Vijftig bedoeïenenkinderen op de bezette Westelijke Jordaanoever krijgen les op de bedreigde school, die met Europese steun is gebouwd. De Palestijnse premier roept de internationale gemeenschap op in te grijpen.
Opnieuw dreigt Israël in bezet gebied een Palestijnse school te slopen. En opnieuw gaat het om een school die met Europese financiële steun is gebouwd. Israël heeft aangekondigd de splinternieuwe school van de Palestijnse bedoeïenengemeenschap Ras al-Tin te zullen verwoesten.
De bevolking van Ras al-Tin, gelegen ten noordoosten van Ramallah, bestaat uit 35 families. Met financiële steun van de EU, zeven EU-lidstaten (Finland, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Spanje en Zweden) en het Verenigd Koninkrijk bouwden zij in augustus een lagere school, waar vijftig kinderen uit het dorp onderwijs krijgen. Tot dat moment waren de kinderen aangewezen op een school in een zeven kilometer van Ras al-Tin gelegen dorp.
Tijdens de bouw werden de dorpelingen belaagd door Israëlische kolonisten uit nabijgelegen ‘nederzettingen’ (kolonies). De kolonisten vormen een permanente bedreiging voor de bedoeïenen. Begin september probeerden tientallen kolonisten op land van het dorp een ‘buitenpost’ (outpost) van een Israëlische nederzetting te vestigen. Na een vechtpartij met de dorpsbewoners dropen de kolonisten onder bescherming van Israëlische militairen af.
Terwijl de school nog in aanbouw was gaven de Israëlische bezettingsautoriteiten een sloopbevel af voor het gebouw. Zoals gebruikelijk baseerden zij zich op het ontbreken van een bouwvergunning.
Ras al-Tin ligt in het zogeheten C-gebied (Area C), de zestig procent van de Westoever die sinds de Oslo-akkoorden van 1993-1995 onder ‘tijdelijk’ Israëlisch bestuur staat. Samen met Oost-Jeruzalem is dit het gebied dat door Israël illegaal wordt gekoloniseerd. Palestijnse ontwikkeling in het C-gebied wordt in de kiem gesmoord. Voor de bouw van een woning of school, of de uitbreiding van een bedrijf, zijn Palestijnen aangewezen op vergunningen van de bezettingsautoriteiten, die echter vrijwel onmogelijk te krijgen zijn. In de afgelopen jaren is 98,6 procent van de aanvragen afgewezen.
De dorpelingen stapten naar de (Israëlische) rechter in een poging de sloop af te wenden, en bouwden intussen door. Tot tweemaal toe namen Israëlische militairen gereedschap en bouwmaterialen in beslag, onder andere de panelen die voor het dak van de school bestemd waren.
Hoewel het gebouw nog niet klaar was, werd het begin september in gebruik genomen. Na enkele dagen verschenen de militairen opnieuw. Zij haalden het dak van het gebouw en namen ook stoelen en tafels van onderwijzers en leerlingen in beslag. Op de grond gezeten vervolgden de leraren en leerlingen de lessen in een school zonder dak.
Eind vorige week wees de Israëlische rechter het verzoek de school te sparen van de hand. De dorpelingen hebben aangekondigd beroep aan te tekenen bij het Israëlische Hooggerechtshof. De kans dat het iets uithaalt is miniem. Het hof schaart zich doorgaans aan de zijde van de Israëlische regering en trekt zich niets aan van het feit dat de kolonisering van Palestijns gebied een grove schending is van het internationaal recht en de universele mensenrechten.
De Palestijnse premier Mohammad Shtayyeh van de Palestijnse Autoriteit roept daarom de internationale gemeenschap op de sloop van de school te voorkomen. Hij doet een expliciet beroep op internationale bondgenoten en humanitaire organisaties. Gezien de Europese financiering van de school ligt het voor de hand dat de EU Israël tot de orde roept.
Eind september publiceerden wij een artikel over de grootschalige Israëlische sloop van Europese humanitaire projecten in bezet Palestijns gebied. Volgens gegevens van de VN-organisatie OCHA (Office for the Coordination of Humanitarian Affairs) sloopten de Israëlische autoriteiten sinds begin 2009 op de Westoever 1.165 Palestijnse huizen, werkplaatsen en voorzieningen voor drinkwater en elektriciteit die waren gefinancierd door internationale donoren, met name Europese regeringen en organisaties. Ook Nederland financiert al vele jaren hulpprojecten ten behoeve van de onder Israëlische bezetting levende Palestijnen.
Wij constateerden dat een helder beeld van de kapitaalvernietiging die met de sloop gepaard gaat ontbreekt. Europese cijfers geven slechts beperkt inzicht in de schade waarvoor de Europese belastingbetaler opdraait. Wie bijvoorbeeld wil weten hoe hoog de schade is die sinds de Oslo-akkoorden in bezet gebied is aangericht zoekt vergeefs naar een overzicht. Uit cijfers en schattingen van derden valt af te leiden dat de kosten in de periode tussen 2000 en 2016 gemiddeld ruim vier miljoen euro per jaar bedroegen.
Ook constateerden we dat de EU en Nederland niet in staat zijn geweest de jarenlange destructie en verspilling een halt toe te roepen, en dat Israël slechts bij hoge uitzondering bereid is de aangerichte schade te vergoeden. Dat valt noch aan de Palestijnen, noch aan de Europese en Nederlandse belastingbetaler uit te leggen. The Rights Forum dringt aan op een transparanter en slagvaardiger Europees en Nederlands beleid, te beginnen met adequate maatregelen tegen de dreigende sloop van de school van Ras al-Tin.