Nu de Amerikanen zich hebben gediswalificeerd, dient de Europese Unie resoluut de leiding te nemen in het vredesproces. Europa heeft de mogelijkheid een rechtvaardige en duurzame vrede af te dwingen. Nederland is de aangewezen initiatiefnemer.
Nu de Amerikanen zich hebben gediskwalificeerd, dient de Europese Unie resoluut de leiding te nemen in het vredesproces. Europa heeft de mogelijkheid een rechtvaardige en duurzame vrede af te dwingen. Nederland is de aangewezen initiatiefnemer.
De Europese strategie is altijd geweest om de Amerikanen de leiding te geven over het zogenoemde ‘Midden-Oosten Vredesproces’. Dat gebeurde onder druk van Israël, dat alleen tot zo’n proces bereid was met een Amerikaan achter het stuur.
Europa schikte zich graag in die rol. Ondanks de historische verantwoordelijkheid voor de totstandkoming van het conflict is Europa verdeeld. In Brussel is bovendien een machtige pro-Israël-lobby actief, die eventuele initiatieven ten bate van de Palestijnen te vuur en te zwaard en met bedenkelijke methoden bestrijdt.
Zo kwam – en bleef – Europa op de tweede rang. Die passieve rol heeft consequenties. Het moet Europa worden aangerekend dat het de Palestijnen zelfs na zeventig jaar niet heeft weten te beschermen tegen de agressie van een regime dat als ‘speciale vriend en bondgenoot’ te boek staat. Dat valt niet langer uit te leggen.
Met de Amerikanen ‘out of the ballgame’ – maandag bezegeld door de verplaatsing van de Amerikaanse ambassade naar Jeruzalem – heeft Europa nu geen keus meer: het zal de leiding moeten nemen in het vredesproces. Nederland is daarvoor de gedroomde initiator.
Ons land behoort naar eigen zeggen tot een select aantal landen met toegang tot zowel de Palestijnen als de Israëli’s. Dat gezelschap dient nu te worden samengebracht met de opdracht een oplossing te formuleren, die door Europa onder dreiging van sancties aan Israël en de Palestijnen wordt opgelegd.
Bovendien geldt dat adel verplicht. Nederland pronkt graag met zijn ‘mondiale hoofdstad van Vrede en Recht’. Het heeft de bescherming van de internationale rechtsorde zelfs in de Grondwet opgenomen, en laat leden van de regering daar een eed op zweren. Dat schept verplichtingen, die al te lang ernstig zijn verwaarloosd.
De toepassing van het recht als leidend criterium is noodzakelijk. Israëli’s en Palestijnen worden daaronder gelijkwaardig behandeld volgens onbetwiste criteria, en bovendien wordt het kader geschapen voor toetreding van de Verenigde Naties en andere verdragspartijen tot het leidende gezelschap, en daarmee voor een serieus draagvlak.
Noodzakelijk startpunt is de beoordeling van de levensvatbaarheid van de tweestatenoplossing, waarover volgens de in 1993 gesloten Oslo-akkoorden in 1999 overeenstemming had moeten zijn bereikt. Dat is van belang omdat juist Europa blijft volhouden dat die oplossing nog te realiseren valt, terwijl Israël in woord en daad het tegendeel bewijst en een blik op de landkaart volstaat om hem officieel dood te verklaren.
Bij gebrek aan een geografisch alternatief verdwijnt hiermee het perspectief om het conflict door gebiedsverdeling op te lossen. Daarmee komt de ‘kwestie-Palestina’ in zijn eindfase, waarin het niet langer draait om de verdeling van het land, maar om gelijke rechten voor de bewoners.
Na zeventig jaar kan dat laatste niet langer wachten op het eerste. Andersom kan wel. Zodra alle inwoners gelijke rechten hebben, zijn zij in staat om langs democratische weg eigen keuzes te maken over de verdeling van het land – keuzes die daarmee ook duurzaam zijn en rekening houden met het gemeenschappelijk belang.
De opdracht voor Nederland is een duidelijke: neem actie en stop niet voordat resultaat is afgedwongen. De ontwikkelingen in Gaza tonen ten overvloede de urgentie daarvan. Voor Europa en Nederland geldt bovendien dat passiviteit op enig moment overvloeit in medeplichtigheid. Het is onvermijdelijk om die streep na zeventig jaar helder te markeren.