Nikolaos van Dam was ambassadeur in Irak, Egypte, Turkije, Duitsland, Indonesië en Speciaal Gezant voor Syrië. Als jongere diplomaat was hij werkzaam in Libanon, Jordanië, de Palestijnse Bezette Gebieden en Libië. Hij is lid van de Raad van Advies van The Rights Forum.
17 juni 2024 Lees meer overAls ‘Fremdkörper’ in het Midden-Oosten is Israël vanouds geobsedeerd met zijn veiligheid. Israëls structurele misdragingen staan vrede echter in de weg, betoogt voormalig diplomaat Nikolaos van Dam.
Als je honden zwaar mishandelt, moet je er rekening mee houden dat ze je aanvallen en verwonden zodra ze daartoe de gelegenheid krijgen. Zoiets is de Israëli’s overkomen op 7 oktober 2023, toen ze – voor hen blijkbaar onverwacht – werden geconfronteerd met een ongekende aanval door de Islamitische Bevrijdingsbeweging (Hamas) en andere gewapende groeperingen. Dat maakte hen razend en ze namen ongelimiteerd wraak.
Ik ontleen de parallel met ‘beesten’ aan Israëli’s, waaronder ministers, die de Palestijnen ‘beesten’ (‘human animals’) hebben genoemd. Dat zij de Palestijnen ‘Untermenschen’ vinden, was al veel langer bekend.
Toen ik in 1964, nu zestig jaar geleden, Israël voor het eerst bezocht, raakte ik op de boulevard van Tel Aviv in gesprek met een Joodse vrouw uit de Sovjet-Unie. Ze was Russische en klaagde erover dat er in Israël zo veel domme Joden woonden, dit in tegenstelling tot de meeste Russische Joden, die in haar beleving vrijwel allemaal intelligent waren. Nu stellen minderheden zich te midden van een vijandig gezinde bevolkingsmeerderheid doorgaans anders op dan wanneer zij zelf een meerderheid vormen (zoals de Joden in Israël), maar dit was natuurlijk toch een vooroordeel. Afgaande op de daaropvolgende decennia kreeg het vooroordeel van deze Russische vrouw echter toch een zeker waarheidsgehalte. Het was immers de zionistische bedoeling om van Israël de veiligste plek ter wereld te maken voor Joden, maar de grove Israëlische oorlogsmisdaden van de afgelopen decennia hebben er voor gezorgd dat Israël voor hen juist een van de minder veilige landen is geworden. En dat was niet bepaald slim.
Toch waren de vroege zionisten absoluut niet gek. Integendeel: zij hadden de meest voor de hand liggende basiselementen scherp voor ogen en realiseerden zich maar al te goed dat het onmogelijk zou zijn om vrede te verkrijgen met de Palestijnse Arabieren. Dit omdat zij hun land wilden afnemen en bezetten, met de bedoeling van de kleine Joodse minderheid om in Palestina een duidelijke Joodse meerderheid te creëren met daarbij de bezetting van geheel Palestina. Later hebben velen deze basiselementen uit het oog verloren. De Russisch-zionistische leider Ze’ev Jabotinsky schreef daarover in 1923 al:
There can be no voluntary agreement between ourselves and the Palestine Arabs. Not now, nor in the prospective future … [It] is utterly impossible to obtain the voluntary consent of the Palestine Arabs for converting ‘Palestine’ from an Arab country into a country with a Jewish majority. My readers have a general idea of the history of colonisation in other countries. I suggest that they consider all the precedents with which they are acquainted, and see whether there is one solitary instance of any colonisation being carried on with the consent of the native population. There is no such precedent. The native populations, civilised or uncivilised, have always stubbornly resisted the colonists, irrespective of whether they were civilised or savage.
Daarom moest er volgens Jabotinsky een ‘ijzeren muur’ worden gebouwd rondom de nog te vormen Joodse staat, en wel ter afscherming van de vijandig gezinde Arabieren, om daarmee iedere druk van Arabische zijde te kunnen weerstaan. Het bereiken van vrijwillige overeenstemming met de Palestijnse Arabieren was inderdaad een onmogelijkheid. En zolang de Arabieren ook maar de geringste hoop bleven koesteren dat zij van de zionistische Joden in Palestina zouden kunnen afkomen, zouden zij deze hoop niet opgeven, aldus Jabotinsky.
Nu zou je kunnen zeggen dat veel Israëli’s decennialang in de naïeve veronderstelling hebben verkeerd dat ‘de Palestijnse kwestie’ vanzelf wel zou ophouden te bestaan en dat de Palestijnen vanzelf wel uit Palestina zouden vertrekken wanneer de Israëli’s hen in de openluchtgevangenissen in Gaza, de West Bank en Oost-Jeruzalem maar voldoende zwaar zouden blijven onderdrukken en mishandelen. ‘Teach them a lesson’, was het Israëlische motto, er van uitgaande dat als ze Palestijnen en andere tegenstanders maar hard genoeg zouden ‘afranselen’, of hen ‘terug zouden bombarderen naar het stenen tijdperk’, ze wel zouden ophouden in opstand te komen en zich te verzetten tegen de bezetting.
De Palestijnen werden niet alleen tijdens de oorlog van 1948-1949 op grote schaal ‘etnisch gezuiverd’, maar ook na 1967 op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem; en de mensen in Gaza konden in 2023 geen kant op omdat ze al jaren lang vrijwel hermetisch zaten opgesloten. Desondanks probeerde Israël in reactie op de Hamas-aanvallen van 7 oktober 2023 hun vertrek daar af te dwingen in de vorm van een tweede Nakba, met behulp van Israëls bloedigste aanvallen sinds die van 1948. Zo werd Gaza niet alleen de grootste openluchtgevangenis, maar ook de grootste begraafplaats ter wereld.
De veronderstelling dat de Palestijnen door het Israëlische gewelddadige optreden hun verzet wel zouden opgeven bleek – zoals te verwachten viel – onjuist. Het tegendeel bleek waar: het verzet werd alleen maar groter.
In werkelijkheid waren de zionistische machthebbers in Israël misschien toch minder naïef dan sommigen hebben gedacht, want zij moeten wel degelijk hebben beseft dat zij met hun decennialange bezetting, ‘etnische zuiveringen’ en oorlogsmisdaden, helemaal geen echte vrede zouden kúnnen bewerkstelligen met de Palestijnen. Wel kon Israël de Palestijnen verder klem zetten door via een omweg vredesakkoorden te sluiten met diverse Arabische landen in regio: eerst met Egypte en Jordanië en vervolgens via de Abraham-akkoorden met andere Arabische landen, zoals Bahrein, Marokko, Soedan en de Verenigde Arabische Emiraten. Maar verder kwam het niet, mede vanwege het misdadige Israëlische oorlogsoptreden in Gaza na 7 oktober 2023 en al veel langer in Oost-Jeruzalem en op de Westelijke Jordaanoever. Ook Arabische totalitaire leiders kunnen nu eenmaal moeilijk de publieke opinie in eigen land helemaal trotseren. De Palestijnse zaak blijft ook bij hen erg gevoelig liggen, met uitzondering misschien van enkele Arabische Golfstaten. En wanneer die totalitaire Arabische regimes democratieën zouden zijn, zou de zaak nog veel gevoeliger liggen.
Hoe je het ook wendt of keert, Israël blijft een Fremdkörper te midden van de Arabische wereld en het Midden-Oosten. In Irak hoorde ik wel eens de beeldspraak van een hand die vijf vingers telt. Je kunt er een zesde vinger aan vastnaaien, maar deze valt er uiteindelijk altijd weer af, want een hand met zes vingers is onnatuurlijk, zo was de redenering.
De Joden in bijvoorbeeld Irak vormden de afgelopen twee millennia echter wel degelijk een integraal onderdeel van de Mesopotamische maatschappij. Aan het begin van de twintigste eeuw was zelfs éénderde van de bevolking van Bagdad nog Joods. En Irak had ook een Joodse minister van Financiën. Maar dat alles veranderde drastisch na de oprichting van de staat Israël in 1948 en de aansporingen door zionisten vanuit Israël om de Iraakse Joden – soms met intimidatie en provocatieve valse vlag-bomaanslagen op Joodse doelen in Bagdad – uit hun land Irak te laten vertrekken en naar Israël te emigreren. [1] Israël vond destijds dat het nog veel te weinig Joodse inwoners had, en dat hun aantal drastisch moest worden verhoogd om de nieuwe Joodse staat adequaat van een Joodse meerderheid te voorzien. En de Arabische wereld bood daarvoor een welkom reservoir.
Toen de oorlog in Palestina in 1948 in volle gang was, schreef de Joods-zionistische schrijver Jon Kimche nog euforisch over de Joden in Bagdad:
Not one Jewish shop in Baghdad – and there are many – had its windows broken, not one Jew of Baghdad’s estimated 110,000 was assaulted by the crowds. Even at the height of the crisis in the spring, the Jewish families took their Sabbath afternoon walk in their fineries, much in the same way as they did in Tel-Aviv or Aldgate High Street. It was an impressive exhibition of Arab tolerance and of the underlying difference in the Arab approach of the Jew and to western Christians. [2]
De grote problemen voor de Iraakse Joden begonnen dus duidelijk pas na de oprichting van de staat Israël en de ‘etnische zuiveringen’ van de Palestijnen daar. Ze waren er een reactie op. Voordien woonden de meeste Iraakse Joden liever in hun geboorteland Irak dan in Palestina.
Israël vindt wel dat het geografisch in het Midden-Oosten thuis hoort, maar voelt zich verder geenszins cultureel of anderszins verwant met de Arabische regio, te midden waarvan het zich bevindt. Israël richt zich dan ook vooral op het Westen, en doet graag mee met evenementen die helemaal niet in het Midden-Oosten liggen, zoals het Eurovisie Songfestival. Israël heeft ook sterke militaire en economische banden met vooral het Westen. Verder staat Israël voortdurend met één been buiten het Midden-Oosten, vanwege de vele verbindingen die het – ook qua familiebanden – heeft met Joden uit de hele wereld die autochtoon zijn in andere regio’s, vooral die in de Verenigde Staten en Europa. En veel van deze Joden – die ook een essentieel onderdeel vormen van de Israëllobby in het Westen – staan omgekeerd weer met één been in Israël. Ook dit element brengt een dynamiek met zich mee waardoor Israël een buitenbeentje in het Midden-Oosten blijft dat daar moeilijk tot rust kan komen.
Daarnaast hebben de ‘Arabische’ ofwel Oosterse Joden (Mizrahim) zich grotendeels moeten aanpassen aan de in Israël dominante Europese of Westerse Joden (Ashkenazim), zelfs qua gebrekkige Europese uitspraak van het Hebreeuws die later de standaarduitspraak is geworden. In tegenstelling tot de Joden uit de Arabische wereld – op wie de Europese Joden vaak neerkeken als minderwaardig – zijn de meeste Europese Joden en hun nakomelingen nu eenmaal niet in staat gebleken om bepaalde typisch Semitische fonemen (ook voorkomend in het Arabisch) behoorlijk uit te spreken. Bovendien bevat het moderne Hebreeuws een ‘Europees’ taalsubstraat, vanwege de Europese achtergrond van de Joden die het dode Hebreeuws nieuw leven hebben ingeblazen. [3] Deze Joden spraken vaak Jiddisch – een soort Middeleeuws-Duits.
Semitisch is allereerst een taalkundige aanduiding: het Amhaars, Arabisch, Aramees, Hebreeuws, Maltees, Tigrinya en andere talen vallen alle onder de groep van semitische talen.
Maar ook al is het moderne Hebreeuws misschien net wat ‘minder semitisch’ geworden dan de andere semitische talen die ononderbroken authentiek en levend zijn gebleven, het begrip antisemitisch heeft uitsluitend betrekking op Joden. Het antisemitisme is echter meer een Europees fenomeen dan iets Midden-Oosters, en de begrijpelijke anti-Israëlsentimenten in de Arabische wereld hebben dan ook niets te maken met het antisemitisme zoals zich dat in Europa voordeed. Als er al sprake zou zijn van zogenaamde ‘Jodenhaat’, dan is dat geheel te verklaren uit decennialange Joods-Israëlische bezetting, oorlogsmisdaden gepleegd door Israëlische Joden, enzovoort. Het zou eerder vreemd zijn wanneer zulke haat tegen de onderdrukkers en gewelddadige bezetters er niet zou zijn, van welke achtergrond dan ook, Joods of niet-Joods.
Typerend is dat toen de Ottomanen na hun historische nederlaag in 1683 bij Wenen uit delen van West-Europa werden teruggedreven naar het Oosten, vele Joden met hen mee vluchtten, omdat zij zich veiliger voelden onder de Turkse of Ottomaanse moslims dan onder Europese christenen.
Israël is altijd geobsedeerd geweest met zijn eigen veiligheid, en heeft daar ook alle reden toe, want door zijn eigen misdragingen (onder meer ontelbare oorlogsmisdaden, ‘etnische zuiveringen’, andere grove mensenrechtenschendingen, decennialange bezetting, landonteigeningen, vernietiging van Palestijnse steden en dorpen) zal het zich niet écht veilig kunnen voelen, omdat de kwestie van accountability of het afleggen van rekenschap altijd om de hoek blijft loeren. Israël realiseert zich dat maar al te goed, want ‘zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten’.
Zelfs als Israël zich volledig zou terugtrekken tot de grenzen van voor 5 juni 1967 valt er nog veel af te rekenen, waaronder de kwestie van de Palestijnse vluchtelingen uit 1948-1949, de onteigening en vernietiging van hun bezittingen en de compensatie van alle daardoor geleden schade ter waarde van vele triljoenen euro’s.
Maar militair gezien heeft Israël qua veiligheid nauwelijks iets te vrezen van de omringende Arabische landen, want Israël is hen volledig de baas. Er dient dan ook een onderscheid te worden gemaakt tussen Israëls veiligheid voor wat betreft de Arabische landen in de regio en de veiligheid met betrekking tot de Palestijnse bevolking die het onderdrukt.
Israël heeft in dit verband natuurlijk wel ‘last’ en ‘ongemak’ van de aanwezigheid van de Palestijnen in de gebieden die het bezet houdt. Want die blijven zich vanzelfsprekend verzetten tegen de repressieve en bloedige bezetting die al veel langer dan een halve eeuw voortduurt. De Palestijnen die onder de Israëlische bezetting leven, vormen echter geen enkele bedreiging voor het bestáán van Israël. En deze zogenaamde Palestijnse ‘bedreiging’ vervalt praktisch op het moment dat Israël zich terugtrekt uit de bezette gebieden; maar dat weigert Israël resoluut.
De tweestatenoplossing is daarbij wel ‘een oplossing’, maar een volledige oplossing is het niet, omdat de problemen die zijn geschapen met de oprichting van Israël in 1948, daarmee nog niet echt zijn opgelost.
Desondanks is van Arabische zijde het bestaan van Israël binnen de grenzen van voor 1967 al lang de facto geaccepteerd, bijvoorbeeld in het acht punten-vredesvoorstel van de toenmalige Saoedische kroonprins Fahd uit 1981, nu meer dan veertig jaar geleden. In 2002 en 2007 werden de Arabische vredesinitiatieven herhaald, maar ook toen werden ze steeds verworpen door Israël, als er überhaupt al door Israël op werd gereageerd.
De bekende uitspraak van de toenmalige Israëlische minister van Buitenlandse Zaken Abba Eban dat ‘the Arabs never miss an opportunity to miss an opportunity’, zou je wat dat betreft moeten omdraaien, namelijk dat de Israëli’s de meeste mogelijkheden om vredesverdragen te sluiten met de Arabische landen gewoon hebben genegeerd, vanuit een gevoel van arrogantie van de macht en superioriteit. En de zogenaamde Israëlische ‘vredesvoorstellen’ aan de Palestijnen betroffen hoogstens wat sigaartjes uit eigen doos.
Israël wil immers alle bezette Palestijnse en Syrische gebieden behouden. De Israëlische redenering is dat alleen daarmee Israëls veiligheid kan worden gegarandeerd. Dat is echter een drogredenering, omdat Israël met zijn onomstreden militaire suprematie en meest moderne technieken goed in staat is gebleken Arabische landen aan te vallen, ongeacht de afstand. Vroeger heeft het Egypte, Irak, Jordanië, Soedan en Tunesië ongestraft kunnen bombarderen. En ook nu valt Israël Syrië nog steeds regelmatig aan vanuit de lucht; en daarvoor heeft het de bezetting van de Golan helemaal niet nodig. Verder schendt Israël al meer dan een halve eeuw vrijwel dagelijks ongestraft het Libanese luchtruim.
Het is begrijpelijk dat Israël prioriteit geeft aan de eigen veiligheid gezien de vijanden die het zelf met zijn misdadige optreden heeft geschapen. Maar dat valt moeilijk te combineren met vrede. Israël behoudt echter liever zijn alomvattende militaire suprematie, dan dat het – in de eigen perceptie – zijn veiligheid ook maar enigszins zou riskeren door het sluiten van vrede. Het beschikken over militaire suprematie betekent echter geenszins dat deze zou worden ondermijnd door het sluiten van vrede. Daarnaast is er geen garantie dat Israël zijn militaire suprematie ‘tot in eeuwigheid’ zal kunnen behouden. Dat zou een reden te meer moeten zijn voor Israël om vrede te sluiten met zijn vijanden, lang voordat dit punt ooit zou worden bereikt. Maar daarvoor zal het belangrijke concessies moeten doen. Hoe het ook zij, zonder vrede krijgt Israël geen echte veiligheid.
Onder de huidige omstandigheden zal er geen werkelijke vrede komen en zonder vrede zal Israël altijd de kans blijven lopen te worden ‘bedreigd’ door diegenen die hun recht willen komen halen en eisen dat Israël wordt afgerekend op zijn misdaden.
Eigenlijk moet iedere oorlogsmisdadiger rekening houden met een bedreiging van de kant van diegenen die rekenschap eisen. Dat is ook een essentieel onderdeel van ons democratische rechtssysteem, voor zover dat althans nog wordt toegepast en er voor Israël door het meten met dubbele maten geen uitzonderingen worden gemaakt. Omwille van Israël zijn de Verenigde Staten en de Europese Unie wat dat betreft echter al tijden lang bezig de internationale rechtsorde ernstig te ondermijnen. Als door Amerikaanse en Europese interventie wordt voorkomen dat Israël ter verantwoording wordt geroepen voor zijn schendingen van het internationaal recht, zullen de slachtoffers van deze schendingen op andere wijze bestraffing willen afdwingen.
Veelbetekenend is in dit verband ook de uitspraak van de Israëlische premier Netanyahu in 2016 dat ‘friends don’t take friends to the Security Council’, toen hij al die bevriende landen bekritiseerde, waaronder de Verenigde Staten, die kritiek hadden geuit op het Israëlisch-Joodse nederzettingenbeleid in de bezette gebieden van 1967. Door zijn bondgenoten te intimideren, zorgde Netanyahu er voor dat dezen veelal een oogje zouden blijven toeknijpen als het ging om Israëlische schendingen van het internationale en oorlogsrecht. Dit kwam in de jaren nadien veelvuldig tot uiting in het VN-stemgedrag van de ‘vrienden van Israël’, met als gevolg dat Israël vrijwel met alles ongestraft wegkwam.
Israël denkt daardoor te kunnen ontkomen aan iedere afrekening voor zijn wandaden. Het is immers tot de tanden gewapend en beschikt zelfs – als enige in de regio – over kernwapens. En Israël wordt nog gesterkt in die gedachte van straffeloosheid doordat vele Westerse landen Israël volmondig steunen onder het onterechte mom van het Israëlische recht op zelfverdediging’ tegen de bevolking van het land dat het bezet. Israël presenteert zich daarbij steeds ten onrechte als het slachtoffer van de bevolking die het onderdrukt.
En mocht Israël op zekere dag wérkelijk worden bedreigd in zijn bestaan, dan kan worden verwacht dat het zijn grote kernwapenarsenaal zal inzetten tegen zijn tegenstanders, waaronder Iran, met als mogelijk resultaat dat niet de onnatuurlijk aangenaaide zesde vinger van de oorspronkelijke hand met vijf vingers zal afvallen, maar dat die vijf vingers zullen worden vernietigd en alleen de zesde Joods-Israëlische (middel)vinger overeind zal blijven staan.
Een allesvernietigende nucleaire Israëlische aanval tegen zijn vijanden betekent echter nog niet dat het bestaan van Israël daardoor écht wordt veilig gesteld. En voor wat betreft een eventuele Iraanse nucleaire dreiging moet worden verdisconteerd dat wanneer Iran (dat nu geen kernwapens heeft) in de toekomst een kernaanval op Israël zou uitvoeren, het ook zijn Arabische bondgenoten in de buurt in gevaar zou brengen. Terwijl Israël omgekeerd bij een Israëlische kernaanval op Iran geen bondgenoten in gevaar brengt. Daardoor is een Iraanse kernaanval op Israël een stuk onwaarschijnlijker dan een omgekeerde Israëlische aanval op Iran.
Als we bedenken hoeveel decennia het heeft geduurd voordat het Duitsland van na de Tweede Wereldoorlog weer volledig werd geaccepteerd in Europese kring, een Duitsland dat geen andere landen meer bezette, een democratie was geworden en was gedenazificeerd, dan kan men zich voorstellen dat Israël al helemaal niet volledig wordt geaccepteerd zolang het land nog Arabisch gebied bezet houdt.
Desondanks zijn de meeste Arabische landen gewend geraakt aan het Israël van voor 1967, accepteren zij het en erkennen sommige het ook officieel. Maar de Palestijnse vluchtelingen – ook die in Gaza, Oost-Jeruzalem en op de Westelijke Jordanoever – zijn daar, als immer voortdurende directe slachtoffers van de Israëlische bezetting, beslist niet aan gewend. Hun trauma’s zullen voortleven in meerdere volgende generaties, net zoals de trauma’s van de holocaust voortleven in opeenvolgende Joodse generaties. De holocaust is echter een Europese misdaad waar de Palestijnen buiten staan.
Israël heeft in het verleden menigmaal betoogd dat het geen geschikte Palestijnse partner had om mee te onderhandelen, maar het valt zeer te betwijfelen of Israël zelf met al zijn oorlogsmisdaden dat omgekeerd wel is.
Kortom: er valt onder de huidige omstandigheden geen vrede met Israël te verwachten, ook niet op de langere termijn. Het accepteren door de Palestijnen en de Arabische landen van het Israël van voor juni 1967 mag al een wonder heten, en Israël zou eigenlijk op zijn knieën dankbaar moeten zijn als het als zodanig kan worden geaccepteerd. Maar Israël is daarvoor te arrogant, ook vanwege zijn militaire suprematie, en wil alles behouden, liefst met zo weinig mogelijk of helemaal geen Palestijnen. En alleen al daardoor is echte vrede met Israël uitgesloten, behalve als Israël daartoe wordt gedwongen. Maar dat wil het niet, want daar heeft het geen vertrouwen in, omdat anderen dan zouden meebepalen wat Israël moet doen.
Ik herinner me nog dat de Israëlische ambassadeur in Caïro, David Sultan, tegen me zei: ‘Don’t put us under pressure, because we shall be more obstinate’. Maar zonder druk zijn de Israëli’s nog veel obstinater.
Dit alles is reden te meer om Israël te dwingen tot vrede, net zoals Jabotinsky een eeuw geleden al betoogde dat vrede met de Palestijnen alleen onder dwang mogelijk was; maar het omgekeerde geldt net zo goed. Zonder vrede lopen de landen in regio – en indirect ook de Verenigde Staten en Europa – op termijn nog grotere gevaren als gevolg van Israëls eigenzinnige oorlogszuchtige gedrag, met alle desastreuze gevolgen van dien.
De ervaring leert echter dat de Westerse landen die met Israël sympathiseren, de problemen liever voor zich uitschuiven, want dat kan hun leiders stemmen gaan kosten bij verkiezingen. Eigenlijk zijn vooral de Verenigde Staten in staat om Israël werkelijk te dwingen. Maar aangezien presidentskandidaten daar de verkiezingen dreigen te verliezen als zij zich niet pro-Israëlisch opstellen, valt van die kant vooralsnog weinig te verwachten.
Staatsmanschap en politieke wijsheid gericht op de lange termijn, zouden echter in het belang van ieders zelfbehoud duidelijk prioriteit moeten hebben. Gedwongen vrede blijft daarbij de beste garantie, niet alleen voor Israëls veiligheid en voortbestaan, maar ook voor de veiligheid van Israëls vrienden en vijanden. Maar aangezien dit onder de huidige omstandigheden niet kan worden verwacht, zal Israël – vooral door zijn eigen misdragingen – geen vrede krijgen en de omliggende regio daardoor nog veel minder. Het blijft daarom oorlog met misschien tussentijdse periodes van minder geweld. Dit is voor langere tijd de realiteit waarmee ernstig rekening moet worden gehouden.
De Israëlische slogan shalom (vrede) is een volstrekt holle frase gebleken; en gezien de koloniale aard van Israël kon dat ook moeilijk anders.
[1] Avi Shlaim, Memoirs of an Arab Jew (London, 2023), Hoofdstuk 7, ‘Baghdad Bombshell’.
[2] Jon Kimche, Seven Fallen Pillars, London, 1950, p. 314. In de tweede editie van dit boek heeft Kimche deze passages weggelaten, omdat ze niet langer pasten in zijn narratief. Zie ook L.C. Biegel, Minderheden in het Midden-Oosten, Amsterdam, 1972, p. 290.
[3] S. Wild, Sprachpolitik und Nationalismus. Arabisch und Ivrit, Leiden, 1975.