants; it will be based on freedom, justice and peace […]; it will ensure complete equality of social and political rights to all its inhabitants irrespective of religion, race or sex; it will guarantee freedom of religion, conscience, language, education and culture; […]; and it will be faithful to the principles of the Charter of the United Nations.
Desondanks werd het wetsvoorstel weggestemd door de regeringscoalitie rond premier Netanyahu’s Likud, met hulp van ‘centrumpartij’ Yesh Atid. Eens te meer bevestigde het Israëlische parlement dat voor gelijke rechten geen plaats is in het land.
De stemming illustreert ook het bankroet van de Israëlische Onafhankelijkheidsverklaring. Deze handleiding voor een gedroomde ‘democratische staat Israël’ heeft geen betekenis meer. Met zijn wetsvoorstel heeft Meretz die conclusie nu van een officiële markering voorzien.
De stemming in het parlement is schokkend, maar geen incident. In juni weigerde het Israëlische parlement een wetsvoorstel van de partij Tajammu’ (Balad) in behandeling te nemen, waarin Israël als ‘Staat voor al haar burgers’ werd gedefinieerd, met gelijke rechten voor alle inwoners. Het presidium beoordeelde het wetsvoorstel als een ‘aanval op de fundamenten van de staat’, aangezien het joden en niet-joden dezelfde ‘nationale status’ zou verlenen. Daartoe is Israël niet bereid.
Een maand later werd die notie in beton gegoten. Op 18 juli nam het parlement de wet op de joodse natiestaat aan, die niet-joden als tweederangsburgers definieert in de marge van een exclusieve ‘joodse staat’. In reactie op de wet, die als ‘basiswet’ grondwettelijke status geniet, stelde de beroemde Israëlische pianist en dirigent Daniel Barenboim dat zijn land was afgegleden naar ‘een duidelijke vorm van apartheid’.
Apartheid is een in wetgeving verankerd systeem dat tot doel heeft de dominantie van de ene bevolkingsgroep over de andere te realiseren en te handhaven. Het is die situatie waarvoor Barenboim zich als Israëli zegt te schamen. Met zijn harde kritiek staat hij verre van alleen.
In zijn recente nieuwsbrief gaat het Diensten en Onderzoek Centrum Palestina (docP) uitvoerig in op het Israëlische systeem van apartheid, onder meer verwijzend naar het rapport dat de VN-organisatie UN ESCWA in maart 2017 uitbracht onder de titel Israeli Practices towards the Palestinian People and the Question of Apartheid. Dat rapport documenteert hoe het Israëlische stelsel van apartheid effect heeft op het Palestijnse volk als geheel: in Israël, de bezette Palestijnse gebieden en de Palestijnse diaspora.
Twee dagen na publicatie werd de VN onder Israëlisch-Amerikaanse druk gedwongen het rapport in te trekken. Sindsdien is de ongelijkheid tussen joodse en niet-joodse inwoners van Israël verder verdiept, met de wet op de joodse natiestaat als monument van onrechtvaardigheid, en is de Israëlische democratie verder uitgehold. Gevolg is dat Israëls status van ‘liberale democratie’ dit jaar door het gezaghebbende Varieties of Democracy Institute werd afgewaardeerd tot die van ‘electorale democratie’.