Jan Tervoort is historicus.
7 juli 2019 Lees meer overDat de mainstream media hun publiek bewust zouden misleiden met eenzijdige ‘pro-Palestijnse’ berichtgeving is een standaard thema van de Nederlandse Israël-lobby. Vanwege een persoonlijke aanvaring en navenante kinnesinne met NRC schreef Els van Diggele een boekje over de ‘Palestijnenknuffelende’ media.
Boekjes van journalisten over andere journalisten die zogenaamd bevooroordeeld zijn en hun werk niet goed doen zijn over het algemeen poepsaai. De illusionaire pretentie van objectiviteit die journalisten onderling voor het lezerspubliek denken moeten hoog te houden verhullen zelden de persoonlijke rancune en kinnesinne die vaak ten grondslag liggen aan dit soort werkjes. Journaliste en historica Els van Diggele schreef met haar vorige week verschenen De Misleidingsindustrie een klassieker in dit genre.
Palestijnenknuffelaars
Van Diggele heeft in Israël en in Ramallah op de bezette Westelijke Jordaanoever gewoond en schrijft geregeld over het Israëlisch-Palestijns conflict en de Israëlische en Palestijnse samenleving. Ze heeft een nogal overtrokken beeld van haar eigen objectiviteit en expertise, zo blijkt uit haar pamflet (zoals ze haar boekje zelf aanduidt). Zij deelt namelijk de allang door serieuze geschiedschrijving weerlegde officiële Israëlisch-zionistische visie op het Israëlisch-Palestijns conflict. Zij is dus pro-Israël, of, in de terminologie die zij in haar boekje tot vervelens toe voor haar tegenstanders gebruikt, een die-hard fan van ‘de jood als slachtoffer’ of een ‘jodenknuffelaar’.
De algemene argumentatie waarmee zij de misleidende ‘Palestijnenknuffelaars’ in de media te lijf gaat, komt dan ook niet verder dan de standaard drogredenen die de Nederlandse Israël-lobby dagelijks in het publieke debat propageert. Ja maar de Tibetanen en de Westelijke Sahara dan? Ja maar de ‘Heimatvertriebenen’ (ja, echt!) dan? Ja maar de Palestijnen zijn ook slecht en ‘haten elkaar meer dan de joden’ – waarom wordt daar niet over bericht (Van Diggele schreef hier eerder een boek over)? Haar simplistische en bevooroordeelde kijk maakt een serieuze discussie over de berichtgeving over het conflict – die zeker extra aandacht verdient – bij voorbaat onmogelijk.
Ronduit pijnlijk is dat Van Diggele zichzelf in haar pamflet tegenspreekt. Zo schrijft ze dat ze geen ‘Nakba-ontkenner’ is. Toch gebruikt ze, om haar tegenstanders Derk Walters (NRC) en Peter Malcontent (Universiteit van Utrecht) van Palestijnenknuffelarij te kunnen beschuldigen, meerdere keren het standaard en allang weerlegde, door Israël gepropageerde verhaal dat de Palestijnen in 1948 het land ontvluchtten omdat de Arabische leiders van omringende landen daartoe opriepen. Zij heeft dit gelezen in de memoires van de Syrische ex-premier Khaled al-Azm. En dat is geen verdachte bron (!). Dat Van Diggele zelf in een andere context vindt dat de Arabische leiders vreselijk slecht en niet te vertrouwen zijn waar het de Palestijnen betreft, laten we maar even in het midden.
Die Nakba blijft wel een terugkerend dingetje. Want Van Diggele vindt dat de Palestijnse vluchtelingen geen recht op terugkeer naar hun woonplaatsen hebben. Aan het eind van haar boek legt zij namelijk de verantwoordelijkheid voor de Nakba bij de Arabische staten die Israël aanvielen na de uitroeping van de staat Israël in mei 1948. Dat een groot deel van de Palestijnen al vóór de internationale oorlog verjaagd werd, behoort blijkbaar niet tot haar standaard kennis.
Ook verwijt zij de activisten en Palestijnenknuffelaars hun ‘mening’ dat ‘de zionisten Palestina van meet af aan om hebben willen vormen’ (ja, echt!). Natuurlijk is zionisme an sich ouder dan de politieke ideologie die vanaf begin 20e eeuw vorm kreeg in onder andere Palestina, maar toch raadt ondergetekende, als collega-historicus, Van Diggele aan eens een standaardwerk over het zionisme te lezen, bijvoorbeeld uit de officiële zionistische historiografie. Dan blijven haar boeken in het vervolg wellicht verschoond van beweringen als dat ‘de zionisten’ pas aan een onafhankelijke staat in Palestina gingen denken toen ‘Ben Goerion in 1942 over Auschwitz hoorde’. Zou Van Diggele ‘Der JudenSTAAT’ van Theodor Herzl (gepubliceerd in 1896) gelezen hebben?
Valt er dan niets nieuws of origineels te lezen in het boek van Van Diggele? Nou, nee. Buiten Van Diggeles persoonlijke akkefietjes met NRC niet. Dat ‘de media’ nooit objectief zijn is natuurlijk een dooddoener, maar dat het hier een ‘misleidingsindustrie’ betreft ten behoeve van ‘de Palestijn als slachtoffer’ weet zij nergens hard te maken. In het inleidende hoofdstuk ‘70 jaar campagne journalistiek’ schetst Van Diggele aan de hand van wat details een karikatuur van de Nederlandse journalistiek over het Israëlisch-Palestijns conflict en haar eigen objectiviteit. Dit laatste wordt naarmate de lezer in het boek vordert echt lachwekkend.
Om haar boek een wat algemeen – niet persoonlijk – karakter te geven, somt Van Diggele eerst wat fouten van de NOS op. Deze fouten zijn de afgelopen jaren in artikelen en op sociale media al lang en breed door de Nederlandse Israël-lobby uitgemeten. Het journalistieke niveau en de noodzakelijke kennis van het Israëlisch-Palestijns conflict zijn bij de NOS inderdaad al jaren onder de maat. Maar van partijdigheid of doelbewuste misleiding over de kern van de zaak is geen sprake. Echter, omdat de NOS structureel onder het vergrootglas van de Israël-lobby ligt, wordt iedere fout op detailniveau uitvergroot en als partijdigheid geframed. Toevallig precies hetzelfde wat Van Diggele in haar boek doet. Dat in de realiteit de staat Israël al decennia de bezetter van Palestijns gebied en onderdrukker van miljoenen Palestijnen is, moet worden bestreden door de geloofwaardigheid van het medium aan te vallen aan de hand van domme fouten.
In het tweede hoofdstuk wordt Van Diggeles persoonlijke motief voor het schrijven van De Misleidingsindustrie al iets duidelijker. Het betreft een langere uitwerking van haar recensie in NRC van 22 juni 2018 over het boek Israël zegt geen sorry meer van NRC-journalist Derk Walters. Van Diggele doet Walters’ beschrijving van de steeds extreem-rechtsere Israëlische overheid en samenleving geen recht. Ze is zelf zo bevooroordeeld – Walters is immers een Palestijnenknuffelaar – dat ze niet verder komt dan het uitvergroten van een paar details en bijzaken, om aan de hand daarvan Walters het ‘ontberen van historische kennis’ aan te wrijven.
In het derde hoofdstuk komen we eindelijk bij de werkelijke aanleiding voor Van Diggeles boek. Op 18 mei 2018 schreef zij in NRC een recensie over de studie Een open zenuw van historicus Peter Malcontent. Daarin verloor zij zich in details die niet in het boek staan en ging zij voorbij aan een duidelijke lijn van historische consensus, en erger: zij ging over tot laster. Zij beschuldigde Malcontent valselijk van het in twijfel trekken van het bestaansrecht van de ‘Joodse staat’ – een beschuldiging die in kringen van de Israël-lobby al snel gelijk staat aan ‘antisemitisme’.
Bovendien stelde ze de wetenschappelijke integriteit van Malcontent en de historici in de begeleidingscommissie van de Universiteit van Utrecht ter discussie. De reden: het project was gefinancierd door de Leonhard-Woltjer Stichting, een organisatie die zij omschreef als een pro-Arabische ‘pressieclub’. Dit ging Malcontent en collega’s te ver, aangezien de academische regels netjes gevolgd waren bij het project – en ja, ook wetenschap is uiteraard niet geheel objectief. Malcontent schreef een reactie op de recensie, die NRC-chef Boeken Michel Krielaars in eerste instantie niet wilde plaatsen. Krielaars speelde een saillante rol in het relletje, want hoewel een historicus die beter zou moeten weten, was hij geheel op de hand van Van Diggele.
Door tussenkomst van NRC-ombudsman Sjoerd de Jong werd de reactie van Malcontent op de recensie van Van Diggele alsnog geplaatst. Ook schreef De Jong een column over het relletje, waarin hij ook terechte kritiek uitte op de werkwijze van Van Diggele. U snapt het al: Sjoerd de Jong, eerst karikaturaal neergezet als een held van Van Diggele, viel van zijn voetstuk en hoorde voortaan ook bij de Palestijnenknuffelaars. Van Diggeles frustratie hierover mondde uit in De Misleidingsindustrie, een titel die gezien het voorgaande een glimlach op het gezicht van ondergetekende deed ontstaan.
Aan het eind van haar boek dient Van Diggele natuurlijk nog een conclusie te trekken over het waarom van de ‘industrie’ en de vele ‘Palestijnenknuffelaars’ in de media. En u raadt het alweer: zij gaat onder de subtitel ‘no jews no news’ vol op het antisemitisme-orgel. Alle uit de propaganda van de Israël-lobby bekende insinuaties passeren de revue. Om haar eigen objectiviteit, die ze in haar pamflet volledig te gronde richt, toch nog maar eens te onderstrepen voert ze aan dat ‘ze geruime tijd in Ramallah heeft gewoond’ en dat dit echt niet mogelijk zou zijn geweest ‘zonder vriendschap te sluiten met Palestijnen’.
Er valt nog veel meer te lachen om De Misleidingsindustrie. Als onbedoelde satire, als case-study voor aspirant Israël-lobbyisten en als schoolvoorbeeld van journalistieke kinnesinne is het boek een echte klassieker. Inhoudelijk is het echter van nul en generlei waarde en zonde van het papier.
Het probleem is allang niet meer de bezetting. Het probleem is het gedogen ervan.
Ramsey Nasr Schrijver / dichter / acteur