Op 1 juni beschreef Beau van Erven Dorens in zijn column in het AD op treffende wijze het gevoel van ontreddering en woede dat veel Nederlanders delen bij het aanzien van de Israëlische genocide in Gaza. Terecht richt ook Beau zijn pijlen op de regering die weigert in te grijpen. Twee alinea’s uit zijn prachtige en persoonlijke verhaal:
Ik sta erbij en kijk ernaar en ik kan maar niet begrijpen dat het niet ophoudt. Wat heeft het voor zin om internationale afspraken over mensenrechten te hebben, als overheden zich bij deze flagrante schending van welk recht dan ook niet eens geroepen voelen om onmiddellijk alle banden met de daders te verbreken? Om ze op alle mogelijke manieren te dwingen hun weerzinwekkende daden te stoppen? Hoe kun je met moordenaars van kinderen praten alsof het normale gesprekspartners zijn? Hoe kun je met deze goddeloze bruten blijven handelen of welke betrekking dan ook onderhouden, als ze een bewezen genocide plegen op een uitgehongerd, opgejaagd en hulpeloos volk? Hoeveel meer dood wil je zien voor je moreel kompas op tilt slaat?
Ik schaam me diep, omdat ik mens ben en dit laat gebeuren. Dat ik niets beters kan verzinnen dan een stukje schrijven. En ik schaam mij diep dat de regering, de mensen die ons land moeten vertegenwoordigen, zo weinig in het werk stelt om deze misdaden een halt toe te roepen. Juist in Den Haag zou eerlijkheid, menselijkheid, moraliteit en recht de leidraad moeten zijn van goed bestuur. Wat verwacht je van het volk, als je zelf geen moreel kompas hebt? Bij ieder kind dat in Gaza sterft, zou hun hart moeten overslaan van verdriet.