Gerard Jonkman is directeur van The Rights Forum.
20 juni 2025 Lees meer overTerwijl 150 duizend mensen demonstreerden tegen het geweld in Gaza, ontbreekt het in politiek Den Haag aan daadkracht. Wanneer durft ook de Nederlandse regering een rode lijn te trekken en echt voor het internationaal recht en menselijkheid te kiezen?
Het Tweede Kamerdebat van de Commissie Buitenlandse Zaken met demissionair premier Dick Schoof op 18 juni en het commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken met minister Caspar Veldkamp (Buitenlandse Zaken, NSC) op 19 juni laten opnieuw zien hoe diep Nederland vastzit in een verlammende diplomatieke reflex als het om Israël gaat. Terwijl op straat 150 duizend mensen meeliepen in de Rode Lijn-demonstratie om hun afschuw te uiten over de genocide in Gaza, bleek de Kamer verdeeld, ontwijkend en ronduit laf op cruciale punten.
Opvallend was dat de PVV op beide dagen schitterde door afwezigheid. Juist op een moment waarop de positie van Nederland tegenover internationale rechtenschendingen besproken werd. De grootste partij in het parlement vond het blijkbaar niet de moeite waard om bij de bespreking van cruciale onderwerpen als de oorlog in Oekraïne, de oorlog tussen Israël en Iran en de genocide in Gaza aanwezig te zijn. (Of de partij beschikt niet over volksvertegenwoordigers die verstand van zaken hebben en een inhoudelijke bijdrage zouden kunnen leveren. Dat kan natuurlijk ook.)
Positief was dat bijna alle midden- en linkse partijen, waaronder GroenLinks-PvdA, D66, SP, Volt, Denk en de Partij voor de Dieren, expliciet verwezen naar de Rode Lijn-marsen van 18 mei en 15 juni als teken van een groeiende maatschappelijke urgentie om Israëls genocidale geweld te stoppen. Ook premier Schoof erkende dat het signaal van deze massale protesten serieus genomen moet worden. Maar bij hem zijn het loze woorden, geen daden.
In het debat van 18 juni stond VVD-Kamerlid Thom van Campen in de schijnwerpers. In zijn optreden wisselde hij ontwijking af met rancune. Hij kreeg interrupties te verduren van SP, Volt, Denk, PvdD, D66 en GL-PvdA. Toen hij de weg kwijtraakte en zich verloor in persoonlijke aanvallen op Kamerleden uit oppositiepartijen, zoals Christine Teunissen, Stephan van Baarle en Sarah Dobbe, moest hij daar later excuses voor aanbieden. Het tekende zijn kramp.
Van Campen weigerde de simpele vraag te beantwoorden of hij erkent dat er een reële dreiging van genocide bestaat in Gaza. Een vraag die door het Internationaal Gerechtshof bevestigend is beantwoord, en in het debat ook door premier Schoof werd erkend. Dat de VVD zich op dit punt afzijdig houdt, is een moreel en politiek failliet.
Zijn opmerking dat eerdere moties over Gaza ertoe hebben geleid dat ‘we nog altijd in gesprek zijn’ was ronduit schrijnend. Palestijnen worden doodgebombardeerd en uitgehongerd, ziekenhuizen worden verwoest, hulpverleners en journalisten gedood. Dag in, dag uit. Op systematische wijze en op grote schaal. Maar wij zijn nog in gesprek? Diplomatie als doel in plaats van als middel — dat is de tragiek van het Nederlandse beleid. Al decennia ‘in gesprek’ zijn heeft geen einde gemaakt aan de bezetting van Palestina, heeft het aantal Israëlische kolonisten dat inmiddels het miljoen nadert niet geremd, heeft geen ziekenhuizen gespaard, geen baby’s gered en geen rechtvaardigheid gebracht.
In een zeldzaam moment van helderheid noemde Van Campen de verwoesting van kraamafdelingen en IVF-klinieken een flagrante schending van het internationaal recht. ‘Dat behoeft geen nuancering.’ Maar vervolgens bleven consequenties uit. Wat betekent het dan, als zulke constateringen niets veranderen aan het beleid?
Er was één lichtpuntje: Kati Piri (GroenLinks-PvdA) maakte tijdens het commissiedebat op 19 juni een duidelijke draai en sloot zich aan bij de conclusie dat Israëls luchtafweer, de zogenoemde Iron Dome, wordt ingezet als onderdeel van Israëls aanvalsstrategie. Daarmee is de weg vrij om te pleiten voor het stopzetten van Nederlandse bijdragen aan dit systeem. Dit is een belangrijke koerswijziging van GL-PvdA, die past bij de realiteit op de grond: een defensief wapen dat functioneert als dekmantel voor een offensieve oorlog tegen een belegerde bevolking.
Tijdens het debat op 19 juni over de Raad Buitenlandse Zaken vroeg Sarah Dobbe (SP) minister Veldkamp om inzage in de adviezen die de regering van juristen heeft ontvangen over haar verplichtingen onder het Genocideverdrag.
Isa Kahraman (NSC) betrad een glibberig pad door te stellen dat Israël een democratie is die haar eigen bevolking niet onderdrukt. VN-rapporteurs en organisaties als Al Haq, B’Tselem, Amnesty International en Human Rights Watch hebben echter vastgesteld dat Israël zich schuldig maakt aan apartheid. In de éénstaat-realiteit die Israël heeft gecreëerd bestaan geen gelijke rechten voor de verschillende bevolkingsgroepen. Voor Palestijnen gelden andere wetten dan voor Joodse Israëliërs. Palestijnen worden buitengerechtelijk geëxecuteerd en gemarteld. Palestijnen worden verdreven, hun huizen worden gesloopt, ze krijgen geen bouwvergunningen terwijl illegale Israëlische kolonisten die wel krijgen. In zo’n systeem kun je niet spreken van een democratie. Apartheid en democratie sluiten elkaar uit.
Ontluisterend was Veldkamps reactie op Israëls aanval op Iran. Hij wilde niet zeggen of die aanval legaal is onder het internationaal recht. ‘Ik ben geen jurist’, zei hij, en noemde het ‘een academische vraag hoe het internationaal recht in elkaar zit’. Maar dit is geen academische discussie. Dit is de basis van onze wereldorde. Dit gaat over oorlog en vrede. Over mensenlevens. Als minister van Buitenlandse Zaken is het je plicht om het internationaal recht te begrijpen en te handhaven.
Israël bombardeerde Iran vlak voor een gepland overleg met de VS over Irans nucleaire programma, als onderdeel van de gesprekken die sinds april lopen. Deze veelbelovende gesprekken heeft Israël nu gesaboteerd. Toch vonden Veldkamp en zijn coalitiepartners dat geen probleem. Ze zijn voor diplomatie, zeggen ze, maar alleen als het over Gaza gaat. Als het om Gaza gaat nemen we geen concrete maatregelen tegen Israël, maar blijven we praten tot de laatste Palestijn vermoord of uitgehongerd is. Als het over Iran gaat, dan mag er onmiddellijk gebombardeerd worden. Zelfs zonder bewijs dat Iran een kernwapenprogramma voert — bewijs dat volgens het Internationaal Atoomenergieagentschap (IAEA) ontbreekt.
En dan de kern van de hypocrisie: Israël heeft kernwapens, heeft het non-proliferatieverdrag – dat het bezit van kernwapens beperkt – niet ondertekend, en laat geen IAEA-inspecteurs toe. Toch blijft het buiten schot.
Minister Veldkamp zei wel te willen blaffen, maar volgens Kamerlid Piri bijt hij niet. Daarmee is ze nog mild. Want Veldkamps diplomatie is zó stil, dat hij niet eens durft te keffen, laat staan te blaffen. Er wordt ook door dit demissionaire kabinet en door een Kamermeerderheid geen druk uitgeoefend, geen rode lijn getrokken, geen consequentie verbonden aan de schendingen van het internationaal recht.
Als Nederland werkelijk partij is bij het Genocideverdrag, als het kabinet artikel 90 van de Grondwet, dat bepaalt dat de regering de internationale rechtsorde bevordert, serieus neemt, dan komt het in actie. Geen gesprekken meer, geen stilte, geen vaagheid. Maar sancties, juridische stappen, en vooral: politieke moed.
De rode lijn is voor de meerderheid van de Nederlandse bevolking duidelijk. De vraag na de debatten van 18 en 19 juni: wanneer durft de Nederlandse regering deze lijn te trekken en echt voor het internationaal recht en menselijkheid te kiezen? Zonder angst. Zonder dubbele standaarden. Zonder hypocrisie.