Op 7 oktober was het kabinet aanwezig bij de herdenking van 1.200 Israëlische slachtoffers van het Hamas-geweld. Een week later werd de herdenking van 17 duizend door Israël gedode Palestijnse kinderen gemeden. De onverschilligheid voor Palestijnse levens is stuitend.
Op dinsdag 15 oktober vond bij de Palestijnse missie (ambassade) in Den Haag een bijeenkomst plaats ter nagedachtenis van de 17 duizend Palestijnse kinderen die sinds 7 oktober 2023 door Israël in de Gazastrook zijn gedood. Dit onvoorstelbare aantal vraagt om zowel betrokkenheid, als om initiatief om verder bloedvergieten te voorkomen.
Het kabinet was uitgenodigd, maar liet het compleet afweten. Die afwezigheid illustreert hoezeer het Palestijnse levens als minderwaardig beschouwt. Ook Ramsey Nasr concludeerde dat eerder deze week in de talkshow Bar Laat.
Op 7 oktober was premier Dick Schoof, samen met ministers en fractievoorzitters, namelijk wél aanwezig bij een herdenking in de synagoge van Amsterdam van de slachtoffers van de Hamas-aanval van een jaar eerder. Daar werd door de aanwezigen plechtig de gelofte van ‘nooit meer’ afgelegd. Acht dagen later kon die de prullenbak in toen hetzelfde kabinet niet eens de moeite nam om de Palestijnse slachtoffers te herdenken.
De herdenking van de Palestijnse missie stond in het teken van kinderen. Zij betalen de prijs voor die onverschilligheid en dubbele moraal van de internationale gemeenschap. Die heeft de plicht om de levens en rechten van kinderen te beschermen, maar laat dat na. Zo kan het dat circa een miljoen kinderen in Gaza al ruim een jaar zijn blootgesteld aan gruwelijk geweld.
Volgens de twee maanden geleden aangetreden Palestijnse ambassadeur, Ammar Hijazi, is Gaza een ‘hel op aarde’. Dat is volgens hem te wijten aan het schandelijke falen van de internationale gemeenschap – zoals bij het naleven van het internationaal recht. Hijazi wees op het overweldigende bewijs van voortdurende mensenrechtenschendingen, en de straffeloosheid waarmee Israël desondanks zijn gang kan blijven gaan.
Het kabinet wilde dat niet aanhoren. Het was wel degelijk uitgenodigd, maar bleef weg. Dinsdag jl. vroeg D66-Kamerlid Jan Paternotte nog aan premier Schoof of hij de uitnodiging zou aannemen. Schoof zou die welwillend ontvangen, zei hij, maar op de dag zelf bleef hij thuis. Ook minister van Buitenlandse Zaken Caspar Veldkamp (NSC) was nergens te bekennen. Wél aanwezig waren de oppositiepartijen GroenLinks-PvdA, Volt en DENK, alsmede drie ambtenaren.
De afwezigheid van het kabinet staat niet op zichzelf, maar past in een patroon. Nog geen week eerder vond de 42e sit-in van ambtenaren plaats. Daarvoor werd minister Veldkamp uitgenodigd, om uit handen van voormalig minister Jan Pronk een boek in ontvangst te nemen waarin ambtenaren hun zorgen over het Gazabeleid van het kabinet uiten. Veldkamp ontkende aanvankelijk de uitnodiging te hebben ontvangen, maar zijn woordvoerder moest later toegeven dat het ministerie wel degelijk op de hoogte was. Zijn afwezigheid was een bewuste keuze.
Bij de Palestijnse missie sprak Gerard Jonkman van The Rights Forum als Nederlandse burger zijn schaamte uit over de houding van het kabinet: ‘Wanneer stopt de medeplichtigheid van onze overheid? Wanneer zullen Palestijnse levens er écht toe doen?’ De afwezigheid van het kabinet maakte deze vragen des te schrijnender, en benadrukte het ontbreken van een moreel kompas.
Dit te meer daar de herdenking zich specifiek richtte op de gedode kinderen. Hun lijden is geen politiek spel, maar vraagt om onmiddellijke actie. Erken het leed van de Palestijnse kinderen; erken hun bestaan. Bij de Palestijnse missie werden aangrijpende foto’s van de Hope Foundation getoond, waarop kinderen in Gaza hun trauma’s uiten door middel van tekeningen – kunstwerken van verdriet en verlies die diepe indruk maken.
Ze hadden Schoof en de leden van zijn kabinet een spiegel voorgehouden: kijk, dit zijn de gevolgen van jullie onverschilligheid. Maar zij verkozen om het Palestijnse leed niet onder ogen te komen.