Met onder andere: VN-Mensenrechtenexpert roept op tot internationale actie tegen Israëlische nederzettingen, Israëlische troepen blazen huis van Palestijnse gevangene op, en Tweede Kamer vraagt regering pensioenfondsen tot de orde te roepen.
Michael Lynk, de Speciale VN-rapporteur voor de Mensenrechten in bezet Palestijns gebied, heeft in zijn halfjaarlijkse rapport voor de VN-Mensenrechtenraad uitgebreid stilgestaan bij de illegaliteit en schadelijkheid van de Israëlische kolonies (‘nederzettingen’). Met name het uitblijven van concrete maatregelen vanuit de internationale gemeenschap wordt door Lynk gehekeld.
In zijn rapport onderscheidt Lynk twee belangrijke redenen voor Israël om de kolonisering van Palestijns gebied in stand te houden en uit te breiden. Ten eerste stellen de alsmaar groeiende nederzettingen Israël in staat het bezette Palestijnse gebied onder permanente controle te krijgen. Ten tweede wordt de oprichting van een Palestijnse staat door de nederzettingen onmogelijk gemaakt. De nederzettingen fungeren op deze manier als de motor van de 54 jaar durende Israëlische bezetting van Palestijns gebied, de langst voortdurende bezetting in de moderne wereld.
Precies om een dergelijke situatie te voorkomen besloot de internationale gemeenschap het overbrengen van de eigen bevolking naar bezet gebied door de bezettende mogendheid te verbieden. Dat is onder andere vastgelegd in de Vierde Geneefse Conventie van 1949, en in het Statuut van Rome waarmee in 1998 het Internationaal Strafhof werd opgericht. Volgens Lynk is de illegaliteit van de Israëlische kolonies daarmee een van de meest duidelijke en onomstreden kwesties in het moderne internationale recht en de diplomatie.
Desondanks doet de internationale gemeenschap niets om Israël ter verantwoording te roepen voor zijn koloniseringspolitiek. ‘Het is een tragische paradox dat, hoewel de Israëlische nederzettingen duidelijk verboden zijn onder het internationaal recht, de internationale gemeenschap opmerkelijk terughoudend is geweest om haar eigen wetten te handhaven’, aldus Lynk. De tijd van enkel kritiek leveren op Israëls nederzettingenbeleid is volgens Lynk dan ook voorbij. Nu moet worden ingezet op concrete maatregelen om Israël ertoe te bewegen de kolonisering van Palestijns gebied te staken en terug te draaien.
Om dat doel te bereiken stelt Lynk vijf maatregelen voor. Ten eerste moet de internationale gemeenschap het onderzoek naar de illegaliteit van de Israëlische nederzettingen door de Aanklager van het Internationaal Strafhof ondersteunen. Ten tweede moet Israël worden opgeroepen de nederzettingen volledig te ontmantelen. Ten derde moet een uitgebreid ‘menu’ van verantwoordingsmaatregelen worden ontwikkeld, mocht Israël zijn koloniseringspolitiek niet staken. Daarnaast moet de internationale gemeenschap ervoor zorgen dat Israëlische politieke, militaire en administratieve leiders die verantwoordelijk zijn voor ernstige schendingen van het internationaal recht in de bezette Palestijnse gebieden ter verantwoording worden geroepen. Tenslotte roept Lynk alle VN-lidstaten op om gehoor te geven aan resolutie 465 van de VN-Veiligheidsraad, en Israël geen enkele hulp te verlenen met betrekking tot de nederzettingen.
Het Israëlische leger heeft op 8 juli het huis van Muntaser al-Shalabi opgeblazen. Al-Shalabi wordt ervan verdacht in mei een aanval te hebben uitgevoerd op een Israëlische controlepost in de buurt van Nablus, waarbij een Israëlische kolonist om het leven kwam en twee anderen gewond raakten. Hoewel Al-Shalabi nog niet veroordeeld is, keurde het Israëlische Hooggerechtshof de sloop van zijn huis al bij voorbaat goed. Zijn familie, die vorige week hun bezittingen en meubilair uit het huis hebben gehaald, zijn als gevolg van de sloop dakloos geraakt. Al-Shalabi is een Palestijnse zakenman die ook over een Amerikaans paspoort beschikt.
Israël voert systematisch dergelijke vernielingen van huizen uit op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem, als een vorm van collectieve bestraffing van Palestijnse families van wie familieleden van aanslagen beschuldigd worden. Deze strafmaatregelen worden regelmatig genomen voordat de verdachten veroordeeld zijn, en vaak zelfs voordat de rechtszaken officieel zijn begonnen. Sinds 1967 heeft Israël meer dan tweeduizend huizen van verdachten gesloopt. De families van de verdachten, die meestal niets te maken hebben met de misdaden waarvan de verdachten beschuldigd worden, betalen daarvoor de prijs. De praktijk van collectieve bestraffing is een schending van artikel 53 van de Vierde Geneefse Conventie, die stelt dat ‘elke vernietiging door de bezettende mogendheid van onroerende of persoonlijke eigendommen die individueel of collectief toebehoren aan particulieren […] is verboden, behalve wanneer een dergelijke vernietiging absoluut noodzakelijk wordt gemaakt door militaire operaties.’
De Tweede Kamer heeft op 8 juli een motie van Jasper van Dijk (SP) aangenomen waarin de regering wordt opgeroepen in gesprek te gaan met Nederlandse pensioenfondsen over hun investeringen in bedrijven die actief zijn in de illegale Israëlische kolonies. De tekst van de aangenomen motie luidt:
‘De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat Nederlandse pensioenfondsen beleggen in bedrijven die actief zijn in de illegale nederzettingen in bezet Palestijns gebied; verzoekt de regering in gesprek te gaan met deze beleggers om erop aan te dringen deze investeringen terug te trekken, en gaat over tot de orde van de dag.’
De motie werd met 79 stemmen voor aangenomen. D66, CDA, PvdA, SP, GroenLinks, PvdD, DENK, Volt, BIJ1, en Fractie Den Haan stemden voor.
Het is belangrijk dat de aandacht van de Tweede Kamer weer op de beleggingen van de pensioenfondsen is gevestigd. In april beschreven wij in een artikel hoe Nederlands grootste pensioenfondsen ABP en PFZW nog altijd investeren in bedrijven die betrokken zijn bij de kolonisering van Palestijns gebied. Aan een gebrek aan informatie kan dat niet liggen: de bedrijven waarin deze pensioenfondsen investeren werden begin vorig jaar door de VN-lijst op een ‘zwarte lijst’ gezet. Het Noorse pensioenfonds KLP geeft wat dat betreft het goede voorbeeld. Maandag maakte KLP bekend niet langer te beleggen in zestien bedrijven vanwege hun banden met de Israëlische kolonies op de Westelijke Jordaanoever. PFZW investeert nog altijd in twaalf van deze zestien bedrijven.
Zondagavond is de 31-jarige Suha Jarrar, een toegewijd medewerkster van de Palestijnse mensenrechtenorganisatie Al Haq, overleden. Wij kennen haar als een groot voorvechter voor de rechten van het Palestijnse volk. Zij richtte zich onder meer op gendergerelateerde en klimaatgerelateerde onderwerpen en daarnaast op schendingen van de mensenrechten van Palestijnen in het algemeen. Suha was onder meer een van de sprekers tijdens ons online debat op 4 februari over krimpende maatschappelijk ruimte in het C-gebied van de Westelijke Jordaanoever.
Suha was de dochter van Khalida Jarrar, een vooraanstaand juriste, feministe en bestuurslid van de organisatie Addameer, die bijstand verleent aan Palestijnse gevangenen. In 2006 werd zij als parlementslid verkozen namens het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina (PFLP). In een eerder artikel gingen we in op de gevangenneming van Jarrar, die onderdeel vormde van een brede campagne tegen vermeende PFLP-leden. Afgelopen maart werd Jarrar na een schuldbekentenis veroordeeld tot twee jaar gevangenschap voor haar ‘lidmaatschap van de terroristische organisatie’ PFLP. Voor de veroordeling had zij een jaar zonder aanklacht in een Israëlische gevangenis vastgezeten.
Wij zijn diep geschokt door Suha’s onverwachte overlijden en onze gedachten gaan uit naar haar familie bij het verwerken van dit grote, onverwachte verlies. Wij roepen de Israëlische autoriteiten op haar moeder Khalida in de gelegenheid te stellen afscheid te nemen van haar dochter.
Het Israëlische leger heeft op 7 juli 38 gebouwen in de Bedoeïenengemeenschap Khirbet Humsa gesloopt. Ook namen de Israëlische autoriteiten voedselvoorraden en watervoorzieningen in. Het is al de zevende keer dit jaar dat Khirbet Humsa gesloopt wordt. Een groot deel van de gesloopte of geconfisqueerde bouwwerken was geleverd als humanitaire hulp na een eerdere massale sloopactie in februari 2021. Toen werden in totaal 55 bouwwerken gesloopt of in beslag genomen. Als gevolg van de sloopactie op 7 juli raakten zes Palestijnse gezinnen opnieuw ontheemd. Na de sloop lieten de Israëlische autoriteiten lange tijd geen hulpdiensten toe, en werden de inwoners van het dorp aan hun lot over gelaten in zeer hoge temperaturen. Een dag later dreigde het Israëlische leger hen te arresteren als zij hun land en bezittingen niet onmiddellijk zouden verlaten.
Dezelfde dag werd ook het Bedoeïenendorp Al-Araqib in de Negev/Naqab-woestijn gesloopt. Israëlische soldaten sloopten schuren en confisqueerden de tenten waarin de families overnachten. Het is de 190ste keer dat de Israëlische autoriteiten Al-Araqib met de grond gelijk maken. Telkens keren de bewoners terug om hun gemeenschap opnieuw op te bouwen.
In de Negev/Naqab-woestijn wonen ongeveer 240.000 Palestijnen, van wie de helft in dorpen en bedoeïenenkampen. Sommige van deze dorpen en kampen bestaan al honderden jaren. De Israëlische bezettingsautoriteiten erkennen de eigendomsrechten van de gemeenschappen op het land niet niet, weigeren hen te voorzien van basisvoorzieningen zoals water en elektriciteit, en proberen met alle mogelijke middelen de Palestijnen tot wanhoop te drijven zodat zij vertrekken.
Sinds het begin van het jaar hebben de Israëlische autoriteiten minstens 421 Palestijnse gebouwen gesloopt. Daarvan waren er 130 tot stand gekomen met behulp van buitenlandse financiële steun. Bijna zeshonderd Palestijnen, onder wie meer dan driehonderd kinderen, raakten thuisloos als gevolg van de Israëlische sloopactiviteiten. De cijfers zijn aanzienlijk hoger dan het geval was in dezelfde periode in 2020. Het aantal gesloopte gebouwen in zes maanden is 24 procent hoger dan in de eerste zes maanden van vorig jaar. Het aantal Palestijnen dat ontheemd raakte als gevolg van de sloop is zelfs meer dan 50 procent hoger.
Een groep Israëlische kolonisten heeft in de nacht van 10 op 11 juli een elektriciteitspaal omgezaagd in het dorp Jaloud, ten zuiden van de stad Nablus. Door de paal om te zagen brachten de kolonisten schade toe aan het elektriciteitsnetwerk van het dorp en het omliggende Palestijnse gebied. De aanval zou erop gericht zijn de elektriciteitsvoorziening naar het Palestijnse dorp Khirbet Sarah te vernielen. Khirbet Sarah ligt geïsoleerd tussen twee illegale Israëlische kolonies, Shilu en Shvut Rachel, die op Palestijns land werden gebouwd.
Afgelopen week hebben Israëlische soldaten opnieuw tientallen Palestijnen verwond in de dorpen Beita en Qusra, nabij de stad Nablus op de Westelijke Jordaanoever. De Palestijnen protesteren daar al twee maanden tegen de aanwezigheid van Israëlische kolonisten op de berg Sbeih en tegen een nieuwe illegale buitenpost Evyatar. Het Israëlische leger zet op grote schaal met rubber beklede kogels, traangasgranaten en schokgranaten in tegen de demonstranten, en vuurt scherpe munitie op hen af. Sinds het begin van de demonstraties in Beita hebben Israëlische soldaten minimaal vier Palestijnen gedood en meer dan vijftig Palestijnen verwond. Oren Ziv, een Israëlische journalist, heeft namens +972 Magazine verslag gedaan van de aanhoudende demonstraties. Die reportage is hier in zijn geheel te lezen. Ook Mondoweiss is ter plekke geweest om verslag te doen van de protesten in Beita. De video die de nieuwssite daar maakte is hieronder te zien.
Het Israëlische leger heeft op 7 juli het hoofdkwartier van de Union of Agricultural Work Committees (UAWC) in Ramallah voor zes maanden gesloten. Het leger viel het gebouw binnen en confisqueerde computers en documenten, waarna soldaten de voordeur blokkeerden en een militair bevel op de deur plakten waarin werd aangekondigd dat de sluiting van het gebouw ‘noodzakelijk was om de openbare orde en de veiligheid van het Israëlische leger te handhaven’.
UAWC werd opgericht in 1986, en is één van de belangrijkste agrarische instellingen in Palestina. Rizeq Bargouthi, een lid van de raad van bestuur van de UAWC, zei dat het besluit om het hoofdkantoor te sluiten onderdeel is van een voortdurende aanval van het Israëlische leger op de UAWC. ‘De activiteiten van onze organisatie zijn gericht op landbouw en ons enige motto is “we beschermen ons land en verdedigen onze mensen”, en en dat baart hen zorgen’, aldus Barghouti. UAWC besteedt veel aandacht aan de pogingen van Israël om het leven en werken van Palestijnse boeren in Gebied C onmogelijk te maken. Gebied C is het gebied waarvan Israël in 2020 ook formeel aankondigde dat het een groot deel daarvan wilde annexeren. Een organisatie die aanvallen op Palestijnen in het betreffende gebied bekritiseert komt voor de bezettende macht Israël dan uiteraard niet erg gelegen. Het hoofdkantoor van UAWC waar Israël de inval deed bevond zich overigens in Gebied A, het gebied waarvan civiel bestuur en veiligheid geacht worden in handen te zijn van de Palestijnse Autoriteit.
De Israëlische actie tegen UAWC volgt op een eerdere actie tegen de Health Workers Committees (HWC). Op 9 juni werd ook het kantoor van HWC door Israël binnengevallen en voor 6 maanden gesloten. Naar aanleiding daarvan riep Amnesty International de Israëlische autoriteiten op de sluiting onmiddellijk ongedaan te maken. Met name omdat de diensten van HWC cruciaal zijn voor de Palestijnse bevolking, en omdat Israël als bezettende macht de plicht heeft de rechten van de bezette bevolking te beschermen, inclusief het recht op gezondheidszorg. Tevens gaf Amnesty toen al aan dat de aanval op HWC onderdeel is van een grootschalige aanval door Israël op Palestijnse maatschappelijke organisaties.