Bepalen of Israëls aanval op Iran het internationaal recht schendt, is een ‘academische exercitie’, vindt minister Veldkamp van Buitenlandse Zaken. En GroenLinks-PvdA wil een algeheel wapenembargo tegen Israël. Dat zijn de belangrijkste conclusies na twee Kamerdebatten gisteren en vanochtend.
GroenLinks-PvdA wil de levering van onderdelen voor de Israëlische luchtafweerverdediging – de zogeheten Iron Dome – stopzetten en vindt het tijd voor een algeheel wapenembargo. Dat zei Tweede Kamerlid Kati Piri vandaag in een commissiedebat.
Eerder was GroenLinks-PvdA alleen voor het stopzetten van de export van offensieve wapens naar Israël, maar niet die van defensieve. De partij stemde afgelopen april nog tegen een motie om een algeheel wapenembargo in te stellen tegen Israël. Alleen de partijen DENK, SP en de Partij voor de Dieren waren daar toen voor.
Maar voor GroenLinks-PvdA is de situatie nu veranderd. ‘Israël is op dit moment de agressor. Als Israël slachtoffer zou zijn, hebben we een andere discussie’, zei Piri in verwijzing naar de Israëlische aanval op Iran. De Iron Dome heeft Israël in staat gesteld Iran eenzijdig en zonder aanleiding aan te vallen, een schending van internationaal recht. En daarmee vervalt het onderscheid tussen defensief en offensief, beargumenteerde Piri.
Demissionair minister Caspar Veldkamp van Buitenlandse Zaken (NSC) zei dat hij niet van plan was om de levering van onderdelen van de Iron Dome stop te zetten.
Overigens is het demissionaire Nederlandse kabinet óók voorstander van de levering van offensieve wapens aan Israël. Het stopte de uitvoer van F-35-onderdelen naar Israël alleen nadat de rechter dit bepaalde, en ging vervolgens tegen die uitspraak in cassatie. Ondanks dat de Hoge Raad al in november 2024 het advies kreeg van de procureur-generaal om de cassatie van de staat te verwerpen, laat een definitieve uitspraak in deze zaak nog op zich wachten.
Israël gebruikt F-35-straaljagers veelvuldig bij bombardementen op Gaza, Libanon en Syrië, en nu dus ook Iran. Tal van onderzoekers, VN-experts en mensenrechtenorganisaties zijn tot de conclusie gekomen dat deze bombardementen op Gaza onderdeel uitmaken van een genocidale campagne, gericht op de gehele of gedeeltelijke vernietiging van het Palestijnse volk.
Onder het Genocideverdrag heeft Nederland de plicht om binnen zijn mogelijkheden actie te ondernemen om genocide te voorkomen. Twee juridische experts zeiden eerder deze maand dat deze plicht in feite inging op het moment dat het Internationaal Gerechtshof in januari 2024 een risico op genocide vaststelde in Gaza. Nederland voldoet dus al bijna anderhalf jaar niet aan zijn plicht.
Marieke de Hoon, universitair hoofddocent internationaal strafrecht aan de Universiteit van Amsterdam, riep de Nederlandse regering op concrete actie te ondernemen in lijn met het Genocideverdrag, zoals ‘het aansluiten bij de genocidezaak van Zuid-Afrika, het stoppen met de wapenexport naar Israël en de wapenimport uit Israël, en sancties en handelsbeperkingen’.
In het debat werd ook Veldkamp gevraagd naar de verplichtingen van Nederland als ondertekenaar van het Genocideverdrag. Veldkamps standpunt kwam erop neer dat Nederland wel degelijk actie onderneemt, omdat het sinds deze week een Zweeds voorstel voor sancties tegen twee Israëlische ministers steunt. De reden hiervoor zijn de uitspraken van deze ministers over het uitbreiden van illegale nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever en over ‘de volledige vernietiging’ van Gaza.
Maar het probleem is dat deze uitbreiding van nederzettingen niet alleen het stokpaardje is van deze twee ministers, maar al jaren, zo niet decennia, het beleid is van de gehele Israëlische regering. En genocidale uitspraken over Gaza zijn net zo goed door andere ministers, inclusief premier Benjamin Netanyahu en de Israëlische president Yitzhak Herzog gedaan. Hier slechts twee ministers sancties voor opleggen, komt eerder over als een afleidingsmanoeuvre dan daadwerkelijk consistent beleid in lijn met het internationaal recht. Zaken als het stoppen van wapenexport naar en -import uit Israël wil Veldkamp sowieso niet overwegen.
Ook in het Tweede Kamerdebat gisteravond werd gesproken over Nederlandse verplichtingen onder het Genocideverdrag. VVD-Kamerlid Thom van Campen (VVD) ging hierin zo ver dat hij niet wilde erkennen dat er een reële dreiging van genocide bestaat in Gaza, terwijl dat anderhalf jaar geleden al is vastgesteld door het Internationaal Gerechtshof.
Meerdere Kamerleden van de SP, Denk en PvdD vroegen Veldkamp stelling te nemen over de Israëlische aanval op Iran. Maar hij bleef slechts herhalen dat Nederland het ‘betreurt dat Israël zich genoodzaakt voelde Iran aan te vallen’.
Dat deze aanval internationaal recht schendt, is niet aan twijfel onderhevig. Zo’n aanval had alleen juridische basis kunnen hebben met goedkeuring van de VN Veiligheidsraad of als zelfverdediging. Van beide gevallen was geen sprake. Israël zelf noemt het een ‘preventieve aanval’ – een term die het land constant gebruikt om bombardementen op buurlanden te rechtvaardigen–, maar ook dat is een rookgordijn.
Van een preventieve aanval kan alleen sprake zijn als er een duidelijke, acute dreiging is van een directe aanval van de andere partij, en die dreiging was er niet. Iran was in onderhandelingen met de VS over het atoomprogramma. Bovendien is het land niet bezig met het maken van een kernbom – en zelfs als het dat al wilde, zou het nog jaren duren voor het dat kon bewerkstelligen, blijkt uit Amerikaanse inlichtingen. Ook het hoofd van het Internationaal Atoomagentschap (IAEA), dat Irans kernprogramma controleert, heeft gezegd dat er geen aanwijzingen zijn dat Iran aan een kernbom werkt.
Dat is pijnlijk, want in het debat bleef Veldkamp de dreiging van een Iraanse atoombom aanhalen als rechtvaardiging voor Israëls aanval. En hij ging nog verder: hij stelde dat Iran niet alleen voor Israël een bedreiging is, maar ook voor Europa. Hij voegde daaraan toe dat onderhandelingen de beste manier zijn om Iran kernwapenvrij te houden, maar benoemde niet dat Israël met de aanval deze onderhandelingen tussen de VS en Iran heeft opgeblazen. Nota bene de belangrijkste Iraanse onderhandelaar werd bij de eerste aanval van Israël omgebracht.
Veldkamp en de NSC-Kamerfractie weigerden in de debatten te erkennen dat Israëls aanval het internationaal recht schendt. Veldkamp noemde dat slechts een ‘academische exercitie’ die nu ‘van ondergeschikt belang’ was. Daarmee schoof hij in feite het hele internationale recht terzijde als leidend handvest voor internationale politiek.
Internationaal recht is namelijk geen academische exercitie, het zijn de spelregels die staten met elkaar hebben afgesproken over hoe met elkaar om te gaan. Het blijkt maar weer eens dat wanneer het Israël uitkomt, deze spelregels opeens overboord mogen van het Nederlandse kabinet. Veldkamp is een NSC-minister, een partij die zegt voor rechtstatelijkheid te staan. Daarmee is zijn achteloosheid richting internationaal recht op zijn minst opmerkelijk te noemen.
De conclusie na twee debatten: het Nederlandse kabinet blijft pal achter Israël staan, of het nu aankomt op de genocide in Gaza, de illegale bezetting van de Westelijke Jordaanoever of de aanval op Iran.