Net als de regeerakkoorden van Rutte I en Rutte II, bevat het gisteren gepubliceerde regeerakkoord van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie een standpunt over de kwestie-Israël/Palestina. Dat legt nu ook nadruk op het behoud van de tweestatenoplossing en betuigt steun aan een Palestijnse staat. Tegen de achtergrond van het geëscaleerde, illegale bezettingsbeleid van de Israëlische regering, schiet dat standpunt echter ernstig tekort.
Het regeerakkoord van Rutte III zegt over de kwestie-Israël/Palestina het volgende:
In het Midden-Oosten draagt Nederland bij aan vrede en veiligheid. Nederland benut de goede betrekkingen met Israël en de Palestijnse Autoriteit voor het behoud en de verwezenlijking van de tweestatenoplossing: een onafhankelijke, democratische en levensvatbare Palestijnse staat naast een veilig en internationaal erkend Israël. Nederland zet zich tevens in voor verbetering van de onderlinge relaties tussen Israëliërs en Palestijnen.
Het standpunt van Rutte II luidde: ‘Waar mogelijk draagt Nederland bij aan vrede en veiligheid in het Midden-Oosten en benut daarbij de goede banden met zowel Israël als de Palestijnse Autoriteit.’
De tweezijdigheid van Rutte II keert dus terug bij Rutte III. Het regeerakkoord van Rutte I zette alleen in op een versterking van de banden met Israël: ‘Nederland wil verder investeren in de band met de staat Israël.’
Het standpunt van Rutte I bevatte wel een verwijzing naar de grenzen van 1967, die bij Rutte III ontbreekt: ‘Nederland blijft daarbij voorstander van een alomvattend vredesakkoord tussen Israël en de Palestijnen. Een tweestaten-oplossing, met als uitgangspunt de grenzen van 1967, vormt hierbij het uitgangspunt.’
Het is voor het eerst dat een regeerakkoord verwijst naar een Palestijnse staat, die ‘onafhankelijk, democratisch en levensvatbaar’ dient te zijn. Twee kenmerken die uitsluitend aan Israël zijn gekoppeld, zijn ‘veilig’ en ‘internationaal erkend’. Die condities zijn uiteraard ook van toepassing op de staat Palestina – die wordt immers door veel westerse landen, waaronder Nederland, nog steeds niet formeel erkend. Bovendien lijdt juist Palestina, als gevolg van Israëls gewelddadige bezetting, onder acute en chronische onveiligheid.
De Israëlische bezetting is sinds 2012, toen het regeerakkoord van Rutte II werd gesloten, geëscaleerd. De context is dus gewijzigd en verergerd. Daarom is even onbegrijpelijk als misplaatst dat het regeerakkoord van Rutte III wederom bij voorbaat uitgaat van ‘goede betrekkingen’ met beide partijen, waaronder Israël. Het is evident dat de Israëlische premier Netanyahu en zijn regering de tweestatenoplossing verwerpen en alles in het werk stellen om die oplossing definitief onmogelijk te maken.
Door ‘goede betrekkingen met Israël’ opnieuw in het regeerakkoord te verankeren, signaleert het kabinet dat het wil doorgaan met de intensivering van de betrekkingen met Israël, die onder meer is uitgemond in een bilateraal samenwerkingsforum. Met de Palestijnen heeft Rutte II een soortgelijk forum opgezet. Dat stelt echter weinig voor en dient vooral als schaamlap voor de intensieve samenwerking met Israël.
Deze aanpak is zeer schadelijk. Zoals gezegd is de Israëlische bezetting sinds 2012 geëscaleerd. De zittende regering-Netanyahu is Israëls meest extreme regering ooit. Het is een misvatting dat die regering via goede betrekkingen tot inkeer gebracht kan worden. De resultaten die Nederland daarmee kan boeken, zijn marginaal en komen neer op symptoombestrijding.
Alleen zware en langdurige internationale druk, ook van Nederland, zal het behoud en de verwezenlijking van de tweestatenoplossing veiligstellen. Het kabinet had daarom juist moeten anticiperen op een verslechtering van de betrekkingen met Israël die onontkoombaar is.
De laatste zin in het Israël/Palestina-standpunt van Rutte III verdient eveneens aandacht:
Nederland zet zich tevens in voor verbetering van de onderlinge relaties tussen Israëliërs en Palestijnen.
Achter die zin verschuilt zich mogelijk een stokpaardje van Joël Voordewind, buitenlandwoordvoerder van de ChristenUnie (CU). Voordewind heeft in de vorige kabinetsperiode voortdurend aangedrongen op Nederlandse steun voor ‘verzoeningsprojecten’ tussen Israëli’s en Palestijnen.
Het gaat Voordewind daarbij niet om oprechte verzoening. Hij wil dat de Palestijnen zich neerleggen bij het onrecht dat hen wordt aangedaan. De projecten die hij stimuleert dragen niet aan verzoening bij, maar beogen de bezetting en de ongelijkheid tussen Israëli’s en Palestijnen te normaliseren.
Het is van belang dat Rutte III niet in deze valkuil stapt. De weg naar vrede berust op rechtvaardigheid en niet op onderwerping aan onrecht. Wanneer Rutte III wil bijdragen aan betere relaties tussen Israëli’s en Palestijnen, verdienen projecten steun waarin Israëli’s en Palestijnen samen strijden voor rechtvaardigheid.
Teleurstellend is dat het regeerakkoord weinig aandacht besteedt aan de internationale rechtsorde en mensenrechten.
In het regeerakkoord van Rutte I (VVD + CDA) stond dat het externe beleid zich ‘in het bijzonder’ zal richten op bevordering van de internationale rechtsorde en dat Nederland opkomt voor ‘de bescherming van mensenrechten wereldwijd’.
Het regeerakkoord van Rutte II (VVD + PvdA) zei met nadruk dat het buitenlands beleid de internationale rechtsorde en de mensenrechten bevordert en daarvoor bilaterale en multilaterale samenwerking en contacten inzet.
Het regeerakkoord van Rutte III noemt de internationale rechtsorde slechts zijdelings: ‘Realistisch buitenlands beleid dient de Nederlandse belangen en de internationale rechtsorde’. De internationale rechtsorde lijkt niet langer een op zichzelf staand belang en beleidsdoel.
De enige verwijzing naar mensenrechten luidt: ‘Via het actief buitenlands beleid zet Nederland zich in voor universele mensenrechten, in het bijzonder voor kwetsbare groepen zoals christenen en LHBTI’s. Daartoe wordt binnen de begroting het mensenrechtenfonds opgehoogd.’
De verhoging van het mensenrechtenfonds is positief. Maar in een tijd waarin de internationale rechtsorde en de mensenrechten immens onder druk staan, had Rutte III daar meer aandacht aan moeten besteden. Temeer omdat Nederland de zelfverklaarde hoofdstad van het internationaal recht is en het kabinet volgens de Grondwet de internationale rechtsorde dient te bevorderen.
Het regeerakkoord van Rutte III is onmiskenbaar een compromis tussen partijen die het oneens zijn over Israël/Palestina. CU en D66 verschillen fundamenteel van mening. Terwijl D66 voorstander is van druk op Israël om een rechtvaardige tweestatenoplossing te bereiken, gedoogt en faciliteert de CU de Israëlische bezetting. In 2012 steunde de CU een motie van de PVV voor erkenning van de nederzettingen, die volgens het Statuut van Rome (het verdrag waarop het Internationaal Strafhof berust) aangemerkt kunnen worden als een oorlogsmisdrijf.
De VVD leunt tegen de CU aan en flankeert het beleid van de regering-Netanyahu. Het CDA wijst de bezetting af, maar steunt vooralsnog geen effectieve druk op de Israëlische regering om de tweestatenoplossing af te dwingen. Het is dan ook waarschijnlijk dat het dossier-Israël/Palestina, binnen de coalitie en in de Tweede Kamer, een vechtdossier wordt. Dat was het onder Rutte II al, maar het nieuwe kabinet zal te maken krijgen met meer interne spanning, omdat CU en D66 elkaars tegenpolen zijn.
Voor de invulling en uitwerking van het Israël/Palestina-beleid van Rutte III is van groot belang welke partij het ministerie van Buitenlandse Zaken in de wacht sleept en wie de minister wordt. Eind oktober zal de verdeling van portefeuilles naar verwachting bekend zijn.
Zonder rechtvaardigheid is er in het vredesproces geen vooruitgang mogelijk.
Tineke Lodders Politica