De wereld staat op het punt om live te aanschouwen dat Israël het Palestijnse dorp Khan al-Ahmar verwoest en de bewoners deporteert. Wat moet er gebeuren voordat de Palestijnen worden beschermd?
Woensdagochtend namen Israëlische troepen, vergezeld van zwaar materieel, bezit van het Palestijnse dorp Khan al-Ahmar, dat tot ‘gesloten militair gebied’ werd verklaard. Daarmee is het aftellen begonnen tot de dag dat de bewoners worden gedeporteerd en het dorp van de kaart wordt geveegd.
Om die klus ongehinderd te kunnen klaren wordt door de Israëli’s eerst een nieuwe weg aangelegd. Dat is een cynisch gegeven. Palestijnse dorpen wordt door de Israëlische bezetter namelijk voortdurend het recht ontzegd om wegen aan te leggen, zelfs al zijn die nodig om bijvoorbeeld scholen bereikbaar te maken.
De aanstaande etnische zuivering van Khan al-Ahmar staat al jaren hoog op Israëls verlanglijst. Het Palestijnse dorp ligt in het strategische gebied E1 (East One), pal ten oosten van Jeruzalem. E1 scheidt de stad van de Israëlische kolonies Ma’ale Adumim en Kfar Adumim. Door E1 te koloniseren worden stad en kolonies met elkaar verbonden.
Die ingreep heeft tot gevolg dat rond Jeruzalem een ring van illegale nederzettingen tot stand komt, en dat de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever en die in Oost-Jeruzalem verder van elkaar gescheiden worden. Het tweede gevolg is dat de Westelijke Jordaanoever feitelijk in tweeën wordt gesplitst.
Het is vanwege die ingrijpende gevolgen dat Israël het plan nooit heeft durven effectueren. De ontruiming van E1, en het vervangen van de lokale bevolking door joodse kolonisten, betekent een ernstige schending van de Geneefse Conventies en komt neer op een oorlogsmisdaad. Als bezetter heeft Israël juist de plicht om de onder bezetting levende bevolking te beschermen.
In het Trump-tijdperk heeft Israël echter alle gêne laten varen. In mei verklaarde het Israëlische Hooggerechtshof de etnische zuivering van Khan al-Ahmar legaal op grond van het feit dat de inwoners voor hun woningen niet over (Israëlische) vergunningen beschikken. Dat laatste kan kloppen: dergelijke vergunningen worden aan niet-joden namelijk vrijwel nooit verstrekt.
Woensdag kwam het bij de Israëlische inval in het dorp tot een botsing tussen Israëlische ‘veiligheidstroepen’ en de bewoners van Khan al-Ahmar en hun sympathisanten. Daarbij raakten 35 Palestijnen gewond en werden elf personen gearresteerd vanwege verzet of het gooien met stenen.
De inval leidde ook tot een nieuwe serie van officiële protesten, met name van de Verenigde Naties, de Europese Unie en een vijftal lidstaten. Donderdag bezochten diplomaten uit Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Italië, Zweden, Noorwegen, Denemarken, Finland, België, Zwitserland, Duitsland, Spanje en Ierland het bedreigde dorp. Nederlandse diplomaten schitterden door afwezigheid.
Centraal in het Europese protest staat de notie dat de Israëlische plannen een definitief einde maken aan de tweestatenoplossing, die in de jaren negentig onder de Oslo-akkoorden overeen werd gekomen. Dat Europese standpunt getuigt van grote naïviteit: de tweestatenoplossing is door de agressieve Israëlische kolonisering al onmogelijk geworden – een ontwikkeling die door Europa 25 jaar lang is gedoogd.
Palestijnse bewoners van Khan al-Ahmar vragen zich dan ook vooral af wanneer de EU werkelijk in actie komt om hen te beschermen. ‘Komen jullie hier met ons meehuilen, of gaan jullie dit keer je bondgenoot in toom houden?’, luidt hun simpele vraag. Er bestaat geen twijfel over dat de bewoners van Khan al-Ahmar zich niet laten deporteren, en zullen blijven terugkeren naar hun land.
Op donderdagavond grepen de Palestijnen een laatste juridische strohalm. Zij verzochten het Israëlische Hooggerechtshof de sloop van het dorp stil te leggen totdat de Israëlische staat zich heeft uitgesproken over het verlenen van een vergunning aan de huidige Palestijnse bewoners. Tot dusver heeft de staat die voor de hand liggende optie niet behandeld. Het Hooggerechtshof geeft de staat tot 11 juli de tijd dat alsnog te doen; tot dat moment dient de sloop te worden stilgelegd.
Tekenend voor het Israëlische discours was de reactie van parlementsvoorzitter Yuli Edelstein op het Europese protest. Volgens hem komt Europa alleen in actie als in bezet Palestina een Palestijns dorp wordt afgebroken, maar niet als daar door Israël een ‘joodse gemeenschap’ wordt ontruimd. Wat Edelstein vergat te vermelden is dat alle joodse gemeenschappen (‘nederzettingen’ en ‘buitenposten’) in Palestina illegaal zijn onder internationaal recht.
De bevolking van het E1-gebied bestaat hoofdzakelijk uit Palestijnse bedoeïenen, die in de jaren vanaf 1947 door Israël werden verdreven uit de Naqab-woestijn (Negev) om plaats te maken voor joodse kolonisten. Nu overkomt dat hen opnieuw. Israël is van plan hen te deporteren naar het dorpje Al-Jabal, aan de rand van de plaats Abu Dis, waar zij naast een immense vuilnisbelt komen te leven.
Khan al-Ahmar is een van de vele bedoeïenengemeenschappen in het gebied, die alle in hun voortbestaan worden bedreigd. Al jaren wordt de lokale bevolking het leven onmogelijk gemaakt, onder andere door de sloop van scholen. Sinds 1 juli heeft Israël de sloop van de bedoeïenengemeenschappen geïntensiveerd. Alleen al in het dorp Abu Nuwar werden 19 bouwwerken gesloopt, waaronder negen woonhuizen.
Ook de internationale protesten tegen Israëls politiek van sloop en verdrijving zijn geïntensiveerd. In juni spraken driehonderd prominenten, onder wie Nederlanders als Arnon Grunberg, Dries van Agt en Liesbeth Zegveld, zich in de Israëlische krant Haaretz uit tegen de dreigende zuivering van Khan al-Ahmar en andere Palestijnse dorpen.