Jan Schnerr is econoom, was ziekenhuisbestuurder, is actief in organisaties die zich met Palestina bezighouden en publiceert over internationale politiek en het Midden-Oosten.
20 maart 2020 Lees meer overHeeft de Palestijnse Autoriteit, die op papier de Palestijnen in de bezette gebieden vertegenwoordigt, nog toekomst? Jan Schnerr maakt 26 jaar na de oprichting de balans op.
Heeft de Palestijnse Autoriteit (PA) nog toekomst? De PA verliest de steun van de Palestijnen in de bezette gebieden, vooral onder de jongere generatie. Het plan-Trump is een klap in het gezicht. Bij de presentatie was de PA niet eens aanwezig. Wat moet de wereld, om te beginnen de Palestijnen in de bezette gebieden, met deze ‘regering’ die 26 jaar geleden werd geïnstalleerd om een land te gaan besturen dat nu verder weg is dan ooit? De discussie daarover in de Palestijnse diaspora is gaande en zal niet meer stoppen. Op de achtergrond wacht zwijgend de ‘moeder’ van de PA, de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO).
De PA dankt haar bestaan aan de Oslo-akkoorden die tussen 1991 en 1995 zijn uitonderhandeld tussen de PLO en Israël, met de Verenigde Staten als ‘bemiddelaar’. De gewapende strijd was afgezworen, de PLO had Israël erkend – zij het niet als exclusief joodse staat – en verenigde zich met Israël op het idee van een eigen staat voor Palestijnen in de Westelijke Jordaanoever, Oost-Jeruzalem en de Gazastrook. Yasser Arafat, nationale held en leider van de PLO, mocht terugkeren naar zijn vaderland en werd tevens president van de PA. In vijf jaar tijd zouden alle nog bestaande geschilpunten tussen Israël en de Palestijnen – de ‘final status issues’ – geregeld worden en kon de PA de regering worden van het zelfstandige Palestina.
Er was een hoopvolle stemming onder de Palestijnen in ‘de gebieden’. Sommigen lazen de kleine lettertjes en waren sceptisch, Edward Saïd bijvoorbeeld. Maar de aandacht van de wereld ging uit naar de PA. De PLO leidde vanaf dat moment een bescheiden bestaan in de schaduw van het vredesproces, maar bleef formeel wel alle Palestijnen vertegenwoordigen. De PA vertegenwoordigt alleen de Palestijnen in de bezette gebieden.
Het overleg over de ‘final status issues’ mislukte in 2000 tijdens de laatste maanden van het presidentschap van Bill Clinton. Aankomend premier van Israël Ariël Sharon provoceerde de tweede Palestijnse volksopstand. Tijdens die opstand van 2000 tot 2005 werd het Palestijnse bestuursapparaat door het Israëlische leger verwoest. Arafat, de enige die de boel bij elkaar kon houden, overleed, al dan niet vergiftigd. Het economisch en strategisch beste deel van het grondgebied van de ‘levensvatbare’ Palestijnse staat werd overspoeld door honderdduizenden joodse kolonisten die gesubsidieerde woningen kregen en andere vormen van ondersteuning.
Het Palestijnse ‘bestuur’ is in de 26 jaar vanaf 1994 verworden tot een uitvoerder van de Israëlische bezettingspolitiek op de Westelijke Jordaanoever. De PA werd ook medeplichtig aan de ellendige blokkade van de Gazastrook. Op de Westelijke Jordaanoever kon de PA niet voorkomen dat het leger huizen verwoestte, ziekenhuizen binnendrong tot in patiëntenkamers en dat schooltjes werden vernield en universiteiten gesloten. De PA heeft niet de duizenden gevangenen kunnen bevrijden of arrestaties voorkomen van kinderen van vijf, zes jaar oud.
Dat raakt aan het meest pijnlijke punt: de Palestijnse politie en geheime diensten spelen een duistere rol in het schemergebied tussen het bestuur van PA-president Mahmud Abbas en de Israëlische veiligheidssector. Een van de diensten, de Palestijnse ‘Preventive Security’, werkt nauw samen met zowel de Amerikaanse CIA als de Israëlische binnenlandse veiligheidsdienst. De PA is in de hogere regionen corrupt. Abbas, die aan de top staat, is een oude man die allang had willen opstappen. Te vrezen valt dat over zijn opvolging – wie? wanneer? behoudt het Palestijnse veiligheidsapparaat zijn macht? – beslist zal worden in dat schemergebied tussen de PA en Israël.
Het bestaansrecht van de PA is onlosmakelijk verbonden met de ‘soevereine en levensvatbare Palestijnse staat’. Dat wordt nu een probleem. De PA symboliseert als het ware de brede consensus in de internationale politiek en een groot deel van de media: ‘Er wordt veel voor de Palestijnen gedaan, zij zitten zelf aan tafel.’ Als de VS onder Trump doorgaat de officiële lijn van de Verenigde Naties – ‘De nederzettingen zijn illegaal’ – te verlaten, dan zal de plek van de PA aan de tafel van de internationale politiek blijven dienen om te verhullen dat de waarheid niet in het midden ligt.
Dat verhullen wordt nog meer relevant nu de Europese en de Amerikaanse politiek ten aanzien van Israël uit elkaar drijven. De PA in combinatie met het mooie perspectief van twee soevereine staten biedt sommige lidstaten, zoals Duitsland, de gelegenheid om een hardere Europese lijn ten aanzien van Israël tegen te houden.
Intussen is die PA vergaand verkalkt, heeft geen bewegingsvrijheid meer en is niet in staat de Palestijnen nog enige hoop te bieden. Naar aanleiding van een opiniepeiling onder de Palestijnse bevolking schreef Walid Ladadwa, onderzoeker bij het Palestinian Center for Policy and Survey Research (PCPSR), in februari: ‘The most surprising finding was the increase in the Palestinians’ lack of confidence in the PA.’ Ruim driekwart (77 procent) van de ondervraagden was vóór het afbreken van de veiligheidssamenwerking met Israël, 69 procent wilde stoppen met de Oslo-akkoorden. Yara Hawari, fellow bij de denktank Al-Shabaka, concludeerde: ‘Within this context it is clear that the PA will not achieve Palestinian liberation, nor will it establish any kind of Palestinian sovereignty.
Hawari is een Palestijnse in de diaspora die van zich laat horen in de discussie over de toekomst van de strijd voor Palestijnse zelfbeschikking. Op het uitstekende online Al-Shabaka-platform wordt opvallend vaak de PLO genoemd als organisatie die ondanks zijn gebreken het orgaan blijft dat de meeste legitimiteit heeft in de ogen van de Palestijnen. Degenen die zelfs opheffing van de PA bepleiten – en die stemmen gaan ook op binnen de PLO en zelfs de PA – hebben natuurlijk een probleem, namelijk: wat dan? Toch dwingt de hopeloze fuik waarin de Palestijnse Autoriteit de afgelopen jaren is gezwommen tot zo’n discussie.
De diaspora is de plek waar de discussie nu plaatsvindt. Palestijnen in de bezette gebieden hebben immers te leiden onder de onderdrukking van de vrijheid van meningsuiting en zijn vooral bezig met overleven. De Palestijnse gemeenschap in Israël zelf richtte alle politieke energie het afgelopen jaar op het mobiliseren van kiezers tegen discriminatie en racisme. Het debat over de PA, de PLO en de toekomst van Israël/Palestina wordt in de Palestijnse diaspora al een aantal jaren gevoerd door bijvoorbeeld Nadia Hijab en Mouin Rabbani en recent onder (vele) anderen door Kamel Hawwash.
In de kern komen deze bijdragen erop neer, dat via een hervormde PLO prioriteit gegeven moet worden aan ‘an inclusive national program and strategy based on consensus […] that mobilizes the Palestinian people in its entirety’. Dus een toekomstvisie voor de Palestijnen in bezet gebied, in Israël en in de diaspora, geïntegreerd in één politiek programma. Voor de huidige PA is dat een onmogelijke opgave en formeel valt het zelfs buiten haar in de Oslo-akkoorden vastgelegde opdracht. Het punt is dat de wereld van ‘Oslo’ bezig is te verdwijnen en daarmee de wereld van de PA.
Er zijn belangrijke veranderingen gaande die vragen om een breder blikveld en een nieuwe strategie.
1 De weg naar een levensvatbare Palestijnse staat wordt nu door de VS en Israël afgesloten; een PA die de belichaming is van die illusie wordt een sta-in-de-weg voor het Palestijnse streven naar zelfbeschikking.
2 In de VS struikelt het partij-overstijgende pro-Israël-blok over binnenlandse politieke strijd. Een meer terughoudende rol van de VS ten aanzien van Israël in de komende jaren lijkt waarschijnlijk.
3 In Israël zelf maakt de Palestijnse minderheid aan het niet-extreemrechtse deel van de joodse kiezers duidelijk dat zij voor de keuze komen te staan: coalities met Palestijnse partijen of een apartheidsstaat.
4 Het vertrek van Abbas geeft ruimte om de corruptie en de rol van de veiligheidsdiensten binnen de PA aan de orde te stellen en voor pogingen om de PLO te reanimeren. Nota bene: de grote Europese geldstroom gaat nu eenzijdig naar de PA.
5 De enorme economische druk op de Palestijnse vluchtelingenkampen, de ondragelijke toestand rond de Syrische vluchtelingen en de gevolgen daarvan, zoals het (dreigende) faillissement van Libanon, zullen de EU dwingen om achter de brede rug van de VS vandaan te komen.
6 Ook de algemene trend in de Europese politiek is om meer afstand te nemen van de politiek van de VS. Dat blijft niet zonder gevolgen voor de EU-politiek ten aanzien van Israël.
Tot slot nog twee citaten die weergeven langs welke lijnen de discussie in de Palestijnse diaspora zich beweegt:
Zaha Hassan, mensenrechtenadvocate en visiting fellow aan de Carnegie Endowment for International Peace in Washington, schreef in 2019: ‘The more urgent discussion is how to characterise the nature of the conflict today and what the international community, particularly Europe, should do to respond to it.’
Marwan Muasher, werkzaam aan het Carnegie Middle East Center in Washington en Beirut, schreef eerder dit jaar naar aanleiding van de Israëlische verkiezingen: ‘Israel’s elections are no longer about reaching a two-state solution, but about what kind of single state will emerge.’
De conclusie luidt dat de ontwikkelingen rond Israël/Palestina, op de korte termijn zeer negatief, ruimte openen voor de intra-Palestijnse discussie over twee staten, PA en PLO. Dat gegeven en de geopolitieke verschuivingen moeten voor de Europese ‘Palestinabeweging’ aanleiding zijn om zich effectiever te gaan richten op de besluitvorming binnen de Europese Unie.