Uitblijven van resultaten van onderzoek naar mogelijke misstanden bij een door Nederland gesubsidieerde Palestijnse organisatie heeft honderden Palestijnen hun werk gekost. De organisatie stelt dat haar niets te verwijten valt en vraagt Nederland tempo te maken. ‘De bevolking wordt gestraft.’
Meer dan driehonderd Palestijnen verloren hun werk en zo’n tweehonderd boeren zijn in financiële problemen geraakt, waardoor zij moeite hebben hun personeel te betalen. Dat is tot dusver het enige resultaat van traag verlopend Nederlands onderzoek naar mogelijke misstanden bij een Palestijnse humanitaire organisatie. Het onderzoek zou in het najaar van 2020 zijn afgerond, maar volgens de laatste berichten worden de resultaten niet voor mei 2021 verwacht. De Nederlandse subsidie voor de ontwikkelingsorganisatie – naar verluidt een bedrag van circa 825 duizend euro – is afgelopen zomer bevroren.
De Nederlandse regering besloot begin juli 2020 een extern onderzoek te laten instellen naar de organisatie, de Unie van Landbouwkundige Werkcomités (Union of Agricultural Work Committees, UAWC). Aanleiding was het feit dat twee inmiddels ontslagen medewerkers door de Israëlische autoriteiten worden verdacht van betrokkenheid bij de moord op een 17-jarige Israëlische vrouw op de bezette Westelijke Jordaanoever in augustus 2019. Ook zouden de twee betrokken zijn bij het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina (Popular Front for the Liberation of Palestine, PFLP), een marxistische verzetsorganisatie die op de Europese terrorismelijst staat, maar tegelijkertijd een politieke partij die in het Palestijnse parlement vertegenwoordigd is.
De twee zitten sinds september 2019 in Israël vast. Het proces tegen hen loopt nog. Overtuigend bewijs van hun betrokkenheid bij de moord en/of de PFLP is nog niet geleverd en een veroordeling heeft nog niet plaats gevonden. Er is ook geen enkele aanwijzing voor betrokkenheid van UAWC zelf bij de aanslag, en de organisatie is door de Israëlische aanklagers ook niet in staat van beschuldiging gesteld.
Niettemin kwam er, zoals wij in augustus 2020 in een analyse toelichtten, direct een zware lastercampagne tegen UAWC op gang van de kant van het Israëlische ministerie van Strategische Zaken en het internationale netwerk van organisaties, politici en publicisten dat bekendstaat als de Israël-lobby. Beruchte Israëlische organisaties als NGO Monitor en International Legal Forum (ILF) en hun Britse evenknie UK Lawyers for Israel (UKLFI) schilderden UAWC af als een nauw met de PFLP verweven organisatie. In Nederland leverde het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) met een serie artikelen een forse bijdrage aan de verdachtmakingen. De onderbouwing voor de beschuldigingen was, zoals gebruikelijk, op z’n best flinterdun en bestond deels uit regelrechte flauwekul.
De lastercampagne richtte zich ook tegen de Nederlandse regering, die sinds 2007 projecten van UAWC subsidieert. De regering werd ervan beschuldigd de banden tussen UAWC en PFLP te negeren. Het CIDI omschreef UAWC als ‘een terreurclub’ en verweet Den Haag ‘bewijzen voor de banden tussen UAWC en de terreurbeweging te ontkennen’. Het nam ook de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging op de Westelijke Jordaanoever op de korrel. Die zou ‘toch al geen schoon blazoen hebben’ en er zou sprake zijn van ‘politiek activisme’ en ‘pro-Palestijnse sympathieën’. De verdachtmakingen riepen herinneringen op aan de rol van het CIDI in de lastercampagne die rond de benoeming van Sigrid Kaag tot minister tegen haar werd gevoerd.
Mainstream media als de Telegraaf, het Parool en het Algemeen Dagblad leverden met uitermate tendentieuze artikelen een bijdrage aan de stemmingmakerij. In de Tweede Kamer drong het parlementaire smaldeel van de Israël-lobby – PVV, SGP en ChristenUnie – aan op beëindiging van de subsidie aan UAWC. Ook VVD en CDA stelden Kamervragen, waarbij met name het CDA de indruk wekte dat hier sprake was van een schandaal dat tot op de bodem moest worden uitgezocht.
De betrokken ministers – Sigrid Kaag van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en Stef Blok van Buitenlandse Zaken – benadrukten dat door Nederland gesubsidieerde organisaties altijd scherp worden gecontroleerd. In het geval van UAWC is bovendien extra stilgestaan bij mogelijke banden met de PFLP, aangezien beschuldigingen dienaangaande al jaren door de Israël-lobby in de lucht worden gehouden. Australisch onderzoek naar die vermeende banden leverde in 2012 niets op. Pikant is dat het Australische onderzoek het gevolg was van beschuldigingen van de Israëlische organisatie Shurat HaDin, waarvan een vooraanstaande ‘consultant’ – de echtgenoot van oprichtster Nitsana Darshan-Leitner – in de jaren tachtig zelf in Israël tot dertig maanden gevangenisstraf is veroordeeld wegens terrorisme tegen de Palestijnse bevolking. Kaag en Blok wezen er verder op dat UAWC noch door de EU, noch door de VN is aangemerkt als terroristische organisatie. Bestuursleden van UAWC komen evenmin voor op sanctielijsten.
Niettemin besloten de bewindslieden de betalingen aan UAWC op te schorten, in afwachting van een extern onderzoek ‘naar eventuele banden tussen PFLP en UAWC en de wijze waarop UAWC invulling geeft aan het eigen beleid dat medewerkers niet politiek actief mogen zijn’. Geen van de andere donoren van UAWC – onder andere de Verenigde Naties, de Europese Unie, individuele landen en internationale ontwikkelingsorganisaties – zag reden tot het opschorten van betalingen.
Waarom het door de Nederlandse regering geïnitieerde onderzoek naar UAWC zoveel vertraging heeft opgelopen is onduidelijk. Het lijkt erop dat die is ontstaan bij het selecteren van een extern onderzoeksbureau. Opmerkelijk is echter dat ook de beantwoording van Kamervragen van DENK aan de ministers Kaag en Blok over de gevolgen van de bevriezing is vertraagd. DENK diende de vragen zeven weken geleden (11 december) in naar aanleiding van een artikel in NRC, waarin werd beschreven hoe Palestijnse boeren in problemen raakten door de opschorting van de subsidie. DENK vraagt onder andere om specificatie van de schade, en naar eventuele Nederlandse maatregelen om die schade zoveel mogelijk te beperken.
In een artikel in het Israëlische online magazine +972 geeft directeur Fuad Abu Saif van UAWC nu een indruk van de schade: projecten moesten worden afgeblazen, waardoor meer dan driehonderd Palestijnen hun werk verloren en zo’n tweehonderd boeren amper nog in staat zijn hun personeel te betalen. ‘Het is niet UAWC dat wordt gestraft, maar de bevolking’, zegt hij.
Abu Saif heeft begrip voor de positie van de Nederlandse regering, maar vraagt haar het onderzoek te versnellen. ‘We hebben alle vertrouwen in onze organisatie en willen graag laten zien dat de beschuldigingen ongegrond zijn.’ Hij benadrukt dat UAWC een onafhankelijke organisatie is, zonder banden met welke politieke of religieuze partij of factie ook. Sterker nog, soms bekritiseert UAWC zulke partijen en de Palestijnse autoriteiten openlijk vanwege hun onvermogen sociale problemen op te lossen. ‘Wij proberen dat gat te vullen.’
Zoals wij in onze eerdere analyse al vermeldden geldt voor medewerkers van UAWC een verbod op politieke activiteiten. Die vérgaande maatregel trof de organisatie om iedere schijn van affiliatie met een politieke partij of factie te voorkomen. Hij vloeide voort uit de giftige beschuldigingen waarmee de organisatie al jaren te kampen heeft.
Het is onbegrijpelijk en onacceptabel dat de Nederlandse regering zoveel tijd nodig heeft om een onderzoek überhaupt te beginnen. En dat terwijl UAWC zelf niet in staat van beschuldiging is gesteld en andere donoren geen reden zagen hun steun aan de organisatie stop te zetten. Doordat de Nederlandse overheid bijna een jaar nodig heeft om een onderzoek af te ronden dat slechts op onbewezen aantijgingen is gebaseerd, lijden Palestijnse boeren, die als gevolg van de corona-pandemie toch al met grote problemen kampen, enorme schade.
De reden voor de lastercampagnes tegen UAWC is dat de organisatie voornamelijk actief is in het zogeheten C-gebied (Area C), de zestig procent van de Westoever die sinds de Oslo-akkoorden van 1993-1995 onder ‘tijdelijk’ Israëlisch bestuur staat. Zoals door ons veelvuldig belicht is dit, naast Oost-Jeruzalem, het gebied waar Israël zijn illegale kolonies (‘nederzettingen’) bouwt. Inmiddels wonen er in het C-gebied, dat deel uitmaakt van de voorziene staat Palestina, zo’n half miljoen Israëlische kolonisten.
Palestijnse ontwikkeling in het C-gebied wordt door Israël in de kiem gesmoord, onder meer door het beruchte restrictieve vergunningenbeleid. Voor de bouw van een woning of school, een landbouwproject of de uitbreiding van een bedrijf, zijn Palestijnen in dit Palestijnse gebied aangewezen op vergunningen van de Israëlische bezettingsautoriteiten, die vrijwel onmogelijk te krijgen zijn. In de afgelopen jaren is 98,6 procent van de aanvragen afgewezen. Bouwen Palestijnen zonder vergunning, dan worden hun bouwwerken en projecten gesloopt en krijgen de eigenaren de rekening voor de sloop. Ook projecten die door de Nederlandse regering, de EU of andere internationale donoren zijn gefinancierd worden geregeld gesloopt.
UAWC probeert te voorkomen dat de Palestijnse bevolking het C-gebied noodgedwongen verlaat. Alleen al dankzij de Nederlandse subsidie kon de organisatie ruim honderd kwetsbare Palestijnse gemeenschappen steunen die hun land en bestaansmogelijkheden dreigen te verliezen. UAWC steunt onder andere landbouwprojecten, verbetert wegen en watervoorzieningen, plant bomen en verenigt boeren in coöperaties. Die activiteiten zijn niet alleen van belang voor de Palestijnse aanwezigheid in het C-gebied. In het artikel in +972 wordt de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) van de VN aangehaald, die waarschuwt dat ‘de Palestijnse voedselzekerheid voor het eerst hard getroffen kan worden door verminderde beschikbaarheid van voedsel’.
Zoals wij in onze eerdere analyse toelichtten worden hetzes zoals die tegen UAWC gevoerd tegen alle Palestijnse maatschappelijke organisaties die Israëls Palestinapolitiek in de weg staan. Steeds nadrukkelijker worden ook internationale donoren onder vuur genomen. En die aanpak heeft succes, zo blijkt uit het bovengenoemde NRC-artikel: sinds 2015 zou het aantal internationaal gefinancierde projecten in het C-gebied zijn afgenomen van 75 naar twaalf.