Martijn de Rooi is redacteur en schrijver en werkt voor The Rights Forum.
8 december 2017 Lees meer overIn de Volkskrant zet Robert van Gijssel zich af tegen muzikanten als Roger Waters die oproepen tot een boycot van Israël. Zijn argumenten weerspiegelen de eenzijdige kijk op de kwestie-Palestina die de publieke opinie hardnekkig domineert.
‘Popboycot.’ Ik vind het wel een geestig woord, maar daarmee was de lol met Robert van Gijssels artikel Boycot de popboycot (€) meteen op. De Volkskrant-journalist verdient lof voor het aansnijden van een actueel thema dat in de pers zelden serieus aandacht krijgt. Maar zijn argumenten tegen een popboycot van Israël zijn oneigenlijk en, om zijn eigen woorden te gebruiken, een beetje hypocriet.
Van Gijssel hangt zijn verhaal op aan het optreden van Radiohead in Tel Aviv, afgelopen juli. De Britse band werd door de ‘Palestijnse Campagne voor de Academische en Culturele Boycot van Israël’ (PACBI) opgeroepen het optreden te annuleren en zodoende geen medewerking te verlenen aan ‘het toedekken van Israëls massieve schendingen van de Palestijnse mensenrechten’. Roger Waters, Ken Loach en andere culturele zwaargewichten riepen de band publiekelijk op het Palestijnse verzoek te honoreren. Tevergeefs.
Van Gijssel vindt het maar niks, die oproepen van Waters cs. De popboycot is ‘een moeilijk te verdedigen actiemiddel’, stelt hij. En wel primair omdat een boycot ‘uitsluitend de fans van het bandje raakt en het beleid van het land ten aanzien van Palestina op geen enkele wijze zal beïnvloeden’.
Dat is een merkwaardige opvatting. In Israël zijn optredens van bands als Radiohead een politiek propagandamiddel dat tot ver voorbij de fans van de band resoneert. Niet voor niets maakten Israëls ministerie van Buitenlandse Zaken, veel Israëlische ambassades en tientallen lobby-organisaties een juichend nummer van het Radiohead-optreden, en werden Thom Yorke en de zijnen op sociale media breed ingezet tegen pleitbezorgers van Palestijnse rechten en andere ‘Israël-haters’. En niet voor niets werd in de Israëlische pers gesproken van ‘de beste hasbara [propaganda] die Israël de laatste tijd heeft gekregen’. Dat hebben we afgelopen juni rond het Nederlandse optreden van Radiohead niet gezien.
Brand Israel, ‘het Merk Israël’, heet de kostbare campagne waarmee de ministeries van Buitenlandse Zaken en Strategische Zaken & Hasbara naarstig proberen Israëls imago op te poetsen. De campagne is bedoeld om Israël een divers, liberaal en vredelievend gezicht te geven, en ontsproten aan de behoefte om de gewelddadige onderdrukking van de Palestijnen zoveel mogelijk buiten de aandacht te houden. Naast sport speelt cultuur er een hoofdrol in, zowel in de vorm van het naar Israël halen van buitenlandse ‘culturele ambassadeurs’ als het de wereld insturen van Israëlische ambassadeurs. ‘Wij zien cultuur als een propaganda-instrument van de bovenste plank’, zei een van de topambtenaren die aan de wieg van de campagne stond. ‘Ik maak geen verschil tussen cultuur en hasbara.’
Met instemming citeert Van Gijssel zanger Thom Yorke, die op de oproepen van de PACBI, Waters en anderen reageerde met: ‘Spelen in een land betekent niet dat je het eens bent met de regering.’ Het is een overbekend argument dat geen argument mag heten. Zoals Radiohead van alle kanten te horen kreeg: het gaat er helemaal niet om wat Thom Yorke van de Israëlische regering vindt. Waar het om gaat is dat jullie optreden wordt uitgevent als blijk van instemming met een onbarmhartig beleid, waarvan de Palestijnen het slachtoffer zijn. Waar het verder om gaat is dat de Palestijnen jullie expliciet om solidariteit met hun campagne hebben gevraagd. Met die geweldloze campagne hopen zij onder andere een eind te maken aan de langste bezetting in de moderne geschiedenis: een bezetting die hen al vijftig jaar van hun vrijheid en elementaire mensenrechten berooft.
Of ze het leuk vinden of niet, dit is de context waarin muzikanten en andere kunstenaars stappen op het moment dat zij een optreden in Israël overwegen. Van Gijssels Israëlische collega Gideon Levy hield Radiohead de vraag voor of het na die vijftig jaar, en nadat alle andere middelen om de bezetting te beëindigen hadden gefaald, niet tijd was om de ‘gewone’ Israëli’s te laten merken dat het geduld op is. Dat de uiterste houdbaarheidsdatum van onze tolerantie voor ‘de brute bezetting en de misdaden waar zij verantwoordelijk voor zijn’ is verstreken.
Met hun besluit toch in Tel Aviv te spelen maakten de Radiohead-muzikanten een politiek statement. Tot verrukking van de religieus-nationalistische extremisten die in datzelfde Tel Aviv de politieke toon bepalen, opende de band zelfs de aanval op de Palestijnse campagne en haar bondgenoten. Thom Yorke beklaagde zich dat hij door hen een ‘zwart-wit-dialoog’ kreeg opgedrongen. Betere hasbara kon Tel Aviv zich niet wensen.
‘Hallo? Spreek ik met Radiohead?’, reageerde Gideon Levy in Haaretz. ‘Is het soms niet zwart-wit? Niet bezetter versus overheerste? Onderdrukker versus onderdrukte?’ Niet? Hoe ziet het slagveld er dán uit? Leg dat eens uit. En hoe worden de Palestijnen dán geacht voor hun vrijheid en elementaire mensenrechten op te komen? Radiohead? Hallo?
Even instemmend haalt Van Gijssel een uitspraak aan van Nasreen Qadri, de ‘Arabisch-Israëlische’ (bedoeld wordt ‘Palestijns-Israëlische’) zangeres die het voorprogramma van Radiohead verzorgde: ‘Met een boycot bereik je alleen dat mensen tegenover elkaar komen te staan. Een boycot doet alleen de muziek verstommen.’ Ook Qadri werd breed ingezet in het Israëlische hasbara-offensief.
‘De kern van de zaak’, noemt Van Gijssel haar woorden, en ziet daarbij de kern van de zaak compleet over het hoofd: de partijen stáán allang tegenover elkaar, al tientallen jaren, en wel als overheerser tegenover overheerste. En de vraag die artiesten en anderen te beantwoorden hebben is, om in poptermen te spreken: Whose side are you on? Wil je een uithangbord voor de Israëlische politiek en de Israël-lobby zijn, of geef je gehoor aan de Palestijnse oproep?
En over het verstommen van muziek gesproken: hoe zit het met de Palestijnse muziek, die verder verstomt met ieder radiostation dat Israël sluit? En hoe zit het met de stem van miljoenen Palestijnen die, net als de Israëli’s, niets liever willen dan in vrijheid over hun eigen levens kunnen beschikken?
Maar zijn mensen als Waters en Loach – en Breyten Breytenbach, Julie Christie, Mike Leigh, Angela Davis, Desmond Tutu en vele anderen – eigenlijk niet een beetje hypocriet?, vraagt Van Gijssel. Het is de tweede reden waarom hij de popboycot een ‘moeilijk te verdedigen actiemiddel’ vindt. Is het soms wél oké om in China op te treden? ‘Kan Beyoncé voor héél veel geld wel spelen op een besloten concert voor de zoon van wijlen kolonel Khadafi? Of gelden voor haar andere regels?’
Ook dit is een populair non-argument, dat zelf bol staat van hypocrisie. Zijn de Palestijnen hypocriet omdat zij in hun roep om internationale solidariteit voor hun eigen rechten opkomen? Moeten Waters en geestverwanten zich, alvorens na een halve eeuw bezetting gehoor te geven aan die Palestijnse noodkreet, werkelijk uitspreken over China en Beyoncé? Over Saudi-Arabië, Myanmar en Honduras? Moeten zij toelichten in welke landen zij niet of juist wel zouden optreden, en waarom? En, zoals gitarist Dave Randall in een lezenswaardig artikel deed, uitleggen onder welke specifieke omstandigheden een boycot als politiek instrument in aanmerking komt? Is dat, en niet hun argumentatie, het criterium voor hun geloofwaardigheid?
Worden personen en organisaties die oproepen tot god mag weten wat voor andere boycot ook aangesproken op hypocrisie? Wordt bijvoorbeeld Israël, dat het boycotwapen op alle overheidsniveaus hanteert (vraag dat maar aan filmer Geert van Kesteren en NRC-journalist Derk Walters) en wereldwijd tot boycots oproept, ook gevraagd verantwoording af te leggen? Niet? De gouverneur van New York en zijn 23 collega-gouverneurs dan misschien, die gehoor gaven aan de Israëlische oproep en er met hun zwarte lijsten van ‘anti-Israëlische’ bedrijven vrolijk op los boycotten (vraag dat maar aan de ASN Bank, de Triodos Bank, Vitens en Royal HaskoningDHV)?
Worden organisaties die in Nederland campagne voeren voor een boycot van de Palestijns-Israëlische parlementariër Haneen Zoabi ook langs de mensenrechtenmeetlat gelegd? En werd de anti-apartheidsactivisten die gehoor gaven aan de Zuid-Afrikaanse boycotoproep gevraagd hoe zij stonden tegenover de onderdrukking van de indiaanse bevolking in Midden-Amerika?
De lijst met vragen is ellenlang en het antwoord is steeds ‘nee’. Het argument wordt alleen in volle glorie geëxploiteerd als het gaat om solidariteit met de Palestijnen. En gewoonlijk met de expliciete bedoeling hun stem nog langer te doen verstommen, ieder verzet tegen het voortduren van de Israëlische overheersing te breken en ieder perspectief op een rechtvaardige vrede te verduisteren.
Het dient gezegd dat niets erop wijst dat Van Gijssel zijn ‘Boycot de popboycot’ met die bedoeling heeft geschreven. Veel waarschijnlijker is dat zijn zienswijze de eenzijdige visie op ‘het conflict’ weerspiegelt die velen van ons met de paplepel is ingegoten en die de publieke opinie nog altijd domineert. Dat is overigens niet minder zorgwekkend, en reden temeer voor zijn krant eens serieus aandacht aan het boycot-fenomeen te besteden.
Zonder rechtvaardigheid is er in het vredesproces geen vooruitgang mogelijk.
Tineke Lodders Politica