Deze week liep het zomerreces van de Tweede Kamer af en is de Nederlandse politiek weer aan het werk gegaan. Op het dossier-Palestina/Israël wordt nauwelijks beweging verwacht. Dat terwijl een grondige herziening van het beleid niet langer op zich kan laten wachten.
De verhoudingen in de Tweede Kamer met betrekking tot Israël-Palestina werden tijdens het eerste vragenuur van het parlementaire jaar al direct pijnlijk duidelijk. Kamerlid Stephan van Baarle (DENK) stelde voor een debat te voeren over de situatie op de bezette Westelijke Jordaanoever, maar ontving daarvoor geen steun van een meerderheid van de Kamer.
De directe aanleiding voor het door Van Baarle gewenste debat is het oordeel van het Internationaal Gerechtshof over de juridische consequenties van de Israëlische bezetting en kolonisering van de bezette Palestijnse gebieden. Het oordeel, dat op 19 juli door het Hof werd gepresenteerd, luidt dat Israëls aanwezigheid in de Palestijnse gebieden in strijd is met het internationaal recht. En dan met name met het Palestijnse recht op zelfbeschikking en met het verbod op het verwerven van grondgebied met geweld.
Voor Nederland brengt het bovendien juridische consequenties met zich mee. De Nederlandse regering moet direct een eind maken aan elke vorm van steun aan de illegale aanwezigheid van Israël in bezet gebied. Zo zal de handel met de Israëlische kolonies verboden moeten worden, evenals de samenwerking met het militaire regime waarmee Israël zijn illegale aanwezigheid afdwingt. Het oordeel van het Gerechtshof zou daarom zonder meer moeten leiden tot een grondige herziening van het Nederlandse beleid. Nu blijkt zelfs een Kamerdebat daarover te veel gevraagd voor de Nederlandse politiek.
De Kamer is overigens niet de enige die een serieuze beoordeling van het oordeel van het Gerechtshof en de consequenties daarvan voor het Nederlandse beleid uit de weg lijkt te gaan. Ook de regering hult zich wat dit onderwerp betreft nog steeds in stilzwijgen. Een brief van minister van Buitenlandse Zaken Veldkamp, waarin de regering reageert op het oordeel van het hof, laat al weken op zich wachten.
De stilte van de regering beperkt zich niet tot het oordeel van het Internationaal Gerechtshof. Er liggen nog meerdere onbeantwoorde Kamervragen op de plank, die gezien de aanhoudende oorlog tegen de burgerbevolking in Gaza en de escalatie van geweld op de Westoever een snelle reactie van het kabinet vereisen.
Dat gaat onder meer om vragen van Sarah Dobbe, Kamerlid voor de SP. Op 5 juli vroeg zij minister Veldkamp naar de illegale annexatie door Israël van een groot stuk Palestijns land op de Westoever, en of hij onderschrijft dat deze annexatie illegaal is volgens het internationaal recht. Met het oordeel van het Gerechtshof op zak zouden dit voor minister Veldkamp gemakkelijke vragen moeten zijn om te beantwoorden. De recente uitspraak van het Gerechtshof is de zoveelste bevestiging dat Israëls annexatiepolitiek illegaal is. En keer op keer wordt duidelijk dat Israëls leiders zich daarvan niets aantrekken zolang hun bondgenoten weigeren Israël aan te spreken op deze schending van het internationaal recht en, als Israël al wordt aangesproken, deze veroordeling te laten volgen door sancties.
Twee van die leiders zijn de extreemrechtse ministers Itamar Ben-Gvir en Bezalel Smotrich. Regelmatig roepen zij op tot de vernietiging van Gaza, de volledige annexatie van de Westoever en extreem geweld tegen de Palestijnse bevolking. Zij worden samen met Netanyahu dan ook gezien als de drijvende krachten achter het voortzetten van de desastreuze oorlog in Gaza en het blokkeren van een staakt-het-vuren.
Desondanks is minister Veldkamp geen voorstander van het instellen van sancties tegen de twee, verklaarde hij in een uitzending van Nieuwsuur van maandag 2 september. In het programma reageert hij op EU-buitenlandchef Borrell en anderen die pleiten voor EU-sancties tegen Ben-Gvir en Smotrich. Zijn boodschap: Nederland is niet voor sancties, maar geeft Israël ‘advies’, en de ervaring leert dat zulk advies ‘wordt aangenomen en erkend’. Wanneer Israël zich ooit iets gelegen heeft laten liggen aan ‘advies’ van Nederland vertelde Veldkamp er niet bij. Verder, aldus Veldkamp, ‘hecht Nederland zeer aan de veiligheid van de staat Israël’; over de veiligheid van de Palestijnen zwijgt hij.
Wel zet Nederland zich in voor sancties tegen een handjevol kolonisten. Een welkome stap, maar ook niet meer dan een druppel op een gloeiende plaat. De kolonisatie van de Westoever is niet slechts een actie van een handjevol kolonisten, maar een Israëlische staatsaangelegenheid; het Israëlische leger en andere overheidsinstellingen helpen actief mee om Palestijnen te verdrijven en hun huizen te slopen, om er illegale kolonisten te kunnen vestigen.
Met andere woorden, als het aan Nederlands politieke leiders ligt kunnen Netanyahu en de andere oorlogsmisdadigers in zijn kabinet hun gang gaan. Het Internationaal Gerechtshof en het Internationaal Strafhof, wiens hoofdaanklager wil dat Netanyahu en enkele politieke kopstukken van Hamas gearresteerd worden voor oorlogsmisdaden, worden genegeerd.
Zo regeert de stilte in Den Haag, terwijl Israël in Gaza dood en verderf blijft zaaien, en de Westoever gebukt gaat onder een golf van geweld en repressie.